Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Vrijspraak voor oplichting, art 326 Sr. De enkele omstandigheid dat verdachte zich in strijd met de waarheid als respectievelijk bonafide lener, huurder of werkgever voordoet levert niet het aannemen van een valse hoedanigheid of een listige kunstgreep of samenweefsel van verdichtsels op in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.

Verder dient het aangaan van een huurovereenkomst voor de verhuurder als 'het verlenen van een dienst' te worden gekwalificeerd. Dit was echter op het tijdstip van het plegen (2006) nog niet opgenomen in de strafbaarstelling van oplichting en is ook niet zo ten laste gelegd.

Bewijsoverwegingen m.b.t. flessentrekkerij, art 326a Sr.

Veroordeling voor flessentrekkerij en valsheid in geschrift - meermalen gepleegd - tot een gevangenisstraf van 24 maanden. Er is rekening gehouden met de redelijke termijn en een periode van Elektronisch Toezicht.

Uitspraak



Gerechtshof Leeuwarden

Sector strafrecht

Parketnummer: 24-001813-08

Uitspraak d.d.: 4 juli 2011

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 4 juli 2008 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1980],

Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 5 januari 2011, 20 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 23 maanden, met aftrek van het voorarrest, en tot toewijzing van de vorderingen van alle benadeelde partijen, met oplegging van schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. J.P. Plasman, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 4 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:

feit 1:

hij in of omstreeks de periode van 9 juni 2004 tot en met 26 september 2006, op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:

- in of omstreeks de periode van 25 februari 2005 tot en met 29 augustus 2005 te [plaats 1] en/of te [plaats 2], bij een bedrijf genaamd [benadeelde 3], een groot aantal staalkabels en hijsgereedschappen en/of

- in of omstreeks de periode van 25 februari 2005 tot en met 30 juni 2005 te [plaats 1] en/of te [plaats 3], bij een bedrijf genaamd [benadeelde 1], een groot aantal stroomtoevoermaterialen en/of hijs- en hefgereedschappen en/of

- in of omstreeks de periode van 27 mei 2005 tot en met 29 december 2005, te [plaats 1] en/of te [plaats 4], bij een bedrijf genaamd [benadeelde 4], een groot aantal hijs- en spanbanden en/of

- in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 januari 2006, te [plaats 1], bij een bedrijf genaamd [bedrijf 2], een groot aantal trussen,

- in of omstreeks de periode van 26 oktober 2005 tot en met 26 januari 2006, te [plaats 1] en/of te [plaats 5], bij een bedrijf genaamd [bedrijf 3] en/of [benadeelde 8], een evenaar, in ieder geval een metalen balk, en/of (een) sjor- en hijsband(en) en/of rondstoppen en/of

- in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 29 juni 2006, te [plaats 1] en/of [plaats 6], bij een bedrijf genaamd [benadeelde 11], een hoeveelheid kleding en/of schoeisel en/of (een) helm(en) en/of (een) handschoen(en) en/of (een) veiligheidsbril(len) en/of

- in of omstreeks de periode van 25 maart 2005 tot en met 16 juni 2005, te [plaats 1], bij een bedrijf genaamd [benadeelde 6], onder meer (een) elektromonteur koffer(s) en/of (een) fluorlamp(en), in ieder geval een aantal goederen en/of

- in of omstreeks de periode van 13 september 2005 tot en met 30 juni 2006, te [plaats 1] en/of te [plaats 7], bij een bedrijf genaamd [bedrijf 13], een aantal hijs- en hefprodukten en/of

- in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot en met 27 juni 2006, te [plaats 1], bij een bedrijf genaamd [bedrijf 14], (een) spandoek(en) en/of een reclamebord(en) en/of

- in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 4 juli 2006, te [plaats 1], bij een bedrijf genaamd [bedrijf 15], briefpapier en/of visitekaartjes en/of enveloppen en/of vlaggen en/of

- in of omstreeks de periode van 13 januari 2005 tot en met 30 september 2005, te [plaats 1] en/of [plaats 8], bij een bedrijf genaamd [benadeelde 2], een grote hoeveelheid materialen voor wegtransportmiddelen en/of

- in of omstreeks de periode van 9 juni 2004 tot en met 31 december 2004, te [plaats 1] en/of te [plaats 9], bij een bedrijf genaamd [bedrijf 6], een grote hoeveelheid balkklemmen en/of (een) handtakel(s) en/of

- in of omstreeks de periode van 20 december 2004 tot en met 24 maart 2005, te [plaats 1] en/of te [plaats 10], bij een bedrijf genaamd [benadeelde 9], een aantal balkenklemmen en/of hijsbanden en/of kettingen en/of

- in of omstreeks de periode van 1 maart 2005 tot en met 21 augustus 2006, te [plaats 1] en/of te [plaats 11], bij een bedrijf genaamd [bedrijf 8], een aantal visitekaartjes, cd-roms, enveloppen en/of een hoeveelheid papier en/of

- in of omstreeks de periode van 9 februari 2006 tot en met 25 augustus 2006, te [plaats 1] en/of te [plaats 12], bij een bedrijf genaamd [bedrijf 9], een aantal mobiele telefoons en/of

- in of omstreeks de periode van 1 december 2005 tot en met 31 januari 2006, te [plaats 1] en/of te [plaats 13] (Polen), bij een bedrijf genaamd [bedrijf 16], een aantal aluminium verbindingsstukken en/of stalen klemmen en/of verzinkte lijnen,

zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

feit 2:

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 26 september 2006, te [plaats 1], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, na te noemen personen/bedrijven heeft/hebben bewogen tot het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid -

- zich in of omstreeks de periode van 7 februari 2006 tot en met 10 mei 2006, te [plaats 1], ten opzichte van [slachtoffer 1] voorgedaan als (een) bonafide huurder(s), te weten door te zeggen, dat de huurpenningen zouden worden betaald en/of dat alle leveranciers graag zaken wilden blijven doen met verdachte en/of zijn mededader(s) en/of dat verdachte en/of zijn mededader(s) alle rekeningen netjes had betaald en/of

- zich in of omstreeks de periode van 1 februari 2006 tot en met 27 juni 2006, te [plaats 1] en/of te [plaats 14], ten opzichte van [slachtoffer 2] voorgedaan als (een) bonafide lener(s), te weten door te zeggen, dat de lening uiterlijk op 7 maart 2006 zou zijn terugbetaald en/of

- zich in of omstreeks de periode van 1 oktober 2005 tot en met 30 juni 2006, te [plaats 1], ten opzichte van [slachtoffer 3] voorgedaan als (een) bonafide huurder(s), te -weten door te zeggen dat de huurpenningen zoude worden betaald en/of

- zich in of omstreeks de periode van 11 april 2006 tot en met 19 mei 2006, te [plaats 1], ten opzichte van [slachtoffer 4]voorgedaan als (een) bonafide werkgever(s), te weten door te zeggen, dat het salaris aan die [slachtoffer 4] zou worden voldaan en/of

- zich in of omstreeks de periode van 1 februari 2005 tot en met 26 augustus 2006, te [plaats 1], ten opzichte van [slachtoffer 5] voorgedaan als (een) bonafide huurder(s), te weten door te zeggen dat de huurpenningen zouden worden betaald,

waardoor genoemde personen/bedrijven (telkens) werd(en) bewogen tot het aangaan of tenietdoen van bovenomschreven (in)schuld(en), zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

feit 3.

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 26 september 2006, te [plaats 1], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een bankafschrift en/of een pandrechtakte en/of (een) salarisstrookje(s) en/of een arbeidsovereenkomst, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) (onder meer)

- ten aanzien van bankafschrift, genummerd 13, van rekeningnummer [rekeningnummer] bij de [benadeelde 7], (onder meer) een post van 7108,05 euro vermeld, zulks terwijl dit bedrag nimmer is overgemaakt aan [benadeelde 3] en/of

- ten aanzien van bankafschrift, genummerd 19, van bovenvermeld rekeningnummer (onder meer) een post van 7155,24 euro vermeld, zulks terwijl dit bedrag nimmer is overgemaakt aan [benadeelde 1] en/of

- ten aanzien van bankafschrift, nummer onleesbaar, van bovenvermeld rekeningnummer (onder meer) een post van 8.419,93 euro vermeld, zulks terwijl dit bedrag nimmer is overgemaakt aan [benadeelde 4] en/of

- ten aanzien van bankafschriften 16, 22, 28 en 35 van rekeningnummer [rekeningnummer] bij de ING -bank te [plaats 1], telkens een post van 2.846,60 vermeld, zulks terwijl begunstigde [benadeelde 5] deze bedragen nooit of één keer (als salaris) heeft ontvangen en/of

- op (een) salarisstrookje(s) en/of (een) arbeidsovereenkomst (een) onjuist (hoger) bedrag(en) aan salaris vermeld en/of

- op een pandrechtakte, bestemd voor [bedrijf 2] een valse handtekening van een mede vennoot vermeld, althans die pandrechtakte van een valse handtekening voorzien

in ieder geval valselijk gegevens/cijfers en/of vervalste handtekeningen toegevoegd/gewijzigd aan de bankafschriften, arbeidsovereenkomst, pandrechtakten en salarisstrookjes zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.

Het hof overweegt daarbij het volgende in het bijzonder.

Via de bedrijven [bedrijf 10] i.o. en [bedrijf 11] heeft verdachte het onder 1 ten laste gelegde begaan.

In het dossier bevindt zich het Faillissementsverslag d.d. 2 september 2010 van de curator [curator] met betrekking tot de onderneming [bedrijf 10] i.o. In dit faillissementsverslag staat onder meer beschreven dat dit bedrijf in het jaar 2005 een omzet heeft gerealiseerd van € 125.000,--. Verder blijkt dat het crediteurentotaal in 2005 circa

€ 632.000,-- bedroeg.

In de aangifte van mr. [curator] - de eerste curator in faillissementen van verdachte en de bedrijven [bedrijf 10] i.o. en [bedrijf 11] - tegen verdachte staat onder meer het volgende beschreven (aangifte 24 in het dossier):

Ook zijn door verdachte een drietal pandakten afgegeven met betrekking tot inventaris en voorraden, waarbij door hem iedere keer werd verklaard in de pandakte dat sprake was van een eerste pandrecht. Verdachte heeft kennelijk bewust in de twee latere akten een onjuiste verklaring opgegeven met betrekking tot het eerste pandrecht.

[bedrijf 11] is op 17 maart 2006 opgericht en op 14 september 2006 failliet verklaard. De besloten vennootschap [bedrijf 11] kent op dit moment een crediteurenpositie van

€ 88.000,--. Gedurende het bestaan van de vennootschap is een omzet gerealiseerd van

€ 27.000,--. Ook hier blijkt hetzelfde patroon van een relatieve hoge schuldenlast met een lage omzet, waarbij kennelijk onbezorgd schulden werden gemaakt.

Mede gelet op het vorenstaande stelt het hof vast dat vanaf het moment dat verdachte het bedrijf [bedrijf 10] in maart 2005 over heeft genomen tot het faillissement van [bedrijf 11] op 14 september 2006 er nauwelijks bedrijfsactiviteiten zijn geweest die omzet genereren, terwijl er in die periode wel continue goederen worden ingekocht door verdachte en betaling achterwege blijft. Op het moment dat schuldeisers betaling vorderden, werden deze schuldeisers steeds door verdachte 'aan het lijntje gehouden', onder andere met behulp van valse bankafschriften en onjuiste pandakten.

Hieruit leidt het hof af dat verdachte vanaf het begin - op 23 maart 2005, de overname van het bedrijf - het oogmerk heeft gehad goederen te kopen zonder deze te willen betalen.

Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde betreffende het bedrijf [benadeelde 2]

In de aangifte van de directeur van [benadeelde 2] staat beschreven dat de goederen die vanaf maart 2005 door [benadeelde 2] aan verdachte respectievelijk zijn bedrijf zijn afgegeven, niet aan verdachte of zijn bedrijf zijn verkocht maar in consignatie zijn afgegeven.

Gelet op het vorenstaande kan het onder 1 ten laste gelegde betrekking hebbende op het bedrijf [benadeelde 2] niet bewezen worden. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde

Ten laste is gelegde dat verdachte vijfmaal onder valse voorwendselen iemand heeft bewogen tot het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.

Met betrekking tot het zich voordoen als respectievelijk bonafide lener, huurder of werkgever (laatste vier gedachtestreepjes in de tenlastelegging) overweegt het hof het volgende. De enkele omstandigheid dat verdachte zich in strijd met de waarheid als zodanig voordoet levert niet het aannemen van een valse hoedanigheid of een listige kunstgreep of samenweefsel van verdichtsels op in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.

Het eerste gedachtestreepje in de tenlastelegging betreft het aangaan van een huurovereenkomst. Per 1 april 2010 is het eerste lid van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht uitgebreid met 'iemand bewegen tot het verlenen van een dienst'. Het hof is van oordeel dat het aangaan van een huurovereenkomst voor de verhuurder als 'het verlenen van een dienst' dient te worden gekwalificeerd. Dit was echter op het tijdstip van het plegen (2006) nog niet opgenomen in de strafbaarstelling van oplichting.

Nu ten laste is gelegd dat aangever [slachtoffer 1] als verhuurder bewogen is tot het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld, kan hiervan geen bewezenverklaring volgen.

Gelet op het vorenstaande zal verdachte van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.

hij in de periode van 23 maart 2005 tot en met 26 september 2006, op na te noemen plaatsen, tezamen en in vereniging met een ander, een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:

- in de periode van 25 maart 2005 tot en met 29 augustus 2005 te [plaats 1] en te [plaats 2], bij een bedrijf genaamd [benadeelde 3], een groot aantal staalkabels en hijsgereedschappen en

- in de periode van 27 mei 2005 tot en met 29 december 2005, te [plaats 1] en te [plaats 4], bij een bedrijf genaamd [benadeelde 4], een groot aantal hijs- en spanbanden en

- in de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 januari 2006, te [plaats 1], bij een bedrijf genaamd [bedrijf 2], een groot aantal trussen,

- in de periode van 26 oktober 2005 tot en met 26 januari 2006, te [plaats 1] en te [plaats 5], bij een bedrijf genaamd [benadeelde 8], een evenaar, en

- in de periode van 12 mei 2005 tot en met 29 juni 2006, te [plaats 1] en [plaats 6], bij een bedrijf genaamd [benadeelde 11], een hoeveelheid kleding en schoeisel en helmen en handschoenen en veiligheidsbrillen en

- in de periode van 25 maart 2005 tot en met 16 juni 2005, te [plaats 1], bij een bedrijf genaamd [benadeelde 6], elektromonteur koffers en fluorlampen, en

- in de periode van 13 september 2005 tot en met 25 oktober 2005, te [plaats 1] en te [plaats 7], bij een bedrijf genaamd [bedrijf 13], een aantal hijs- en hefprodukten en

- in de periode van 1 januari 2006 tot en met 4 juli 2006, te [plaats 1], bij een bedrijf genaamd [naam], briefpapier en visitekaartjes en enveloppen en vlaggen en

- in de periode van 23 maart 2005 tot en met 21 augustus 2006, te [plaats 1] en te [plaats 11], bij een bedrijf genaamd [bedrijf 8], een aantal visitekaartjes, cd-roms, enveloppen en een hoeveelheid papier en

- in de periode van 9 februari 2006 tot en met 24 februari 2006, te [plaats 1] en te [plaats 12], bij een bedrijf genaamd [bedrijf 9], een aantal mobiele telefoons en

- in de periode van 1 december 2005 tot en met 31 januari 2006, te [plaats 1] en te [plaats 13] (Polen), bij een bedrijf genaamd [bedrijf 16], een aantal aluminium verbindingsstukken en/of stalen klemmen en/of verzinkte lijnen,

zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

3.

hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 26 september 2006, te [plaats 1], tezamen en in vereniging met een ander, meermalen een bankafschrift en een pandrechtakte en een salarisstrookje en een arbeidsovereenkomst, - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers hebben verdachte en zijn mededader

- ten aanzien van bankafschrift, genummerd 13, van rekeningnummer [rekeningnummer] bij de [benadeelde 7], een post van 7108,05 euro vermeld, zulks terwijl dit bedrag nimmer is overgemaakt aan [benadeelde 3] en

- ten aanzien van bankafschrift, genummerd 19, van bovenvermeld rekeningnummer een post van 7155,24 euro vermeld, zulks terwijl dit bedrag nimmer is overgemaakt aan [benadeelde 1] en

- ten aanzien van bankafschrift, nummer onleesbaar, van bovenvermeld rekeningnummer een post van 8.419,93 euro vermeld, zulks terwijl dit bedrag nimmer is overgemaakt aan [benadeelde 4] en

- ten aanzien van bankafschriften 16, 22, 28 en 35 van rekeningnummer [rekeningnummer] bij de ING-bank te [plaats 1], telkens een post van 2.846,60 vermeld, zulks terwijl begunstigde [benadeelde 5] deze bedragen nooit als salaris heeft ontvangen en

- op een salarisstrookje en een arbeidsovereenkomst een onjuist bedrag aan salaris vermeld en

- op een pandrechtakte, bestemd voor [bedrijf 2] een valse handtekening van een mede vennoot vermeld,

zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

ten aanzien van de bewezenverklaarde periode van 23 maart 2005 tot en met 31 januari 2006:

medeplegen van een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren

en

ten aanzien van de bewezenverklaarde periode van 1 februari 2006 tot en met 26 september 2006:

medeplegen van een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen seders een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan.

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft zich op grote schaal schuldig gemaakt aan flessentrekkerij. Hij heeft hiertoe op naam van een tweetal door (onder andere) hem gerunde bedrijven uiteenlopende goederen besteld. Die goederen betaalde hij niet.

Om leveranciers van goederen te laten denken dat hij wel had betaald, heeft hij valse bankafschriften gemaakt. Ook heeft hij andere documenten vals opgemaakt om zijn strafbare gedragingen voort te kunnen zetten.

Door aldus te handelen heeft verdachte een groot aantal bedrijven aanzienlijke financiële schade toegebracht en heeft hij misbuik gemaakt van het vertrouwen dat in het handelsverkeer tussen zakenpartners noodzakelijk en gebruikelijk is.

Uit het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 november 2010 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Kennelijk hebben eerder opgelegde straffen verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.

Ter zitting van het hof d.d. 20 juni 2011 is van de zijde van de verdediging aangevoerd dat een gevangenisstraf van 24 maanden - in eerste aanleg opgelegd - te hoog is gelet op het feit dat verdachte een jaar onder elektronisch toezicht heeft gestaan, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en gelet op de straf die zijn medeverdachte heeft gekregen.

Het hof is van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde en in hoger beroep door de advocaat-generaal gevorderde straffen geen recht doen aan de ernst en de omvang van de feiten. In beginsel is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden is.

Het hof neemt in aanmerking dat verdachte, na de schorsing van de voorlopige hechtenis, gedurende een periode van ongeveer een jaar onder elektronisch toezicht heeft gestaan, met alle beperkingen in zijn bewegingsvrijheid van dien. Vanwege dit ondergane elektronische toezicht brengt het hof op de passend geachte gevangenisstraf van dertig maanden drie maanden in mindering.

Het hof zal deze straf echter matigen, nu de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens is overschreden.

Als uitgangspunt geldt dat de berechting van de zaak in hoger beroep behoort te zijn afgerond met een einduitspraak binnen twee jaren nadat het rechtsmiddel is ingesteld. Verdachte heeft op 10 juli 2008 hoger beroep ingesteld. Er is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van ongeveer één jaar. Deze overschrijding is echter mede veroorzaakt door nadere onderzoekswensen van de verdachte. Dit in aanmerking nemende zal het hof de duur van de op te leggen gevangenisstraf met drie maanden verminderen, zodat de uiteindelijk op te leggen gevangenisstraf 24 in plaats van 27 maanden bedraagt

Vorderingen van de benadeelde partijen

Het (voorwaardelijk) verzoek tot schorsing van het onderzoek

Ter terechtzitting van het hof op 20 juni 2011 is door de raadsman van verdachte verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, omdat de behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafproces zou zijn vanwege de complexiteit. Indien het hof niet zou komen tot niet-ontvankelijk verklaring, heeft de raadsman verzocht om het onderzoek ter terechtzitting te heropenen en te schorsen teneinde de verdediging in de gelegenheid te stellen om iemand met veel kennis van het civiele recht deze vorderingen te laten voorbereiden.

Het hof wijst dit verzoek af.

Nu het faillissement van verdachte is afgerond, komen de vorderingen van de benadeelde partijen in hoger beroep voor inhoudelijke behandeling in aanmerking. Deze vorderingen zijn niet zodanig van aard dat met de behandeling ervan het strafproces onevenredig is belast.

Van belang is dat verdachte al geruime tijd op de hoogte is/had kunnen zijn van het feit dat zijn faillissement is beëindigd. Dat de raadsman hiervan wellicht ontijdig op de hoogte is geraakt, komt voor rekening van de verdediging. De verdediging heeft voldoende tijd gehad om zich voor te bereiden op de behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen. Naar het oordeel van het hof is er geen reden om het onderzoek ter terechtzitting te heropenen en te schorsen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 11.215,22. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 27.076,06. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 24.197,71. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 6.353,37. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 3.315,20. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10] t.a.v. [naam]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 19.149,45. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

Het aan de vordering ten grondslag liggende gestelde onrechtmatige handelen van verdachte is in deze strafprocedure niet ten laste gelegd. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 10.522,53. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

Er is niet gebleken dat de gestelde schade door het onder 1 of 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 9.983,30. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 3.456,25. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 2.916,82. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36 f, 43a, 43b, 47, 57, 225 en 326a van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen het onder 4 ten laste gelegde.

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde 4], terzake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 11.215,22 (elfduizend tweehonderdvijftien euro en tweeëntwintig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 december 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4], een bedrag te betalen van EUR 11.215,22 (elfduizend tweehonderdvijftien euro en tweeëntwintig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 91 (eenennegentig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 december 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde 3], terzake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 27.076,06 (zevenentwintigduizend zesenzeventig euro en zes cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3], een bedrag te betalen van EUR 27.076,06 (zevenentwintigduizend zesenzeventig euro en zes cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 170 (honderdzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 1], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 2], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde 8], terzake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 3.315,20 (drieduizend driehonderdvijftien euro en twintig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 8], een bedrag te betalen van EUR 3.315,20 (drieduizend driehonderdvijftien euro en twintig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 43 (drieënveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]

Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 10], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 7], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 9], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde 6], terzake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 3.456,25 (drieduizend vierhonderdzesenvijftig euro en vijfentwintig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6], een bedrag te betalen van EUR 3.456,25 (drieduizend vierhonderdzesenvijftig euro en vijfentwintig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 44 (vierenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde 11], terzake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 2.916,82 (tweeduizend negenhonderdzestien euro en tweeëntachtig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 11], een bedrag te betalen van EUR 2.916,82 (tweeduizend negenhonderdzestien euro en tweeëntachtig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 39 (negenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Aldus gewezen door

mr. G. Dam, voorzitter,

mr. L.T. Wemes en mr. P. Greve, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,

en op 4 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mr. Greve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature