Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Schuldsanering. Verzoek tot hernieuwde toelating binnen 10 jaar. Op grond van zeer uitzonderlijke situatie wordt appellante toch tot de schuldsaneringsregeling toegelaten, dit ondanks het feit dat geen sprake is van de in artikel 288 lid 2 sub d Fw genoemde uitzonderingsgronden.

Uitspraak



GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

ARREST van 5 juli 2011 in de zaak met zaaknummer 200.086.111/01 van:

[APPELLANTE]

wonende [Adres],

APPELLANTE,

advocaat: mr. R.A. Korver te Amsterdam.

1. Het geding in hoger beroep

1.1. Appellante is bij op 22 april 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 14 april 2011 met rekestnummer 124993/FT-EA 10.891, waarbij het verzoek van appellante tot van toepassing verklaring van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen.

1.2. Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 9 juni 2011. Bij die behandeling is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat voornoemd.

1.3. Mr. Korver heeft de zaak toegelicht aan de hand van een door hem overgelegde pleitnota.

2. De gronden van de beslissing

2.1. De rechtbank heeft in het vonnis waarvan

beroep het verzoek van appellante om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling overeenkomstig artikel 288 lid 2 sub d van de Faillissementswet (Fw) afgewezen, daar ten aanzien van appellante minder dan tien jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest. Volgens de rechtbank is niet gebleken van de in dit artikel genoemde uitzonderingsgronden.

2.2. Op grond van de stukken en het verhandelde ter

zitting in hoger beroep is gebleken dat ten aanzien van appellante op [datum] de schuldsaneringsregeling is uitgesproken. Bij vonnis van [datum] is deze schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd zonder toekenning van de zogenoemde schone lei, daar appellante haar verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling niet voldoende was nagekomen, zij kwam afspraken met de (opvolgend) bewindvoerder en de afdrachtverplichting niet na, terwijl bovendien sprake was van bovenmatige nieuwe schulden.

2.3. Appellante is van mening dat er sprake is van

een zodanige bijzondere omstandigheid dat de derogerende werking van redelijkheid en billijkheid zich tegen een strikte uitleg van artikel 288 tweede lid, aanhef en onder d Fw verzet. Zij voert daartoe het volgende aan. Appellante is gedurende het eerste jaar dat op haar de schuldsaneringsregeling van toepassing was, seksueel misbruikt en bedreigd door haar bewindvoerder. Hierdoor kwam appellante – buiten haar schuld – in een financieel en sociaal psychisch uitzichtloze situatie te zitten. De bewindvoerder is voor het misbruik en de bedreigingen strafrechtelijk veroordeeld. Weliswaar kreeg appellante op [datum] een nieuwe bewindvoerder toegewezen, mevrouw [A], maar appellante was - ondanks alle inspanningen van [A] - door hetgeen haar was overkomen dusdanig emotioneel en geestelijk belast dat zij destijds niet in staat was de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren na te komen. Appellante had alle vertrouwen verloren. Appellante stelt dat [A] haar op een gegeven moment heeft geadviseerd haar faillissement aan te vragen, om op een later moment, wanneer appellante haar zaken weer op orde zou hebben, een nieuw verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling in te dienen. Appellante bestrijdt dan ook dat zij bij de beëindiging van de schuldsaneringsregeling in [datum] verwijtbaar en toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Voorts meent appellante dat hernieuwde toelating tot de schuldsaneringsregeling een essentieel onderdeel is voor het opbouwen van haar leven. Sinds drie jaar wordt appellante bijgestaan door een beschermingbewindvoerder in wie zij, zoals appellante ter zitting in hoger beroep heeft aangegeven, vertrouwen heeft en mede door wie zij het vertrouwen in mensen weer heeft herwonnen. Daarnaast heeft appellante steun van Slachtofferhulp en psychiatrische ondersteuning.

2.4. Het hof is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat in de onderhavige zaak sprake is van een dermate - hierna nader te omschrijven – uitzonderlijke situatie dat appellante, ondanks het feit dat op haar minder dan tien jaar voorafgaande aan de dag waarop het onderhavige verzoek is ingediend de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest en geen sprake is van de in artikel 288 lid 2 sub d Fw genoemde uitzonderingsgronden, toch tot de schuldsanering dient te worden toegelaten.

2.5. Daartoe wordt het volgende overwogen.

Appellante is, naar vaststaat, destijds door haar eerste bewindvoerder sexueel misbruikt en bedreigd. Deze bewindvoerder is daarvoor strafrechtelijk veroordeeld. Door deze gebeurtenissen is appellante naar voldoende aannemelijk is geworden getraumatiseerd geraakt en heeft zij het vertrouwen in mensen verloren. Dit is alleszins begrijpelijk, temeer nu appellante een en ander is aangedaan door een door de rechtbank benoemde bewindvoerder van wie zij mocht veronderstellen dat zij hem kon vertrouwen en ten opzichte van wie zij zich in een afhankelijke positie bevond. Ook is aannemelijk dat haar functioneren hierdoor gedurende langere tijd negatief is beïnvloed, hetgeen er uiteindelijk toe heeft geleid dat appellante heeft verzocht de schuldsaneringsregeling te beëindigen. Dat in de op appellante van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling een tweede bewindvoerder was benoemd die zeer veel energie in het vlot trekken van de schuldsaneringsregeling had gestoken, hetgeen uiteindelijk toch niet is gelukt, leidt niet tot het oordeel dat appellante in dezen een verwijt kan worden gemaakt, omdat zij al wel weer in staat moest worden geacht haar verplichtingen na te kunnen komen. De totale periode die die schuldsaneringsregeling heeft omspannen is daartoe te kort geweest. Daar komt nog bij dat destijds – vóór 1 januari 2008 – de mogelijkheid om binnen een periode van tien jaar andermaal tot de schuldsaneringsregeling te worden toegelaten ruimer was.

2.6. Nu appellante voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij – met hulp van derden – het vertrouwen in mensen weer heeft herwonnen en het eveneens voldoende aannemelijk is dat zij de uit de schuldsaneringsregeling van toepassing zijnde verplichtingen zal kunnen nakomen zal appellante, gelet op de hiervoor omschreven zeer uitzonderlijke omstandigheden, tot de schuldsaneringsregeling worden toegelaten ondanks het feit dat deze regeling minder dan tien jaar geleden op haar van toepassing is geweest. Het hof acht in dit verband voorts van belang dat appellante – zoals zij zelf stelt – thans zowel psychische hulp accepteert als onder budgetbeheer staat.

3. De beslissing

Het hof:

- vernietigt het vonnis waarvan beroep;

- verklaart alsnog op appellante de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing;

- verwijst de zaak naar de rechtbank Alkmaar om te worden voortgezet met inachtneming van het in dit arrest overwogene.

Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans,

S. Clement en W.J. Noordhuizen uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 5 juli 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.

Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature