Uitspraak
Gerechtshof ‘s-Gravenhage
sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.082.945/01
zaaknummer rechtbank ’s-Gravenhage, sector Kanton, locatie Leiden: 978125 \ CV EXPL 10-5618.
arrest d.d. 19 april 2011
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: appellant,
advocaat: mr. C.H. Hoetmer te Amsterdam,
tegen:
Gemeente LEIDEN,
zetelend te Leiden,
geïntimeerde,
hierna te noemen: geïntimeerde,
advocaat: mr. W. Lever te Leiden.
Het geding
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage, van 10 november 2010.
Appellant heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen het hiervoor genoemde vonnis en heeft geïntimeerde gedagvaard om op de rol van 1 maart 2011 voor dit hof te verschijnen.
Appellant heeft de zaak tegen 1 maart 2011 aangebracht. Voor geïntimeerde heeft zich een advocaat gesteld. Ook geïntimeerde is op die rol bij advocaat verschenen.
De zaak is op 1 maart 2011 aangehouden tot de rol van 5 april 2011 voor: Afwachten griffierecht partijen.
Appellant heeft niet binnen vier weken na de eerste roldag het griffierecht betaald.
In verband met het achterwege blijven van een tijdige betaling van het griffierecht heeft het hof op 5 april 2011 bepaald dat heden arrest wordt gewezen op basis van het griffiedossier.
De motivering van de beslissing
1. De zaak is voor het eerst uitgeroepen op 1 maart 2011. Volgens art. 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) moet appellant ervoor zorgen dat binnen vier weken na 1 maart 2011, dus uiterlijk 29 maart 2011, het griffierecht is bijgeschreven op de rekening van dit hof. Appellant heeft niet tijdig betaald.
2. Van omstandigheden als bedoeld in art. 127a lid 3 Rv., dat de toepassing van art. 127 lid 2 Rv., gelet op het belang van één of meer partijen bij toegang tot de rechter zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, is niet gebleken.
Nu appellant niet tijdig tot betaling van het griffierecht is overgegaan, zal geïntimeerde
overeenkomstig het bepaalde in artikel 127a, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van deze instantie worden ontslagen en zal appellant worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
De beslissing
Het hof:
- ontslaat geïntimeerde van deze instantie,
- veroordeelt appellant in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerde vastgesteld op € 1.769,- voor verschotten en op € 447,- voor salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 april 2011.