Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Bevoegdheid rechtbank, uithuisplaatsing andere gezagouder, niet appellabel, belang diverse verzoeken vervallen.

Uitspraak



GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht

Uitspraak: 7 juli 2011

Zaaknummer: HV 200.086.572/01

Zaaknummer eerste aanleg: 229183 JE RK 10-2303

in de zaak in hoger beroep van:

[X.]

wonende te [woonplaats],

appellante,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. P.A. de Lange,

tegen

Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant,

gevestigd te Breda,

verweerster,

hierna te noemen: de stichting.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Breda van 4 februari 2011.

2. Het geding in hoger beroep

2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 mei 2011, heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en verzocht de verzoeken van de stichting alsnog af te wijzen en haar verzoeken alsnog toe te wijzen.

2.2. Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 mei 2011, heeft de stichting verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en voormelde beschikking in stand te laten.

2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 juni 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- de moeder, bijgestaan door mr. P.A. de Lange;

- de heer [Y.] (hierna: de vader);

- de stichting, vertegenwoordigd door mevrouw V. van As en mevrouw W.C.J. Willemsen.

2.3.1. De Raad voor de Kinderbescherming is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- de (aankruis)brief met bijlage van de stichting d.d. 16 mei 2011;

- de faxbrief met bijlage van de stichting d.d. 15 juni 2011.

2.4.1. De vader heeft het hof een brief met bijlagen gestuurd. Het hof heeft van die brief geen kennis genomen, nu deze in strijd met artikel 362 juncto de artikelen 282 en 278 Rv niet door tussenkomst van een advocaat is ingediend.

3. De beoordeling

3.1. Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader is geboren:

- [zoon] (hierna: [Z.]), op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats].

3.2. [Z.] staat sinds 5 februari 2009 onder toezicht van de stichting. [Z.] is op grond van een daartoe strekkende machtiging sinds 5 februari 2009 uit huis geplaatst. Hij heeft vanaf die datum in verschillende pleeggezinnen verbleven. Op 13 november 2009 is [Z.] bij de vader geplaatst.

3.3. Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking, heeft de rechtbank, de ondertoezichtstelling van [Z.] met een jaar verlengd tot 5 februari 2012 en de aan de stichting verleende machtiging verlengd om [Z.] met ingang van 5 februari 2011 tot uiterlijk 5 februari 2012 uit huis te plaatsen bij de vader.

3.4. De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

Bevoegdheid rechtbank Breda

3.5.1. De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, aan dat de bestreden beschikking is gewezen door een niet bevoegde rechter. Niet de rechtbank Breda, maar de rechtbank Zutphen was bevoegd, aldus de moeder. Zij wijst erop dat nu [Z.] feitelijk bij de vader in Nunspeet verblijft, de woonplaats van [Z.] aldaar is. Op grond van artikel 265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in samenhang met artikel 1:12, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is dan de rechtbank Zutphen bevoegd.

Dat het hoofdverblijf op grond van een rechterlijke beschikking bij de moeder is bepaald, maakt dit niet anders. Door anders te overwegen, miskent de rechtbank in de bestreden beschikking het dwingendrechtelijke karakter van de regeling. De rechtbank heeft aldus, door in strijd te handelen met dwingendrechtelijke wetsbepalingen en zonder deugdelijk onderzoek, gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van een goede procesorde. Een en ander moet leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking, aldus de moeder.

3.5.2. Het hof overweegt als volgt.

De rechtbank heeft de moeder niet gevolgd in haar betoog dat de rechtbank Breda niet bevoegd zou zijn kennis te nemen van het verzoek van de stichting tot verlenging van ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [Z.].

De rechtbank acht zich, verwijzend naar de artikelen 265 Rv en 1:12, lid 1, BW, bevoegd van het verzoek kennis te nemen. Daartoe oordeelt de rechtbank doorslaggevend dat de hoofdverblijfplaats van [Z.] bij de moeder is bepaald en er geen sprake is van een vrijwillige uithuisplaatsing door de moeder bij de vader.

Dat [Z.] op grond van de machtiging tot uithuisplaatsing het werkelijk verblijf bij de vader heeft, maakt dit niet anders, aldus de rechtbank.

3.5.3. Het hof overweegt dat tegen dit oordeel geen hoger beroep openstaat.

Ingevolge artikel 270, lid 3, Rv is - onder meer - tegen de beslissing waarbij een betwisting van bevoegdheid wordt verworpen geen hogere voorziening toegelaten.

Hoewel dit niet nadrukkelijk ter zitting van het hof aan de orde is geweest, stelt het hof thans vast dat de moeder op grond van deze bepaling in beginsel niet-ontvankelijk is voor zover haar beroep tegen dit oordeel van de rechtbank is gericht.

3.5.4. Conform vaste jurisprudentie kan dit verbod worden doorbroken onder meer als de beschikking tot stand is gekomen met schending van fundamentele rechtsbeginselen.

Voor zover de moeder een beroep doet op doorbreking van het appelverbod, overweegt het hof dat het betoog van de moeder in wezen ertoe strekt dat de rechtbank zonder deugdelijk onderzoek de onderhavige artikelen (verkeerd) heeft toegepast hetgeen een schending oplevert van de fundamentele beginselen van een goede procesorde.

Het hof overweegt dat de wijze van toepassing van de onderhavige artikelen geen doorbreking van het appelverbod van artikel 270, lid 3, Rv rechtvaardigt, terwijl de rechtbank voldoende onderzoek heeft gedaan, waarbij wordt verwezen naar r.o. 3.5.2.

De moeder is derhalve in zoverre niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep.

Ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing c.a.

3.6.1. De moeder kan zich niet vinden in de verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging uithuisplaatsing. In dit verband verzoekt zij [Z.] te laten horen en een bijzondere curator en onafhankelijk deskundige te benoemen.

3.6.2. Het hof overweegt als volgt.

Bij beschikking van 15 juni 2011 heeft de rechtbank Breda, voor zover van belang, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat het gezag over [Z.] voortaan alleen toekomt aan de vader. Voorts heeft de rechtbank - onder wijziging in zoverre van een eerdere beschikking van de rechtbank Zutphen - bepaald dat [Z.] zijn hoofdverblijf heeft bij de vader.

3.6.3. Het hof overweegt dat als gevolg van bovengenoemde beschikking van de rechtbank Breda, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en daarmee direct van kracht is, het verblijf van [Z.] bij de vader niet langer is gebaseerd op de machtiging uithuisplaatsing. Daarmee is de bij de bestreden beschikking verleende machtiging uithuisplaatsing van [Z.] bij de vader uitgewerkt.

Gelet hierop heeft de moeder geen belang meer bij een inhoudelijke behandeling van het door haar ingestelde beroep tegen de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing.

Haar beroep dient dan ook op die grond in zoverre te worden afgewezen.

3.6.4. Wat de verlenging van de ondertoezichtstelling betreft overweegt het hof als volgt.

Op grond van het bepaalde in artikel 806 lid 1 Rv kan onder meer door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt, alsook door andere belanghebbenden beroep worden ingesteld van een beschikking in zaken betreffende het personen- en familierecht.

Op grond van het bepaalde in artikel 798 lid 1 Rv wordt in zaken betreffende het personen- en familierecht - geen scheidingszaken zijnde - onder “belanghebbende” verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft.

3.6.5. Een ondertoezichtstelling is erop gericht de minderjarige en de met het gezag belaste ouder hulp en steun te bieden teneinde de bedreiging van de zedelijke of geestelijke belangen of de gezondheid van de minderjarige af te wenden. Bij een ondertoezichtstelling kunnen schriftelijke aanwijzingen worden gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige, welke de met het gezag belaste ouder en de minderjarige dienen op te volgen. Als gevolg van een ondertoezichtstelling wordt het ouderlijk gezag beperkt.

De moeder heeft, nu zij thans niet meer met het gezag over [Z.] is belast, geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het door haar ingestelde beroep tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling van [Z.].

Haar verzoek in hoger beroep dient ook op dit onderdeel om die reden te worden afgewezen.

3.6.6. Gelet op het bovenstaande heeft de moeder evenmin nog belang bij de behandeling van haar verzoeken om [Z.] te horen en om een bijzondere curator en onafhankelijk deskundige te benoemen. Deze verzoeken zijn immers gedaan met het oog op de verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging uithuisplaatsing, waar de moeder zich niet in kan vinden.

Deze verzoeken dienen derhalve eveneens te worden afgewezen.

Vervanging gezinsvoogdij-instelling

3.7.1. De moeder verzoekt om de stichting te vervangen door een andere gezinsvoogdij-instelling.

3.7.2. Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat dit verzoek van de moeder moet worden afgewezen. De rechtbank heeft echter verzuimd dit oordeel in het dictum vast te leggen.

3.7.3. Op grond van de beschikking van de rechtbank Breda van 15 juni 2011 is de juridische situatie echter gewijzigd.

Ingevolge artikel 1:254, vijfde lid, van het BW, voor zover van belang, kan de kinderrechter de stichting die het toezicht heeft op verzoek van de met het gezag belaste ouder vervangen.

Nu de moeder niet meer met het gezag over [Z.] is belast heeft zij geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling door het hof.

Op die grond dient het verzoek van de moeder te worden afgewezen.

Omgangs- en contactregeling

3.8.1. De moeder verzoekt voorts om een omgangs- en contactregeling vast te stellen.

3.8.2. Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat dit verzoek van de moeder moet worden afgewezen.

De moeder heeft ook in hoger beroep geen schriftelijke aanwijzing van de stichting overgelegd die vervallen verklaard zou kunnen worden.

Het hof volgt de moeder niet in haar stelling dat haar verzoek naar haar aard de intrekking van elke aanwijzing of andere maatregel omvat, waarvan de rechtbank de bevoegdheid toekomt daar wijziging in te brengen.

Nu de rechtbank verzuimd heeft dit oordeel in het dictum vast te leggen in de vorm van een afwijzing van het verzoek, zal het hof dit alsnog doen.

3.8.3. Voor zover het verzoek van de moeder - nu zij niet meer met het gezag is belast en de stichting haar dus geen schriftelijke aanwijzing meer kan geven - zou moeten worden aangemerkt als een verzoek om een omgangsregeling als bedoel in artikel 1:377 a BW, dient dit verzoek te worden afgewezen omdat de moeder daartoe de vader in een procedure dient te betrekken en een dergelijk verzoek niet in het kader van een procedure tot verlenging van een ondertoezichtstelling gedaan kan worden.

Informatieregeling

3.9. De moeder verzoekt een informatieregeling vast te stellen.

Het hof stelt vast dat de rechtbank Breda inmiddels in de beschikking van 15 juni 2011 - uitvoerbaar bij voorraad - een uitgebreide informatieregeling aan de vader heeft opgelegd. De moeder heeft derhalve reeds om die reden geen belang meer bij haar verzoek

3.10. Gelet op het vorenstaande zal het hof beslissen als volgt.

4. De beslissing

Het hof:

verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Breda van 4 februari 2011 voor zover dat betrekking heeft op de bevoegdheid van de rechtbank kennis te nemen van het verzoek van de stichting tot verlenging van ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing;

wijst voor het overige af de verzoeken in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Breda van 4 februari 2011.

Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R. Everaars-Katerberg, M.C. van Dijkhuizen en E.N. van der Spoel en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature