Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Ontslag op staande voet. Weigering WW-uitkering .Verwijtbaar werkloos. Herhaalde aanvraag. Geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden.

Uitspraak



10/4863 WW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 18 augustus 2010, 09/8720 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 13 juli 2011.

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M. Spek, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2011. Appellant en mr. Spek zijn verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. de Rooy-Bal.

II. OVERWEGINGEN

1.1. Naar aanleiding van een ontslag op staande voet in verband met een gestelde diefstal of verduistering van geld uit koffieautomaten bij zijn werkgever, heeft appellant op

18 juni 2009 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd. Bij besluit van 2 juli 2009 heeft het Uwv de uitkering met ingang van 19 juni 2009 blijvend en geheel geweigerd omdat appellant verwijtbaar werkloos is geworden in de zin van artikel 24, tweede lid, aanhef en onder a, van de WW . Appellant heeft tegen dat besluit geen rechtsmiddelen aangewend.

1.2. Appellant heeft op 11 september 2009 nogmaals een aanvraag om een WW-uitkering betreffende zijn werkloosheid per 19 juni 2009 ingediend. Appellant heeft er daarbij op gewezen dat de werkgever het ontslag op staande voet had ingetrokken en dat de kantonrechter bij beschikking van 9 september 2009 het dienstverband op

10 september 2009 had ontbonden.

2. Bij besluit van 8 oktober 2009 heeft het Uwv de gevraagde WW-uitkering wederom geweigerd. Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 7 december 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard. Onder verwijzing naar artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat de beschikking van de kantonrechter van 9 september 2009 geen aanleiding vormt om terug te komen van het besluit van 2 juli 2009. Daarnaast heeft het Uwv aangegeven om welke reden is geconcludeerd dat aan de werkloosheid van appellant per 19 juni 2009 een dringende reden in de zin van artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek ten grondslag ligt en dat appellant ter zake een verwijt kan worden gemaakt.

3. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak is dat beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij het standpunt van het Uwv onderschreven dat de ontbindingsbeschikking van 9 september 2009 geen aanleiding had behoren te zijn om het besluit van 2 juli 2009 te herzien. De rechtbank wees er daarbij op dat de beschikking van de kantonrechter niet is terug te voeren op nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden maar dat deze uitsluitend berust op een andere waardering van de reeds bekende feiten en omstandigheden.

4. Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat met de ontbindingsbeschikking wel sprake is van een nieuw feit, namelijk dat de werkgever de gestelde diefstal of verduistering niet aannemelijk heeft kunnen maken. Appellant heeft er voorts op gewezen dat hij gelet op een brief van de officier van justitie van 9 september 2010 terzake van de diefstal of verduistering niet zal worden vervolgd wegens het ontbreken of onvoldoende aanwezig zijn van bewijs terwijl hem rond oktober 2010 niet langer de toestemming wordt onthouden om in de beveiligingsbranche werkzaam te zijn.

5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

5.1. Artikel 4:6, eerste lid, van de Awb bepaalt dat, indien na een geheel of gedeeltelijke afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag is gedaan, de aanvrager gehouden is nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Blijkens rechtspraak van de Raad is een bestuursorgaan in het algemeen bevoegd om, na een eerdere afwijzing, een herhaalde aanvraag inhoudelijk te behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen. Het bepaalde in artikel 4:6 van de Awb staat daaraan niet in de weg. Indien het bestuursorgaan met gebruikmaking van deze bevoegdheid de eerdere afwijzing handhaaft, kan dit echter niet de weg openen naar een toetsing als betrof het een oorspronkelijk besluit. Een dergelijke toetsing zou zich niet verdragen met de dwingendrechtelijk voorgeschreven termijn(en) voor het instellen van rechtsmiddelen in het bestuursrecht. Gelet hierop dient de bestuursrechter in zulk een geval uit te gaan van de oorspronkelijke afwijzing en zich in beginsel te beperken tot de vraag of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden en, zo ja, of het bestuursorgaan daarin aanleiding had behoren te vinden om het oorspronkelijke besluit te herzien.

5.2. Appellant heeft ter ondersteuning van zijn herhaalde aanvraag gewezen op de ontbindingsbeschikking van 9 september 2009. Deze beschikking is geen nieuw feit in de zin van artikel 4:6, eerste lid, van de Awb . De feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het ontslag op staande voet op 18 juni 2009 zijn immers niet veranderd. De beschikking bevat slechts een andere waardering van die reeds bekende feiten en omstandigheden.

5.3. Ter zitting heeft appellant erkend dat het sepot ten aanzien van de verduistering of diefstal en de mogelijkheid om thans in de beveiligingsbranche werkzaam te zijn, feiten of omstandigheden betreffen die niet aan de aanvraag van 11 september 2009 ten grondslag hebben gelegen en die eerst na het bestreden besluit bekend zijn geworden. Hiervan uitgaande kan niet worden geoordeeld dat het Uwv niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel. Ten overvloede wordt er op gewezen dat de strafrechtelijke beoordeling die aan het sepot ten grondslag ligt, niet gelijk is aan de bestuursrechtelijke beoordeling van de feiten en omstandigheden die aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd.

5.4. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.

6. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en J. Riphagen en B. Barentsen als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2011.

(get.) H.G. Rottier.

(get.) T.J. van der Torn.

RK


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature