Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Ontvankelijkheid minderjarige, vertegenwoordigd door een ouder machtiging uithuisplaatsing.

Uitspraak



GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht

Uitspraak: 6 juli 2011

Zaaknummer: HV 200.085.352/01

Zaaknummer eerste aanleg: 223792/JE RK 10-2607MZ01

in de zaak in hoger beroep van:

[X.],

wonende te [woonplaats],

appellant,

hierna te noemen: [X.],

advocaat: mr. C.J.M. van Gruijthuijsen-van Gent,

tegen

Raad voor de Kinderbescherming,

Regio Noord en Zuidoost-Brabant, locatie ‘s-Hertogenbosch,

verweerder,

hierna te noemen: de raad.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 14 januari 2011.

2. Het geding in hoger beroep

2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 april 2011, heeft [X.], in deze vertegenwoordigd door de heer [Y.] (hierna te noemen: de vader) als zijn wettelijk vertegenwoordiger, verzocht, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de termijn van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [X.] zal eindigen met ingang van de datum van onderhavige beschikking.

2.2. Bij verweerschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 29 april 2011, heeft Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant (hierna te noemen: de stichting) verzocht het hoger beroep van de vader af te wijzen en voormelde beschikking in stand te laten.

2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 juni 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- [X.], bijgestaan door mr. C.J.M. van Gruijthuijsen-van Gent;

- de vader;

- mr. I. van Dijk-van Oosterhout, de advocaat van mevrouw [Z.] (hierna te noemen: de moeder);

- de raad, vertegenwoordigd door mr. H. Werger;

- de stichting, vertegenwoordigd door mevrouw M. den Brok (de gezinsvoogdes) en de heer H. van Iersel.

2.3.2. De moeder heeft het hof bericht dat zij niet ter zitting zal verschijnen.

2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 14 januari 2011;

- de brief met één bijlage van de advocaat van [X.] d.d. 30 mei 2011;

- de brief met één bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 31 mei 2011.

3. De beoordeling

3.1. [X.] is geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader.

De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [X.]. [X.] heeft het hoofdverblijf bij de vader.

3.2. Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, [X.] onder toezicht gesteld voor de duur van zes maanden, te weten tot 14 juli 2011.

3.3. [X.] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.

Ontvankelijkheid

3.4. Het hof dient allereerst te oordelen over de ontvankelijkheid van [X.] in het door hem ingestelde hoger beroep.

3.4.1. [X.] heeft zich desgevraagd op het standpunt gesteld dat hij, daarbij wettelijk vertegenwoordigd door zijn vader, zelfstandig in hoger beroep mag komen van de bestreden beschikking. Zijn advocaat heeft daarbij naar voren gebracht dat het gerechtshof Arnhem deze handelwijze toestaat.

3.4.2. De vader heeft gesteld dat hij bewust niet zelf in beroep is gekomen van de bestreden beschikking, maar dat [X.] hier heel stellig over was en dit wel wilde. Als de vader toen had geweten dat dit niet is toegestaan, was hij zelf in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.

3.4.3. De raad heeft aangevoerd dat [X.] als minderjarige niet zelfstandig in hoger beroep mag komen, zodat hij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.

3.4.4. De moeder en de stichting hebben zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

3.5. Het hof overweegt het volgende.

3.5.1. Het hof stelt vast dat [X.] zelfstandig in hoger beroep is gekomen van de bestreden beschikking. Immers, uit de inhoud van het beroepschrift en uit de verklaringen van [X.], zijn advocaat en de vader ter zitting, blijkt dat het de uitdrukkelijke bedoeling van [X.] is geweest om als zelfstandige procespartij op te treden in de procedure in hoger beroep, daarbij vertegenwoordigd door de vader, en dat de vader zelf niet in hoger beroep wenste te komen.

3.5.2. Op grond van artikel 358 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan tegen een beschikking als de onderhavige hoger beroep worden ingesteld door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden.

[X.] was niet de verzoeker en is ook anderszins niet aan te merken als belanghebbende.

Weliswaar heeft de rechtbank [X.] gehoord, maar dat is geschied op grond van artikel 809 Rv , dat bepaalt dat in zaken betreffende minderjarigen de rechter niet beslist dan na de minderjarige van twaalf jaren of ouder in de gelegenheid te hebben gesteld hem zijn mening kenbaar te maken.

Aan een minderjarige komt slechts in nadrukkelijk door de wetgever bepaalde gevallen een eigen zelfstandig recht toe om in hoger beroep te komen van een beschikking. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een verzoek tot opheffing van een ondertoezichtstelling (artikel 1: 256 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek) en bij een machtiging tot uithuisplaatsing in een instelling van gesloten jeugdzorg (artikel 29a lid 2 Wet op de Jeugdzorg).

Ten aanzien van de bij de bestreden beschikking uitgesproken ondertoezichtstelling heeft de wetgever aan de minderjarige die het betreft niet een eigen recht op hoger beroep gegeven.

3.5.3. Anders dan de advocaat van [X.] kennelijk meent, kan aan artikel 1: 245 lid 4 BW , dat bepaalt dat de ouder met gezag de minderjarige vertegenwoordigt in burgerlijke handelingen, zowel in als buiten rechte, niet een recht op hoger beroep worden ontleend.

Dat het gerechtshof Arnhem in zaken als de onderhavige een minderjarige - die in het hoger beroep vertegenwoordigd wordt door zijn of haar wettelijk vertegenwoordiger - wel ontvankelijk zou oordelen, zoals de advocaat van [X.] heeft betoogd, maakt het oordeel van het hof niet anders.

3.6. Het voorgaande leidt ertoe dat [X.] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep.

4. De beslissing

Het hof:

verklaart [X.] niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 14 januari 2011.

Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R. Everaars-Katerberg, M.C. van Dijkhuizen en J.H.J.M. Mertens-Steeghs en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature