Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Ingevolge artikel 6:140 lid 1 BW bestond tussen partijen een rekening-courantverhouding. Er dient beoordeeld te worden of een partij gehouden is een openstaand saldo te voldoen.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK UTRECHT

Sector Civiel

zaaknummer / rolnummer: 288545 / HA ZA 10-1374

Vonnis van 6 april 2011

in de zaak van

de vennootschap onder firma

[eiseres].,

gevestigd te [woonplaats],

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat: mr. J.P. Snoek,

tegen

[gedaagde],

tevens handelend onder de naam [gedaagde],

wonende te [woon[woonplaats]]

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat: mr. J.C. van Vliet,

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 25 augustus 2010

- het proces-verbaal van comparitie van 5 januari 2011.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. [A en B] zijn beiden vennoten van [eiseres].

2.2. [eiseres] en [gedaagde] zijn het erover eens dat zij in het kader van de tussen hen bestaan hebbende samenwerking beurtelings jegens elkaar opdrachtgever voor te verrichten werkzaamheden zijn geweest en dat dit heeft geleid tot het over en weer factureren. Tussen partijen bestond het gebruik die facturen met elkaar te verrekenen.

2.3. In het kader van deze samenwerking tussen partijen heeft [eiseres] in opdracht van [gedaagde] eind 2007/begin 2008 schilderwerkzaamheden verricht aan en in een woning aan het [adres] te [woonplaats] (hierna: [werkadres]’). Ook heeft [eiseres] in opdracht van [gedaagde] schilderwerkzaamheden voor een showroom van [X] (hierna: ‘de showroom’) verricht.

2.4. Aan de werkzaamheden met betrekking tot de woning aan het [adres] te [woonplaats] ligt een offerte van [eiseres] gericht aan [gedaagde] ten grondslag. In de offerte is onder meer bepaald:

“(…)

De prijs om dit geheel voor U uit te voeren bedraagt staat op de bijlagen(2)

Inclusief materialen, arbeid

(…)

Meer- of minderwerk word achteraf verrekend.

Indien het meerwerk de 10 % overschrijd word dit door ons schriftelijk bevestigd

(…)”

In de eerste bijlage bij de offerte wordt een totaalbedrag van EUR 9.298,71 genoemd, in de tweede bijlage een totaalbedrag van EUR 7.435,85.

2.5. Met betrekking tot de schilderwerkzaamheden betreffende de woning aan het [adres] te [woonplaats] heeft [eiseres] aan [gedaagde] zes facturen verzonden, te weten drie facturen van respectievelijk 1 januari 2008, 11 januari 2008 en 18 januari 2008, telkens van in totaal EUR 5.321,59, een factuur van 10 maart 2008 ad EUR 1.773.87, een factuur van 31 maart 2008 ad EUR 5.559,42 en een factuur van 31 maart 2008 ad EUR 2.052,75.

2.6. Op 23 januari 2008 heeft [gedaagde] aan [eiseres] een deelbetaling van EUR 7.500,= verricht en op 20 februari 2008 een deelbetaling van EUR 10.000,=.

2.7. Bij brief van 31 maart 2008 heeft [eiseres] [gedaagde] het volgende medegedeeld:

“(…), hierbij de eindafrekening volgens de meerwerklijst van [werkadres]s] te [woonplaats]. Tevens een overzicht van de nog openstaande facturen (…)”.

2.8. Bij brieven van 18 augustus 2008 en 8 september 2008 heeft de voormalige advocaat van [eiseres] [gedaagde] verzocht om de openstaande facturen met betrekking tot de verrichte werkzaamheden betreffende de woning aan het [adres] te [woonplaats] te betalen. Deze brieven hebben niet tot enige verdere betaling door [gedaagde] aan [eiseres] geleid.

2.9. [eiseres] en [gedaagde] hebben in 2008 een geschil gekregen over de uitvoering van het schilderwerk aan het [adres] te [woonplaats].

3. Het geschil

in conventie

3.1. [eiseres] vordert na vermeerdering van eis samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 19.661,25, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 februari 2008 danwel vanaf 28 oktober 2008 tot de dag der algehele voldoening en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.

3.2. [gedaagde] voert verweer en concludeert [eiseres] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering danwel de vordering af te wijzen. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.3. [gedaagde] vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van [eiseres] tot betaling van EUR 3.373,54 (inclusief BTW), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening en veroordeling tot betaling van de proceskosten.

3.4. [eiseres] voert verweer en concludeert [gedaagde] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering danwel haar vordering af te wijzen. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

in conventie

4.1. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [eiseres] in opdracht van [gedaagde] schilderwerkzaamheden heeft verricht aan het [werkadres] en de showroom. Voor deze werkzaamheden heeft [eiseres] facturen gezonden. Ondanks sommatie

heeft [gedaagde] niet voldaan aan zijn verplichting tot betaling van deze facturen. Volgens [eiseres] bedraagt het openstaande bedrag EUR 19.661,25. [gedaagde] dient zijn verbintenis tot betaling van de facturen, voortvloeiend uit de vóór het verzenden van de facturen tot stand gekomen overeenkomsten, na te komen, aldus [eiseres].

4.2. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Allereerst heeft hij gesteld dat het bedrag van de vordering ondeugdelijk is samengesteld. Voorts heeft [gedaagde] gesteld dat hij de facturen, die zien op het werk aan het [werkadres], reeds heeft voldaan. Voor het geval enige betalingen nog openstaan, heeft [gedaagde] een beroep gedaan op zijn opschortingsrecht, omdat het werk aan het [werkadres] niet goed is uitgevoerd, zodat het door partijen gezamenlijk te entameren deskundigenonderzoek met betrekking tot dit werk moet worden afgewacht. Voorts heeft [gedaagde] opgemerkt dat er geen verzuim is ingetreden, doordat [eiseres] geen ingebrekestelling heeft verzonden. Daarnaast is volgens [gedaagde] sprake van schuldeisersverzuim. Ten slotte heeft [gedaagde] betoogd dat hij bevoegd is eventuele nog verschuldigde facturen van [eiseres] op te schorten totdat [eiseres] de schade, die [gedaagde] heeft geleden als gevolg van de werkzaamheden die door [eiseres] ten behoeve van het [werkadres] zijn verricht, heeft vergoed.

4.3. [eiseres] heeft bij de dagvaarding een overzicht (hierna: ‘het overzicht’) ingebracht. In het overzicht staat onder meer vermeld:

“Schildersbedrijf [eiseres] & Zn Vof Verrekening [gedaagde]

Te vorderen beginbalans 01-01-2008 Verschuldigd Te vorderen

datum fakt.no. projectnr

(…) (…) (…)

29.111,88

Verschuldigd beginbalans 01-01-2008

(…) (…) (…)

23-10-06 50411 5.575,15

Hierop betaald -3.190,59

(…) (…) (…)

17.942,85

Per saldo te vorderen beginbalans 01-01-2008 11.169,03

01-01-08 7273 0101-084 [werkadres] 5.321,59

11-01-08 7280 1109-072 Showroom 641,41

11-01-08 7281 0101-084 [werkadres] 5.321,59

11-01-08 7282 1109-072 Showroom 1.386,52

18-01-08 7288 0101-084 [werkadres] 5.321,59

10-03-08 7313 0101-084 [werkadres] 1.773,87

31-03-08 7413 0331-071 [werkadres] 5.559,42

31-03-08 7414 0331-081 [werkadres] 2.052,75

38.547,77

23-01-08 Ontvangen deelbetaling - 7.500,00

20-02-08 Ontvangen deelbetaling -10.000,00

Per saldo te vorderen 21-12-2008 21.047,77

15-12-09 7282 Ontvangen deelbetaling - 1.000,00

7282 Afboeking restant - 386,52

Per saldo te vorderen 31-12-2009 19.661,25”

4.4. De rechtbank stelt het volgende voorop. Partijen zijn in het kader van de tussen hen bestaan hebbende samenwerking beurtelings jegens elkaar opdrachtgever voor te verrichten werkzaamheden geweest. Dit heeft geleid tot het over en weer factureren. Tussen partijen bestond het gebruik die facturen met elkaar te verrekenen. Uit het overzicht volgt dat de tussen partijen over en weer ontstane geldvorderingen en -schulden werden bijgehouden. Gelet op het voorgaande bestond ingevolge artikel 6:140 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) tussen partijen een rekening-courant verhouding. Bij de beoordeling dient dan ook als uitgangspunt de regeling van artikel 6:140 BW inzake de verrekening van geldvorderingen en geldschulden die in één rekening zijn opgenomen. Deze regeling brengt met zich dat de in rekening gebrachte schulden en vorderingen van rechtswege worden verrekend en op ieder tijdstip alleen het saldo is verschuldigd. Er dient derhalve beoordeeld te worden of [gedaagde] gehouden is een openstaand saldo te voldoen.

4.5. Voor zover de vordering van [eiseres] strekt tot betaling door [gedaagde] van het in het overzicht opgenomen saldo per 1 januari 2008 van EUR 11.169,03, overweegt de rechtbank het volgende. In het tweede lid van artikel 6:140 BW is bepaald dat de partij die de rekening van de rekening-courantverhouding bijhoudt, deze jaarlijks afsluit en het op dat tijdstip verschuldigde saldo mededeelt aan de wederpartij, met opgave van de aan deze nog niet eerder medegedeelde posten. In het derde lid is, kort gezegd, bepaald dat indien de wederpartij niet binnen redelijke tijd tegen het ingevolge het tweede lid medegedeelde saldo protesteert, dit als tussen partijen vastgesteld geldt. Ten aanzien van het saldo per 1 januari 2008 van EUR 11.169,03 is niet gesteld of gebleken dat [eiseres] dit saldo aan [gedaagde] heeft medegedeeld zoals bedoeld in artikel 6:140 lid 2 BW . Voor zover [eiseres] heeft bedoeld door middel van het instellen van de onderhavige procedure dit saldo aan [gedaagde] kenbaar te maken en betaling van dit saldo te vorderen, is de rechtbank van oordeel dat dit onvoldoende uit de inhoud van de dagvaarding naar voren komt. Gelet hierop was het voor [gedaagde] niet mogelijk om zijn verweer tegen de vordering hierop toe te spitsen. Ter comparitie heeft [gedaagde] ook verklaard dat hij niet weet of het op het overzicht vermelde saldo per 1 januari 2008 van EUR 11.169,03 juist is, omdat hij ervan uit is gegaan dat het om de facturen met betrekking tot het werk aan het [werkadres] ging. Gelet op het vorenstaande kan het saldo van 1 januari 2008 van EUR 11.169,03 dan ook (nog) niet als tussen partijen vastgesteld gelden. De vordering van [eiseres] komt in zoverre niet voor toewijzing in aanmerking.

4.6. [gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat het niet duidelijk is waarop de vordering van [eiseres] betrekking heeft, omdat in het door [eiseres] ingebrachte overzicht melding wordt gemaakt van diverse oude facturen, die zien op een periode ruimschoots vóór het aangaan van het project aan het [werkadres]. Gelet op voorgaande beslissing behoeft dit verweer geen bespreking meer.

4.7. Indien [eiseres] met zijn vordering heeft bedoeld betaling te vorderen van de in het overzicht opgenomen afzonderlijke facturen over 2008 met betrekking tot de verrichte werkzaamheden aan het [werkadres] en de showroom, wordt deze vordering afgewezen. Kenmerkend voor de tussen partijen bestaande rekening-courant verhouding is dat de vorderingen die over en weer tussen partijen ontstaan, niet afzonderlijk worden geïnd, maar worden verrekend. Dit vloeit voort uit de strekking van de rekening-courantverhouding om een vereenvoudigde afwikkeling te bewerkstelligen van de transacties die tussen partijen tot stand zullen komen. Niet gesteld of gebleken is dat partijen zijn overeengekomen dat het is toegestaan om nakoming te verlangen van een afzonderlijke in de rekening opgenomen post. Dit brengt met zich dat slechts het saldo is verschuldigd en dat afzonderlijke posten niet kunnen worden gevorderd. De vordering tot betaling van afzonderlijke facturen is derhalve niet toewijsbaar. Op grond van de rekening-courant verhouding is [eiseres] wel gerechtigd betaling van het saldo van 2008 te vorderen. Volgens het overzicht bestaat dit saldo van 2008 enkel uit de vorderingen van [eiseres] op [gedaagde], te weten de openstaande facturen met betrekking tot de verrichte werkzaamheden aan het [werkadres] en de showroom. Nu het, gelet op de inhoud van de dagvaarding, voor [gedaagde] mogelijk was om zijn verweer hierop toe te spitsen, zal de rechtbank de vordering van [eiseres] als zodanig opvatten. Het verweer van [gedaagde] dat de vordering niet duidelijk is omschreven, doordat facturen met betrekking tot de showroom aan de vordering ten grondslag zijn gelegd, wordt dan ook

4.8. In het overzicht zijn met betrekking tot het saldo van 2008 zes facturen ten behoeve van verrichte werkzaamheden aan het [werkadres] opgenomen, te weten drie facturen respectievelijk van 1 januari 2008, 11 januari 2008 en 18 januari 2008, telkens van in totaal EUR 5.321,59, een factuur van 10 maart 2008 van EUR 1.773.87, een factuur van 31 maart 2008 van EUR 5.559,42 en een factuur van 31 maart 2008 van EUR 2.052,75. Ten behoeve van de comparitie van partijen heeft [eiseres] deze facturen in het geding gebracht. In de facturen van 1 januari 2008, 11 januari 2008, 18 januari 2008 en 10 maart 2008 wordt een aanneemsom van EUR 16.734,57 (exclusief BTW) vermeld. De facturen van 31 maart 2008 hebben betrekking op meerwerk.

4.9. [gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat hij de betalingen uit hoofde van het werk aan het [werkadres] reeds heeft voldaan. Hij heeft hiertoe gesteld dat hij met zijn betalingen op 23 januari 2008 en 20 februari 2008 van in totaal EUR 17.500,=, welke betalingen in het overzicht zijn vermeld, de voor het werk aan het [werkadres] overeengekomen aanneemsom heeft voldaan. Volgens [gedaagde] heeft hij [A] mondeling medegedeeld dat de betalingen betrekking hadden op de facturen voor het werk aan het [werkadres]. [eiseres] heeft echter betwist dat tegen [A] is gezegd dat de betalingen op 23 januari 2008 en 20 februari 2008 alleen bedoeld waren voor het werk aan de [werkadres]. Hij heeft erop gewezen, dat de door [gedaagde] gestelde betalingen zijn gedaan op 23 januari en 20 februari 2008, derhalve nog vóór de facturen van 10 en 31 maart 2008. De betaling van in totaal EUR 17.500,00 is dan ook verrekend met de oudste openstaande facturen, aldus [eiseres].

4.10. De rechtbank overweegt als volgt. Partijen hebben met de tussen hen bestaande rekening-courant verhouding in de zin van artikel 6:140 BW bedoeld dat de ontstane vorderingen en schulden niet afzonderlijk zullen worden afgerekend, maar dat zij onderling zullen worden verrekend en slechts het saldo kan worden betaald. In beginsel kan dan ook geen betaling op afzonderlijke facturen plaatsvinden. Op grond van lid 5 van artikel 6:140 BW kan uit de tussen partijen bestaande rechtsverhouding anders voortvloeien. Uit het door [eiseres] overgelegde overzicht, zoals onder rechtsoverweging 4.3. is vermeld, volgt dat tussen partijen gerichte betaling op facturen mogelijk is, voor zover deze facturen niet door verrekening teniet zijn gegaan. Immers, blijkens dit overzicht heeft op 23 oktober 2006 een betaling van EUR 3.190,59 op de factuur met factuurnummer 50411 van EUR 5.575,15 plaatsgevonden. In zoverre kan het verweer van [gedaagde] dat hij met zijn betalingen op 23 januari 2008 en 20 februari 2008 facturen uit hoofde van het werk [werkadres] heeft voldaan hem baten. Echter, de stelling van [gedaagde] dat hij [A] mondeling heeft medegedeeld dat de betalingen op 23 januari 2008 en 20 februari 2008 betrekking hadden op de facturen voor het werk aan het [werkadres] heeft [gedaagde], gelet op hetgeen [eiseres] over de data van de facturen naar voren heeft gebracht, onvoldoende uitgewerkt of onderbouwd. Aan bewijslevering komt de rechtbank niet toe. De rechtbank zal het verweer

4.11. Op grond van het vorenstaande volgt dat [gedaagde] op 23 januari 2008 en 20 februari 2008 betalingen van in totaal EUR 17.500,00 heeft gedaan, die als ongericht dienen te worden aangemerkt. Het is de vraag in hoeverre met deze ongerichte betalingen in de tussen partijen bestaande rekening-courant verhouding rekening kan worden gehouden. De door [gedaagde] gedane betalingen kunnen, gelet op het feit dat het saldo per 1 januari 2008 van EUR 11.169,03 niet is vastgesteld, niet worden toegerekend aan dit saldo. Er bestond ook volgens het door [eiseres] overgelegde overzicht, zoals onder rechtsoverweging 4.3. is vermeld, een ook na 1 januari 2008 doorlopende rekening-courant verhouding waarbij nieuwe schulden aan het saldo werden toegevoegd. Gelet op de bestaande rekening-courant verhouding tussen partijen en de bedoeling, die partijen hiermee kennelijk voor ogen hebben, zal de rechtbank de betalingen op 23 januari 2008 en 20 februari 2008 in mindering brengen op het saldo met betrekking tot de openstaande facturen van 2008.

4.12. Voorts heeft [gedaagde] betwist dat er meerwerk is overeengekomen dat met de facturen van 31 maart 2008 in rekening is gebracht. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. In de facturen van 1 januari 2008, 11 januari 2008, 18 januari 2008 en 10 maart 2008 wordt een aanneemsom van EUR 16.734,57 (exclusief BTW) vermeld. Voor meerwerk gold blijkens de door [eiseres] in het geding gebrachte offerte, die ten grondslag ligt aan de te verrichten werkzaamheden aan het [werkadres], dat meer of minderwerk achteraf wordt berekend en dat, indien het meerwerk de 10% overschrijdt, dit door [eiseres] schriftelijk wordt bevestigd. [eiseres] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat zij meerwerk aan [gedaagde] heeft medegedeeld en dat [gedaagde] hiermee heeft ingestemd. Nu zij dit heeft nagelaten, zal de vordering in zoverre worden afgewezen. Dit betekent dat [gedaagde] niet gehouden is tot betaling van de factuur van 31 maart 2008 van EUR 5.559,42 en de factuur van 31 maart 2008 van EUR 2.052,75.

4.13. Nu [gedaagde] de twee facturen met betrekking tot de werkzaamheden van de showroom van 11 januari 2008 van EUR 641,41 en EUR 1.386,52, die onderdeel uitmaken van het saldo van 2008, niet heeft weersproken, zal uitgegaan worden van de juistheid hiervan.

4.14. Op grond van het vorenstaande bedraagt het [eiseres] toekomende saldo met betrekking tot de openstaande facturen van 2008 EUR 19.766, 57, bestaande uit het totaalbedrag van de facturen [werkadres] respectievelijk van 1 januari 2008, 11 januari 2008 en 18 januari 2008, telkens van in totaal EUR 5.321,59, en 10 maart 2008

ad EUR 1.773,87 en van de twee facturen Showroom van 11 januari 2008 van EUR 641,41 en EUR 1.386,52. De ongerichte betalingen van in totaal EUR 17.500,00, die [gedaagde] op 23 januari 2008 en 20 februari 2008 heeft verricht, zullen, zoals onder overweging 4.11 is overwogen, met voornoemd saldo worden verrekend. Dit brengt met zich mee dat [gedaagde] nog een bedrag van EUR 2.266,57 (EUR 19.766,57 – EUR 17.500,00) verschuldigd is.

Opschorting

4.15. Voor het geval enige betalingen nog openstaan, heeft [gedaagde] een beroep gedaan op zijn opschortingsrecht, omdat het werk aan het [werkadres] niet goed is uitgevoerd.

Anders dan [eiseres] heeft betoogd, kan een beroep op een opschortingsrecht in beginsel steeds worden gedaan door de schuldenaar, ook wanneer de schuldeiser in rechte een vordering tot nakoming instelt. De bevoegdheid tot opschorting moet worden gezien als een verweermiddel van de schuldenaar in verband met een tegenvordering die hij op zijn schuldeiser heeft (HR 8 maart 2002, NJ 2002, 199). In het algemeen geldt dat een tekortkoming aan de zijde van de wederpartij een partij in beginsel niet van zijn betalingsverplichting ontslaat. Opschorting is een verweermiddel tegen een vordering tot nakoming en leidt op zichzelf niet tot bevrijding van de verplichting tot nakoming.

4.16. [gedaagde] heeft in verband met het beroep op opschorting aangevoerd dat hij met

[eiseres] heeft afgesproken dat in verband met het werk aan het [werkadres] een deskundigenonderzoek zal worden uitgevoerd. Ter onderbouwing hiervan heeft [gedaagde] als productie 2 een aan hem gerichte e-mail van de advocaat van [eiseres] van 8 oktober 2008 in het geding gebracht. [eiseres] heeft echter betwist dat tussen partijen is afgesproken dat een deskundigenonderzoek met betrekking tot het werk aan het [werkadres] zal worden uitgevoerd. Volgens [eiseres] moet, zoals blijkt uit productie 9 bij zijn akte, nog een procedure over het [werkadres] worden gevoerd.

4.17. De rechtbank overweegt dat, anders dan [gedaagde] stelt, uit de door [gedaagde] als productie 2 in het geding gebrachte e-mail van de advocaat van [eiseres] aan [gedaagde] van

8 oktober 2008 niet kan worden afgeleid dat partijen een deskundigenonderzoek met betrekking tot het werk aan het [werkadres] laten uitvoeren. Uit deze e-mail kan slechts worden afgeleid dat [eiseres] een voorstel heeft gedaan voor een deskundigenonderzoek, dat alleen betrekking heeft op het [werkadres], en dat [gedaagde], indien hij hiermee akkoord gaat, gewenste onderzoeksvragen dient te formuleren. Het had, gelet op de betwisting van [eiseres], op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn stelling dat hij en [eiseres] gezamenlijk een deskundigenonderzoek laten uitvoeren nader te onderbouwen door bijvoorbeeld de aan de deskundige opgegeven onderzoeksvragen in het geding te brengen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [eiseres] en [gedaagde] hebben afgesproken dat in verband met het werk aan het [werkadres] een deskundigenonderzoek zal worden uitgevoerd. Het beroep op opschorting wordt verworpen.

4.18. Het door [gedaagde] gedane beroep op opschorting omdat hij tevens (in reconventie) schadevergoeding vordert, gaat evenmin op. De gevorderde schadevergoeding wordt in reconventie afgewezen. De rechtbank verwijst hiertoe naar de beoordeling in reconventie.

Verzuim

4.19. Het verweer van [gedaagde] dat geen verzuim is ingetreden doordat [eiseres] geen ingebrekestelling heeft verzonden, treft geen doel. Anders dan voor schadevergoeding en ontbinding is verzuim geen vereiste voor nakoming.

Schuldeisersverzuim

4.20. Het beroep op schuldeisersverzuim slaagt niet. Van schuldeisersverzuim kan onder meer sprake zijn indien een debiteur gebruik maakt van een opschortingsbevoegdheid. Deze situatie doet zich hier niet voor en evenmin zijn er andere omstandigheden gesteld of gebleken waaruit schuldeisersverzuim kan worden afgeleid.

Conclusie en kosten

4.21. Gelet op het voorgaande zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 2.266,57.

4.22. [eiseres] heeft de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW gevorderd over de hoofdsom vanaf 1 februari 2008 danwel 28 oktober 2008 tot de dag der dagvaarding. [gedaagde] heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De rechtbank zal de gevorderde rente slechts toewijzen vanaf de datum van dagvaarding, omdat niet is gesteld waarom de rente vanaf de gevorderde ingangsdata verschuldigd is.

4.23. [eiseres] heeft een bedrag aan buitengerechtelijke (incasso-)kosten gevorderd. De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. [eiseres] heeft weliswaar gesteld dat de gevorderde kosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten, maar uit de gegeven omschrijving van deze werkzaamheden dient het tegendeel te worden afgeleid. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten moet daarom worden afgewezen.

4.24. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:

- dagvaarding EUR 79,77

- vast recht 495,00

- salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief EUR 579,00)

Totaal EUR 1.732,77

in reconventie

4.25. [gedaagde] vordert vergoeding van de door hem geleden schade, die het gevolg is van de tekortkomingen in de uitvoering van de schilderwerkzaamheden door [eiseres] ten behoeve van de woning aan het [werkadres]. Deze schade komt overeen met het bedrag dat de bewoners van de woning hebben ingehouden op de aanneemsom van [gedaagde], te weten een bedrag van EUR 3.373,54. Als productie 4 heeft hij de schadeopstelling en de onderliggende facturen in het geding gebracht. Volgens [gedaagde] waren de bewoners niet tevreden over het feitelijk door [eiseres] uitgevoerde werk. Ter onderbouwing hiervan heeft [gedaagde] als productie 3 een brief van 13 juni 2008, die de bewoners [C] en [D] aan hem hebben gestuurd, in het geding gebracht. Volgens [gedaagde] heeft hij deze brief aan [A] overhandigd en mondeling met hem besproken, waarop [A] heeft gezegd dat hij de punten uit de brief zou regelen.

4.26. [eiseres] heeft gesteld dat hij de brief van 13 juni 2008, waarvan hij de inhoud betwist, pas maanden later van [gedaagde] heeft ontvangen. [eiseres] stelt dat [gedaagde] bij overhandiging van de brief heeft gezegd: “Los het maar op”. Er zat een geel briefje op van die strekking. [eiseres] heeft betwist dat [A] hierbij aan [gedaagde] een toezegging heeft gedaan. Voorts stelt [eiseres] dat na overhandiging van de brief geen sommatie van [gedaagde] is gevolgd. Ten slotte heeft [eiseres] de schade en de hoogte van de schade betwist.

4.27. De rechtbank overweegt dat voor het ontstaan van de verplichting tot schadevergoeding is vereist dat [eiseres] in verzuim is geraakt. Verzuim treedt, behoudens bijzondere omstandigheden, in nadat aan de schuldenaar schriftelijk een termijn is gesteld voor nakoming. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] op een dergelijke wijze in gebreke is gesteld. Het enkel door [gedaagde] aan [eiseres] overhandigen van de brief van 13 juni 2008 met klachten is hiervoor onvoldoende. Nu geen sprake is van verzuim aan de zijde van [eiseres], kan [gedaagde] geen aanspraak maken op schadevergoeding. De vordering in reconventie zal om die reden worden afgewezen.

4.28. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:

- salaris advocaat 192,00 (0,5 punten × tarief EUR 384,00)

5. De beslissing

De rechtbank

in conventie

5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van EUR 2.266,57 (tweeduizend tweehonderdzesenzestig euro en zevenenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag vanaf 4 juni 2010 tot de dag van betaling,

5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 1.732,77,

5.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.4. wijst het meer of anders gevorderde af,

in reconventie

5.5. wijst de vordering af,

5.6. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 192,00,

5.7. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2011.?


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature