Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Omgang. Ernstige bezwaren van de minderjarige.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Familiesector

Uitspraak : 26 januari 2011

Zaaknummer : 200.066.648/01

Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-8385

[verzoekster],

wonende te [woonplaats],

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. M. Spek te ’s-Gravenhage,

tegen

[verweerder],

wonende te [woonplaats],

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. H.P.J. van der Eerden te ‘s-Gravenhage.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming,

regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord,

locatie Den Haag,

hierna te noemen: de raad.

Als degene wiens verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn, is aangemerkt:

Bureau Jeugdzorg Haaglanden,

gevestigd te Zoetermeer,

hierna: Jeugdzorg.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 21 mei 2010 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 24 februari 2010 van de rechtbank ’s-Gravenhage.

De vader heeft op 21 juni 2010 een verweerschrift ingediend.

Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 6 juli 2010 aanvullende stukken ingekomen.

Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 5 juli 2010 aanvullende stukken ingekomen.

Van de zijde van de raad zijn bij het hof op 10 juli 2010 de raadsrapporten van 18 juli 2008 en 10 augustus 2006 ingekomen.

Op 5 januari 2011 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder en de vader, bijgestaan door hun advocaat. Namens Jeugdzorg is verschenen de heer M. O'Connor. De aanwezigen hebben het woord gevoerd. De hierna te noemen minderjarige [naam oudste minderjarige] is in raadkamer gehoord.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om te bepalen dat aan de vader het recht op contact met beide na te noemen minderjarigen voor onbepaalde tijd wordt ontzegd, althans voor een zodanige periode als de rechtbank in goede justitie juist acht, afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de omgang tussen de vader en [naam oudste minderjarige], geboren [in 1995] te [geboorteplaats] (hierna: [oudste minderjarige]), en [naam jongste minderjarige], geboren [in 2001] te [geboorteplaats] (hierna: [jongste minderjarige]), hierna ook gezamenlijk: de minderjarigen.

2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat er geen omgang zal zijn tussen de vader en de minderjarigen.

3. De vader bestrijdt het beroep en verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in verband met het ontbreken van gewijzigde omstandigheden, dan wel het verzoek van de moeder af te wijzen en, in beide gevallen, de moeder te veroordelen in de kosten van dit geding nu zij keer op keer, ondanks het ontbreken van enige grond, een procedure start.

4. De moeder voert in hoger beroep aan dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek, strekkende tot het opleggen van een contactverbod als bedoeld in artikel 1:253a lid 2 sub a BW, heeft afgewezen. [Oudste minderjarige] is thans 15 jaar is en daarmee te oud om nog een dwingende omgangsregeling opgelegd te krijgen. Zij verzet zich tegen een opgelegde omgangsregeling en stelt tegenover haar moeder in het geheel niet naar de vader te willen. De opvoedingssituatie komt hierdoor onder grote druk te staan. De omgangsregeling vormt voor [oudste minderjarige] in haar groei naar volwassenheid een onnodige en te hoge belasting naast haar school. Ter zitting heeft de moeder verklaard dat ten aanzien van [jongste minderjarige] zich het probleem voordoet dat hij wel één keer per veertien dagen naar zijn vader gaat, maar dat de omgang niet goed verloopt. [Jongste minderjarige] vindt het saai en niet leuk bij de vader, omdat die weinig onderneemt met [jongste minderjarige]. [Jongste minderjarige] heeft last van bedplassen als gevolg van de omgangsregeling. De moeder wil rust en wil geen contact met de vader.

5. De vader stelt zich op het standpunt dat de moeder primair niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dat haar verzoek dient te worden afgewezen in verband met het ontbreken van gewijzigde omstandigheden. Volgens de vader weigert de moeder zonder enige grond de (laatste) beschikking van dit hof van 29 oktober 2008 na te komen. Voor het geval de moeder toch ontvankelijk wordt verklaard, stelt de vader dat de moeder meermalen om wijziging van de omgangsregeling heeft verzocht, zonder dat daaraan een reden ten grondslag heeft gelegen. De vader heeft zich genoodzaakt gezien begin 2010 in kort geding nakoming van de omgangsregeling te verzoeken. De moeder heeft meermalen gesteld dat de kinderen niet naar de vader zouden willen. Hiervan is niets gebleken. Op grond daarvan heeft het hof uitdrukkelijk overwogen dat de moeder de minderjarigen dient te motiveren tot omgang met de vader. De kinderen zijn thans onder toezicht geplaatst. De begeleiders hebben moeite de moeder te bereiken en constateren voorts dat de moeder op geen enkele wijze aan hulpverlening mee wenst te werken. Jeugdzorg heeft in één van de rapporten gesteld dat zij er zeker van is dat de moeder de kinderen beïnvloedt en spreekt daar haar bezorgdheid over uit. Ter terechtzitting heeft de vader betwist dat [jongste minderjarige] moeite heeft met de omgangsregeling en dat hij zich bij de vader verveelt. [Jongste minderjarige] komt om de veertien dagen van zaterdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur bij hem. Volgens de vader doet hij leuke dingen met hem, zoals het bezoeken van een museum of dierentuin. [Jongste minderjarige] speelt ook vaak buiten met vriendjes. [Oudste minderjarige] komt ook wel eens bij hem langs, maar dit doet zij stiekem. De vader meent dat er spanningen bij de moeder thuis moeten zijn; anders heeft [oudste minderjarige] geen reden om hem stiekem te bezoeken.

6. Jeugdzorg heeft bij monde van de heer O'Connor ter zitting verklaard dat [oudste minderjarige] geen omgang met de vader wil, waarbij Jeugdzorg zich aansluit. Wel heeft Jeugdzorg bedenkingen bij beïnvloeding door de moeder. Volgens Jeugdzorg heeft de vader moeite met het invullen van de omgangsregeling. Jeugdzorg kan moeilijk de vinger leggen op de zere plek. Het huiselijk geweld in het verleden zou spanningen kunnen geven bij de uitvoering van de omgangsregeling. Vanuit Jeugdformaat is onderzoek gedaan. Daaruit zijn geen bezwaren tegen een omgangsregeling naar voren gekomen. Jeugdzorg sluit zich daarbij aan, doch de spanningen dienen wel weggenomen te worden.

7. Het hof overweegt als volgt. Op 1 maart 2009 is in werking getreden de Wet van 27 november 2008 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding; Stb. 2008, 500). Nu daarin overgangsrechtelijke bepalingen ontbreken gaat het hof uit van de onmiddellijke werking van de wet. Waar het vóór eerstgenoemde datum, in het geval ouders gezamenlijk het gezag hebben over hun minderjarige kind(eren), in gerechtelijke procedures gangbaar was te spreken van "omgang", in de zin van de duur van het verblijf van de minderjarige(n) bij de andere ouder dan die waar hij zijn hoofdverblijfplaats heeft, benoemt de wet in artikel 1:253a BW dit nu als: toedeling van de zorg- en opvoedingstaken, als onderdeel van een regeling inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag (hierna: toedeling van de zorg- en opvoedingstaken). Waar in deze zaak nog gesproken wordt over “omgang”, zal het hof dit verstaan als “toedeling van zorg- en opvoedingstaken”.

8. Het hof leest het verzoek van de moeder aldus, dat zij vraagt de vader een tijdelijk contactverbod op te leggen zoals bedoeld in artikel 1:253a, tweede lid, sub a, van het Burgerlijk Wetboek . In dit artikel is bepaald dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening over een kind de rechter een regeling kan vaststellen inhoudende een tijdelijk verbod aan een ouder om contact met het kind te hebben. Een dergelijk verbod kan de rechter uitsluitend vaststellen indien het belang van het kind dit vereist.

Ten aanzien van [jongste minderjarige].

9. Het hof is uit de stukken en het besprokene ter zitting gebleken dat [jongste minderjarige] omgang heeft met de vader gedurende één weekend per veertien dagen van zaterdag 17.00 uur tot zondagavond 19.00 uur. De omstandigheid dat [jongste minderjarige], volgens de moeder, moeite heeft met de omgangsregeling en het saai vindt bij de vader, vormt naar het oordeel van het hof onvoldoende grond voor het aannemen van gewijzigde omstandigheden. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht, zij het op andere gronden, het verzoek van de moeder tot het opleggen van een contactverbod aan de vader afgewezen.

Ten aanzien van [oudste minderjarige].

10. Bij beschikking van dit hof van 29 oktober 2008 is een omgangsregeling bepaald tussen de vader en [oudste minderjarige] (en [jongste minderjarige]). De moeder verzoekt een tijdelijk contactverbod. [Oudste minderjarige] heeft in raadkamer verklaard dat zij geen omgangsregeling meer wenst met de vader. In zoverre is naar het oordeel van het hof sprake van een wijziging van omstandigheden.

11. Gelet op de leeftijd van [oudste minderjarige] (15 jaar) en het feit dat de vader onweersproken heeft verklaard dat [oudste minderjarige] af en toe bij hem langs komt, is er naar het oordeel van het hof onvoldoende grond om het verzoek van de moeder toe te wijzen. Wel zal het hof, met toepassing van het bepaalde in artikel 1:377g juncto artikel 1:253a lid 4, ambtshalve een beslissing geven op het verzoek van [oudste minderjarige] om geen omgangsregeling meer voor haar te laten gelden. [Oudste minderjarige] heeft immers bij haar verhoor uitdrukkelijk van ernstige bezwaren tegen een (gedwongen) omgangsregeling met de vader doen blijken. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de bij de hiervoor genoemde beschikking van 29 oktober 2008 van het hof bepaalde omgangsregeling dient te vervallen, zodat de situatie ontstaat dat het [oudste minderjarige] vrij staat haar vader te bezoeken als zij daaraan behoefte heeft, zonder dat zij zich gedwongen voelt.

12. Het hof ziet geen aanleiding om – zoals de vader heeft verzocht – de moeder in de kosten van dit geding in hoger beroep te veroordelen, en zal derhalve de kosten tussen partijen, ex- echtelieden, compenseren.

13. Het voorgaande leidt tot een bekrachtiging van de bestreden beschikking en tot een wijziging van de beschikking van 29 oktober 2008 van het hof.

BESLISSING

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking;

bepaalt, met wijziging van de beschikking van 29 oktober 2008 van het hof ’s-Gravenhage, dat de in die beschikking bepaalde regeling voor het contact tussen de vader en [oudste minderjarige] met ingang van heden vervalt;

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. De Haan-Boerdijk, van Nievelt en Linsen-Penning de Vries, bijgestaan door Lekahena als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature