Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Promis vonnis - inhoudsindicatie: Vraag of bij de strafoplegging een rol moet spelen dat verdachte zich niets meer van de gebeurtenis kan herinneren. Als dit komt door verdachtes overmatige alcoholgebruik, kan het zo zijn dat verdachte ten tijde van het delict niet meer wist wat hij deed en is een straf wellicht niet op zijn plaats. In dat geval moet echter een rol spelen dat verdachte zich zelf in die conditie heeft gebracht door te veel te drinken, waardoor de strafwaardigheid weer toeneemt. De mogelijkheid bestaat in dit geval dat de amnesie is veroorzaakt door een klap op het hoofd van verdachte ná de bewezen verklaarde handeling, toen hij door een aantal personen te grazen is genomen waarna hij met een bloedende hoofdwond op straat liggend is aangetroffen en vervolgens in het ziekenhuis is behandeld. In dat geval heeft de amnesie geen gevolgen voor de straftoemeting.

Uitspraak



RECHTBANK MAASTRICHT

Sector strafrecht

parketnummer: 03/700116-11

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 juli 2011

in de strafzaak tegen

[naam verdachte],

geboren te [geboortegegevens verdachte],

wonende te [adresgegevens verdachte].

Gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.

Raadsman is mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 juni 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet met voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden, dan wel zwaar te mishandelen.

3 De beoordeling van het bewijs

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de poging tot moord niet kan worden bewezen. Het dossier bevat geen bewijs waaruit kan worden afgeleid dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Daarentegen bevat het dossier voldoende bewijs voor de poging tot doodslag. Verdachte heeft door het slachtoffer met een mes in de buikstreek te steken het aanmerkelijk risico op de koop toegenomen dat hij door zijn handelen vitale lichaamsorganen kon raken, met de dood als gevolg. De officier van justitie verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar de aangifte, een aantal verklaringen van getuigen, naar de resultaten van het dna-onderzoek op sporen die aangetroffen zijn op het inbeslaggenomen mes en naar de medische informatie over de aangever.

3.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat er geen bewijs is voor het feit dat verdachte zou hebben gehandeld met voorbedachten rade. Verdachte dient daarom van de poging tot moord en de poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade te worden vrijgesproken. Voor de poging tot doodslag dient eveneens vrijspraak te volgen. Het dossier bevat onvoldoende of zelfs geen aanknopingspunten omtrent de feitelijke toedracht van de steekpartij of omtrent de omstandigheden waaronder het steken is verricht. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat het tenlastegelegde steken in de omstandigheden van het onderhavige geval een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer inhield. Daarnaast stelt de raadsman zich op het standpunt dat de gedragingen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm niet zozeer zijn gericht op de dood dat daaruit het voorwaardelijk opzet kan worden afgeleid. De steekpartij kwam voor een ieder als een donderslag bij heldere hemel, de handeling ging niet gepaard met bedreigingen, verdachte heeft (slechts) eenmaal gestoken in de buikstreek, hetgeen erop wijst dat hij het slachtoffer niet koste was kost wilde doden, en hij is weggegaan wetende dat het slachtoffer niet was overleden.

De raadsman refereert zich ten slotte aan het oordeel van de rechtbank omtrent een eventuele bewezenverklaring van het meest subsidiair tenlastegelegde feit, de poging tot zware mishandeling.

3.3 Het oordeel van de rechtbank

Op 5 maart 2011 vindt een steekincident plaats in café “[naam café]” te Landgraaf. De politie komt ter plaatse en treft het slachtoffer [slachtoffer] aan met een bloedende wond in zijn linkerzij. Aangever verklaart dat een onbekende man in zijn richting kwam gelopen en dat die man voor hem ging staan. Vervolgens voelde hij een prik in zijn linkerzij. In het ziekenhuis werd een steekwond in zijn buik geconstateerd waarbij het buikvlies door de buikwand naar buiten kwam. Het buikvlies is door de behandelende arts teruggeduwd en de wond is in lagen gehecht. De politie treft in de nabijheid van het café een mes aan in een afvalbak. Het mes is inbeslaggenomen voor nader onderzoek. Blijkens de resultaten van het dna-onderzoek wijzen de aangetroffen bloedsporen op het lemmet van het mes naar het slachtoffer. Verdachte is in de nabijheid van het café op het trottoir gewond aangetroffen. De eigenaar van café [naam café], getuige [getuige 1], heeft een klant van hem die hij kent als [naam verdachte] die avond in zijn café gezien. Voorts heeft hij gezien dat [naam verdachte] naar de achterzijde van het café liep, dat toen tumult in dat deel ontstond, dat [naam verdachte] teruggelopen kwam en dat vervolgens een andere klant met zijn handen voor zijn buik ook uit het achterste gedeelte van het café kwam aangelopen en dat die man bloedde aan zijn buik. Getuigen [getuige 2] en [getuige 3] verklaren te hebben gezien dat [naam verdachte] een stekende beweging maakte in de richting van het slachtoffer. Getuige [getuige 4] herkent in het ziekenhuis verdachte als de persoon die het slachtoffer in het café heeft gestoken. Verder komt het door diverse getuigen/ opgegeven signalement van verdachte overeen met de bevindingen van de verbalisanten wanneer ze verdachte aantreffen. Verdachte heeft ter terechtzitting enkel verklaard dat hij zich niets meer kan herinneren van de gebeurtenis op 5 maart 2011.

De rechtbank concludeert uit hetgeen hiervoor is opgenomen dat verdachte, hoewel hij het zich niet kan herinneren, degene is geweest die de aangever heeft gestoken. Verdachte heeft dat gedaan met het inbeslaggenomen mes, nu daarop naar de aangever te herleiden sporen zijn aangetroffen en verder geen reden bestaat om aan te nemen dat die sporen op een andere manier op dat mes zijn gekomen.

Verdachte is primair tenlastegelegd dat hij [slachtoffer] met voorbedachten rade heeft willen doden, door hem met een mes in de buikstreek te steken.

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting niet kan worden bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Daarvoor is geen enkel bewijs voorhanden.

Is dan het subsidiair tenlastegelegde, de poging tot doodslag, aan de orde?

Evenmin is wettig en overtuigend bewijs voorhanden om te kunnen vaststellen dat verdachte het oogmerk heeft gehad om [slachtoffer] te doden, dat wil zeggen dat hij met volle bewustzijn willens en wetens [slachtoffer] heeft willen doden. De context waarin het gewraakte gebeuren zich heeft afgespeeld biedt daarvoor geen aanknopingspunten.

Is bij verdachte dan sprake geweest van opzet in de vorm van voorwaardelijk opzet? De vraag die dan moet worden beantwoord is of verdachte door te handelen als voormeld beschreven zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] daarbij het leven zou laten.

Daarbij is het volgende van belang. Op grond van de stukken moet worden vastgesteld dat:

- verdachte doelgericht op [slachtoffer] is afgelopen;

- verdachte daarbij, alvorens hij [slachtoffer] heeft bereikt, een andere bezoeker van het café heeft weggeduwd om zich zo een weg te banen naar [slachtoffer];

- verdachte in de zeer korte nabijheid van [slachtoffer] een mes in de hand heeft genomen;

- het gebruikte mes een lemmet heeft van 11 centimeter lang en 2,3 centimeter breed;

- verdachte vervolgens zonder enige kenbare aanleiding [slachtoffer] in diens buikstreek heeft gestoken met als gevolg een hevig bloedende wond waarbij het buikvlies naar buiten is gekomen;

- verdachte na het steekincident rustig naar de ingang van het café is gelopen en voor het verlaten van het café een knipoog naar de vriendin van [slachtoffer], genaamd [getuige 4], heeft gegeven.

De rechtbank is – anders dan de raadsman – van oordeel dat de hiervoor vastgestelde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht zijn op het willens en wetens verwonden van het slachtoffer. Er mag van worden uitgegaan dat verdachte het verwonden van het slachtoffer daadwerkelijk heeft gewild, tenzij het tegendeel aannemelijk is geworden. Het tegendeel, hierin bestaande dat ieder besef of notie van (de gevolgen van) eigen handelen bij verdachte heeft ontbroken, is de rechtbank niet aannemelijk geworden. Dat de dood als gevolg van het handelen van verdachte kon intreden is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Immers, door met een mes met de hiervoor vermelde afmetingen te steken in de buikstreek alwaar zich vitale organen bevinden, is de kans aanmerkelijk dat die organen worden geraakt en het slachtoffer het leven laat. Ook op dat punt wordt het verweer verworpen. Dat het gevolg niet is ingetreden is niet aan verdachte te danken. Het mes heeft wonder boven wonder geen vitale organen geraakt.

De subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag kan dan ook, langs de weg van voorwaardelijk opzet, wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.

3.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

subsidiair

op 5 maart 2011 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes in de buikstreek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De strafbaarheid

4.1 De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:

Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit:

poging tot doodslag

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

4.2 De strafbaarheid van verdachte

Drs. C. Moerland, gezondheidszorgpsycholoog, heeft, na inzage van de gerechtelijke stukken, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek een rapport, gedateerd 28 april 2011, opgemaakt, welk rapport vermeldt - zakelijk weergegeven - als conclusie:

- Er is bij verdachte sprake van een persoonlijkheidsproblematiek die minder ernstig disfunctioneren veroorzaakt. Er zijn vooral narcistische, afhankelijke en ontwijkende kenmerken.

- Van die persoonlijkheidsproblematiek was sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde.

- Het vertoonde delictgedrag werd na alle waarschijnlijkheid deels bepaald door de gevolgen van de bij hem aanwezige persoonlijkheidskarakteristieken. Zijn zeer fors alcoholgebruik was waarschijnlijk nog veel meer bepalend voor de loop der gebeurtenissen.

- In de delictsituatie waren waarschijnlijk de volgende kenmerken van betrokkene van invloed: zijn gebrekkige frustratietolerantie en impulsregulatie, naast narcistische dynamiek.

- Alles overziend zou hij op grond van zijn beperkingen enigszins verminderd toerekeningsvatbaar voor het hem tenlastegelegde kunnen worden beschouwd.

De rechtbank begrijpt deze conclusie en hoe die tot stand gekomen is. De rechtbank neemt de conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte over.

Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid uitsluit, is verdachte strafbaar.

5 De strafoplegging

5.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van het voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Als bijzondere voorwaarde zou aan verdachte reclasseringstoezicht moeten worden opgelegd, ook als dat inhoudt dat verdachte zich op ambulante wijze dient te laten behandelen bij een Forensisch Psychiatrische Kliniek bijvoorbeeld bij Mondriaan of De Horst.

5.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat de straf die de officier van justitie voor ogen heeft dient te worden gematigd, nu de raadsman vrijspraak heeft bepleit voor het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feit. Bij de straftoemeting dient verder rekening te worden gehouden met de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Reclasseringstoezicht acht de raadsman geïndiceerd.

5.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.

In bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft op 5 maart 2011 terwijl hij onder invloed van grote hoeveelheden alcohol verkeerde, geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door hem met een mes in de buikstreek te steken. Verdachte is zonder aanleiding in een uitgaansgelegenheid op een volstrekt willekeurig slachtoffer, te weten op [slachtoffer] afgestapt, hij heeft een mes getrokken en zonder enige aarzeling toegestoken. Het slachtoffer liep een steekwond in zijn buik op waarbij het buikvlies door de buikwand naar buiten kwam. Het buikvlies is in het ziekenhuis teruggeduwd en de wond is in lagen gehecht. Het slachtoffer heeft nog steeds last van pijnklachten welke onder meer worden veroorzaakt door het litteken. Daarnaast heeft hij te kampen met psychische klachten vanwege zijn angstgevoelens als gevolg van verdachtes handelen.

Verdachte heeft een buitengewoon ernstig feit gepleegd, dat hij in koelen bloede en beheerst heeft uitgevoerd. Na het steekincident is verdachte rustig richting de ingang van het café gelopen, heeft nog naar de vriendin van het slachtoffer geknipoogd en heeft het café verlaten. Vervolgens heeft verdachte zich ontdaan van het mes door dit in een prullenbak te deponeren.

Verdachtes poging was gericht op een van de zwaarste strafbare feiten uit het Wetboek van Strafrecht, te weten het opzettelijk ontnemen van iemands leven. De rechtbank acht dan ook een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats.

Gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken pleegt te worden opgelegd, neemt de rechtbank als uitgangspunt voor een voltooide doodslag een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren. Nu het in deze zaak gaat om een poging tot doodslag acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren op zijn plaats. De rechtbank zal deze straf matigen, gelet op de persoon van verdachte. Immers, hiervoor is geconcludeerd dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar voor het gebeuren kan worden gehouden. Ook het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten met politie of justitie in aanraking is gekomen is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval aanleiding om tot matiging over te gaan.

De rechtbank heeft zich nog afgevraagd of bij de straftoemeting een rol moet spelen dat verdachte zich niets meer van de gebeurtenis kan herinneren. Immers, als de amnesie is veroorzaakt door verdachtes overrmatige alcoholgebruik, kan het ook zo zijn dat verdachte ten tijde van het delict niet meer wist wat hij deed en is een straf wellicht niet op zijn plaats. Aan de andere kant moet in dat geval een rol spelen dat verdachte zich zelf in die conditie heeft gebracht door te veel te drinken, waardoor de strafwaardigheid weer toeneemt.

Voorts bestaat de mogelijkheid, waarnaar ook de raadsman heeft verwezen, dat de amnesie is veroorzaakt door een klap op het hoofd van verdachte na de gebeurtenis in het café. Uit het dossier kan immers worden afgeleid dat verdachte door een aantal personen te grazen is genomen na het incident in het café: hij is met een bloedende hoofdwond op straat liggend aangetroffen en is ook in het ziekenhuis behandeld. Een door een klap op het hoofd veroorzaakte amnesie is evenwel ná het incident in het café ontstaan, zodat om die reden niet gezegd kan worden dat deze amnesie gevolgen moet hebben voor de straftoemeting.

Op grond van al het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van drie jaren.

Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland, Adviesunit Limburg d.d. 31 mei 2011 en de aanbevelingen uit voornoemd psychologisch rapport, zal de rechtbank bepalen dat van die drie jaren, één jaar voorwaardelijk wordt opgelegd met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte gaat werken aan zijn persoonlijkheids-problematiek en zal naast de gebruikelijke bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, de volgende bijzondere voorwaarden opleggen. Verdachte dient deel te gaan nemen aan een tweetal gedragsinterventies (CoVa training en Leefstijltraining) en verdachte dient zich (ambulant) te laten behandelen bij een Forensisch Psychiatrische Kliniek bijv. Mondriaan of De Horst, voor zover en zolang de reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht.

6 De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 5.500,00 als voorschot ter zake van het bewezen verklaarde feit. Dit bedrag bestaat uit € 4.000,00 materiële schadevergoeding en € 1.500,00 immateriële schadevergoeding.

Standpunt officier van justitie

De vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 103,23, zijnde de reiskosten die het slachtoffer heeft moeten maken. Deze post moet wel nog gecorrigeerd worden voor zover deze niet is onderbouwd. Voor het overige dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard, omdat de gevorderde schade niet of onvoldoende is onderbouwd.

Standpunt raadsman van verdachte

De vordering van de benadeelde partij kan enkel worden toegewezen ter zake de post reiskosten ad. € 103,23. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover de posten onvoldoende zijn onderbouwd dan wel worden afgewezen voor zover de posten niet zien op rechtstreeks geleden schade.

Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering ter zake de materiële schade

De benadeelde partij zal niet in haar vordering worden ontvangen ter zake de posten: medische kosten, kosten psychologische hulp toekomst, verlies aan arbeidsvermogen toekomst, mantelzorg, reiskosten toekomst, ziekenhuis daggeldvergoeding, kosten buiten rechte, eigen risico zorgverzekering en overige toekomstige kosten. Voor zover de posten betrekking hebben op toekomstig te dragen financiële lasten is de rechtbank van oordeel dat de hoogte van de schade niet te voorzien is. De overige posten zijn niet dan wel niet nader geconcretiseerd of onderbouwd met stukken.

Voor zover de vordering betrekking heeft op de geleden kledingschade acht de rechtbank toekenning van een schadevergoeding ter hoogte van EUR 180,00 billijk (trui EUR 140,00, t-shirt EUR 40,00), nu het gaat om reeds enige tijd gedragen kleding. Voor het overige wordt het gevorderde bedrag afgewezen.

Daarnaast acht de rechtbank de vordering ter zake reiskosten toewijsbaar met uitzondering van twee opgevoerde bezoeken aan de advocaat. Conform de specificatie van de declaratie van de raadsman waarin wordt vermeld dat de raadsman eenmaal een bespreking heeft gehad met zijn cliënt, zal dat bedrag worden vastgesteld op EUR 4,80 (20km x EUR 0,24 x 1). Het totaal toegewezen bedrag ter zake reiskosten wordt vastgesteld op EUR 93,63. Voor het overige wordt het gevorderde bedrag afgewezen.

De vordering ter zake de posten: reiskosten van ouders in verband met ziekenhuisbezoek en omzetderving eigen praktijk moeder van benadeelde, wordt afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde kosten betrekking hebben op schade die door een ander dan de benadeelde zelf is geleden en derhalve niet kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering .

Vordering ter zake immateriële schade

De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het subsidiair bewezenverklaarde. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting alsmede hetgeen in vergelijkbare gevallen wordt gevorderd en opgelegd, stelt de rechtbank de schade naar billijkheid vast op € 1.500,00. De rechtbank ziet geen reden om van het gevorderde bedrag af te wijken, te meer nu deze niet voldoende is betwist. Het enkele feit dat bij de vordering niet een afschrift uit de ANWB smartengeldgids met vergelijkbare zaken is gevoegd, maakt de vordering niet onvoldoende onderbouwd, zoals de raadsman heeft betoogd.

De rechtbank zal voor het totaalbedrag dat is toegekend (€ 1.773,63) de gevorderde wettelijke rente toekennen vanaf het moment van de gebeurtenis (5 maart 2011). Ten slotte zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot de hoogte van het thans toegekende bedrag. De rechtbank zal de maatregel niet opleggen voor de in de toekomst nog vast te stellen schade. Wil de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel kunnen opleggen, dan zal zij zowel de aard als de omvang van de maximaal te vergoeden schade volgens de criteria van het burgerlijk recht moeten vaststellen. Nu dat in deze zaak (nog) niet mogelijk is, is het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel voor die in de toekomst vast te stellen schade evenmin mogelijk. De uitspraak van de Hoge Raad waarnaar de raadsman in dit verband heeft verwezen, ziet naar het oordeel van de rechtbank op een andere situatie. Immers, in het aangeduide geval was sprake van een vordering waarvan de hoogte kon worden vastgesteld, maar waarvan het vorderingrecht door verjaring niet langer bestond. Dat is in het onderhavige geval precies andersom.

7 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht , zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4.1 is omschreven;

- verklaart verdachte strafbaar;

Straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk;

- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;

- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering ook als dit inhoudt dat verdachte zich dient te houden aan een meldingsgebod;

- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte dient deel te nemen aan de volgende gedragsinterventies: Coginitieve vaardigheidstraining (CoVa) en Leefstijltraining voor zover en zolang de reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;

- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich ambulant dient te laten behandelen bij een Forensisch Psychiatrische Kliniek bijv. Mondriaan of De Horst voor zover en zolang de reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;

- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;

Benadeelde partij

- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering niet-ontvankelijk is voor zover de vordering betrekking heeft op de volgende posten: medische kosten, kosten psychologische hulp, verlies aan arbeidsvermogen toekomst, mantelzorg, reiskosten toekomst, ziekenhuis daggeldvergoeding, kosten buiten rechte, eigen risico zorgverzekering en overige toekomstige kosten;

- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adresgegevens slachtoffer] te betalen een bedrag van € 1.773,63 (bestaande uit € 273,63 materiële schade (kledingschade en gemaakte reiskosten) en € 1.500,00 immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2011 tot aan de dag van volledige voldoening;

- wijst deze posten ter zake materiële schade voor het overige af;

- wijst af de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake de posten: reiskosten van ouders in verband met ziekenhuisbezoek en omzetderving eigen praktijk moeder van benadeelde;

- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd bedrag (bestaande uit € 273,63 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade) te betalen, bij niet betaling te vervangen door 26 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2011;

- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer] vervalt en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Goessen, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en

mr. C.M.W. Nobis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 juli 2011.

BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

hij op of omstreeks 5 maart 2011 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de buikstreek, althans in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 5 maart 2011 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de buikstreek, althans in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 5 maart 2011 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de buikstreek, althans in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 5 maart 2011 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de buikstreek, althans in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature