Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

poging doodslag, diefstal met geweld, bewijs- en strafmaatmotivering

Uitspraak



RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD

Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer

Parketnummer: 07.650025-10 (P)

Uitspraak: 12 april 2011

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie

tegen

(Verdachte)

geboren (geboorteplaats

thans verblijvende in (detentieplaats)

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2011.

De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.S. ten Doesschate, advocaat te Zwolle

Als officier van justitie was aanwezig mr. M.J. van Dijck.

Voorts is verschenen de benadeelde partij, mw. (slachtoffer).

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 15 januari 2010 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van

het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (slachtoffer) van het

leven te beroven, met dat opzet één of meermalen met een mes in de nek/hals

van die (slachtoffer) heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat

voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.

hij op of omstreeks 15 januari 2010 in de gemeente Zwolle met het oogmerk om

zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of

bedreiging met geweld (slachtoffer) heeft gedwongen tot de afgifte van

goederen en/of geld (ongeveer 80,= Euro), in elk geval van enig goed en/of

geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer) en/of Shell

Tankstation, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk

geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte

- een vuurwapen op/tegen het hoofd van die (slachtoffer) heeft gezet en/of

- een vuurwapen op die (slachtoffer) heeft gericht en/of gericht heeft gehouden

en/of (vervolgens)

- (dreigend) tegen die (slachtoffer) heeft geroepen "maak de kluis open"

en/of "ga daar heen" en/of "plat liggen" en/of "op de grond liggen"

en/of (vervolgens)

- (met kracht) (met een voorwerp) op/tegen het hoofd van die (slachtoffer) heeft

geslagen en/of (vervolgens)

- (terwijl die (slachtoffer) op de grond lag en/of op de knieen zat) één of

meermalen met een mes in de hals/nek van die (slachtoffer) heeft gestoken en/of

gesneden;

althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij op of omstreeks 15 januari 2010 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van

wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen en/of geld (ongeveer

80,= Euro), in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele

toebehorende aan (slachtoffer 2) en/of (naam tankstation), in elk geval aan een

ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of

vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (slachtoffer 2), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of

gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij

de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,

verdachte

- een vuurwapen op/tegen het hoofd van die (slachtoffer 2) heeft gezet en/of

- een vuurwapen op die (slachtoffer 2) heeft gericht en/of gericht heeft gehouden

en/of (vervolgens)

- (dreigend) tegen die (slachtoffer 2) heeft geroepen "maak de kluis open"

en/of "ga daar heen" en/of "plat liggen" en/of "op de grond liggen"

en/of (vervolgens)

- (met kracht) (met een voorwerp) op/tegen het hoofd van die (slachtoffer 2) heeft

geslagen en/of (vervolgens)

- (terwijl die (slachtoffer 2) op de grond lag en/of op de knieen zat) één of

meermalen met een mes in de hals/nek van die (slachtoffer 2) heeft gestoken en/of

gesneden;

althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij op of omstreeks 15 januari 2010 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van

het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een

ander wederrechtelijk te bevoordelen door (met) geweld en/of bedreiging met

geweld (slachtoffer 2) te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld, in elk

geval van enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan R.

(slachtoffer 2) en/of (naam tankstation), in elk geval aan een ander of anderen dan

aan verdachte, (opzettelijk gewelddadig en/of dreigend)

- een vuurwapen op/tegen het hoofd van die (slachtoffer 2) heeft gezet en/of

- een vuurwapen op die (slachtoffer 2) heeft gericht en/of gericht heeft

gehouden en/of (vervolgens)

- (dreigend) tegen die (slachtoffer 2) heeft geroepen "maak de kluis open"

en/of "ga daar heen" en/of "plat liggen" en/of "op de grond liggen"

en/of (vervolgens)

- (met kracht) (met een voorwerp) op/tegen het hoofd van die (slachtoffer 2) heeft

geslagen en/of (vervolgens)

- (terwijl die (slachtoffer 2) op de grond lag en/of op de knieen zat) één of

meermalen met een mes in de hals/nek van die (slachtoffer 2) heeft gestoken en/of

gesneden,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

en/of

hij op of omstreeks 15 januari 2010 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van

het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van

wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten

dele toebehorende aan (slachtoffer 2) en/of (naam tankstation), in elk geval aan

een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te

doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld

en/of bedreiging met geweld tegen (slachtoffer 2), te plegen met het oogmerk om

die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij

betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,

hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

- een vuurwapen op/tegen het hoofd van die (slachtoffer 2) heeft gezet en/of

- een vuurwapen op die (slachtoffer 2) heeft gericht en/of gericht heeft

gehouden en/of (vervolgens)

- (dreigend) tegen die (slachtoffer 2) heeft geroepen "maak de kluis open"

en/of "ga daar heen" en/of "plat liggen" en/of "op de grond liggen"

en/of (vervolgens)

- (met kracht) (met een voorwerp) op/tegen het hoofd van die (slachtoffer 2) heeft

geslagen en/of (vervolgens)

- (terwijl die (slachtoffer 2) op de grond lag en/of op de knieen zat) één of

meermalen met een mes in de hals/nek van die (slachtoffer 2) heeft gestoken en/of

gesneden,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.

hij op of omstreeks 23 december 2009 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van

wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets ((merk, kleur, kenteken) in elk geval enig goed, geheel of ten dele

toebehorende aan (benadeelde partij 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan

verdachte;

althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij in of omstreeks de periode van 23 december 2009 tot en met 15 januari 2010

in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, een bromfiets (merk, kleur, kenteken) heeft verworven, voorhanden heeft gehad

en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het

voorhanden krijgen van die bromfiets wist dat het (een) door misdrijf

verkregen goed(eren) betrof;

althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij in of omstreeks de periode van 23 december 2009 tot en met 15 januari 2010

in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, een bromfiets (merk, kleur, kenteken) heeft verworven, voorhanden heeft gehad

en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het

voorhanden krijgen van die bromfiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat

het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSMOTIVERING¹

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het onder 1, onder 2 subsidiair en onder 3 subsidiair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft haar requisitoir overgelegd. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde is de officier van justitie van oordeel de subsidiaire variant bewezen kan worden nu verdachte wist dat sprake was van een gestolen scooter. De gestolen scooter is bij de moeder van verdachte aangetroffen en verdachte heeft verklaard dat hij deze scooter voor 150 euro heeft gekocht met de papieren en sleutels erbij, terwijl de aangever (benadeelde partij 1) nog in het bezit is van de papieren en sleutels behorende bij de scooter.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw van verdachte heeft haar pleitnota overgelegd. De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw van verdachte betoogd dat de afpersing en de diefstal met geweld niet bewezen kunnen worden. Verdachte heeft het slachtoffer proberen te bewegen tot afgifte van de inhoud van de kluis. Het uitgeoefende geweld was dáár op gericht. Vast staat dat verdachte de inhoud van de kluis niet heeft meegenomen. Het gegeven dat verdachte wel nog 80 euro heeft meegenomen doet hier niet aan af, nu daar het uitgeoefende geweld niet op was gericht. De raadsvrouw van verdachte refereert zich ten aanzien van het onder 2 meer of meest subsidiair ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw van verdachte vrijspraak bepleit nu het dossier geen bewijs bevat voor de primair ten laste gelegde diefstal en voorts voor het overige onder 3 ten laste gelegde niet is vast te stellen of verdachte wist of rederlijkerwijs had moeten vermoeden dat de scooter was gestolen. Uit het dossier blijkt niet hoe oud de scooter was en of het betaalde bedrag een redelijk bedrag is geweest voor een dergelijke scooter.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.

De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering . De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:

• Het proces-verbaal van aangifte van (slachtoffer) ;

• Het letselrapport van de GGD IJsselland ;

• De bekennende verklaring van verdachte ;

• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 maart 2011.

De rechtbank is ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde van oordeel dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken nu niet kan worden bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot de afgifte van enig goed of geld. Zoals uit de voornoemde bewijsmiddelen is gebleken, heeft verdachte geld weggenomen, welke diefstal is voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, zodat het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen voorbij gaan aan het door de raadsvrouw van verdachte gevoerde verweer. De stelling dat het geweld was gericht op het verkrijgen van het geld uit de kluis (hetgeen verdachte uiteindelijk niet heeft verkregen), doet er immers niet aan af dat de diefstal van de 80 euro is voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld terwijl uit de verklaringen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank voldoende blijkt dat hij de overval pleegde omdat hij – in algemene zin - geld nodig had.

Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde het volgende:

(benadeelde partij 1) heeft aangifte gedaan bij de politie van diefstal van een bromfiets, merk Piaggio, gepleegd op 23 december 2009 op de Oude Vismarkt te Zwolle. Hij heeft verklaard dat de bromfiets was afgesloten. De bromfiets van aangever is tijdens een huiszoeking ten aanzien van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde bij verdachte en zijn moeder in de tuin aangetroffen.

(Getuige 1) heeft bij de politie verklaard dat haar zoon net na de kerst met de scooter bij haar woning kwam en de scooter in de achtertuin heeft gezet. Verdachte vertelde zijn moeder dat de scooter van hem was.

Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij de scooter, een (merk scooter), van een jongen heeft gekocht voor 150 euro. Voorts verklaart verdachte dat hij de sleutels en de papieren van de scooter heeft gekregen, maar dat hij niet meer weet waar die papieren zijn.

Uit deze bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat verdachte degene is geweest die de diefstal van de scooter heeft gepleegd. Ook is hieruit niet op te maken dat verdachte ten tijde van het verkrijgen van de scooter wist of behoorde te weten dat de scooter van diefstal afkomstig was. Hiertoe is enkel een aangifte van de eigenaar van de scooter onvoldoende. Niet is gebleken dat de aangever – zoals door de officier van justitie is gesteld – nog beschikte over de papieren en sleutels van de scooter, terwijl in het dossier overige informatie over de gestolen scooter, zoals bijvoorbeeld een waardebepaling ontbreekt.

Uit het bovenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat

1.

hij op 15 januari 2010 in Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (slachtoffer) van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een mes in de nek/hals van die (slachtoffer 2) heeft gestoken en gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2 subsidiair.

hij op 15 januari 2010 in Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld (ongeveer 80,- euro), toebehorende aan (naam tankstation), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (slachtoffer 2), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte

- een vuurwapen op die (slachtoffer 2) heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en (vervolgens)

- (dreigend) tegen die (slachtoffer 2) heeft geroepen "maak de kluis open" en/of "ga daar heen" en/of "plat liggen" en/of "op de grond liggen" en (vervolgens)

- (met kracht) (met een voorwerp) op/tegen het hoofd van die (slachtoffer 2) heeft geslagen en (vervolgens)

- (terwijl die (slachtoffer 2) op de grond lag en/of op de knieën zat) meermalen met een mes in de hals/nek van die (slachtoffer 2) heeft gestoken en gesneden.

Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:

Feit 1:

Poging tot doodslag,

strafbaar gesteld bij de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht

Feit 2:

Diefstal, voorafgegaan, vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,

strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.

DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft aangegeven voorbij te gaan aan het advies van psycholoog Breuker. Er zijn geen gronden voor toepassing van het minderjarigenstrafrecht en voor begeleiding vanuit (jeugd)reclassering zou een voorwaardelijk strafdeel geëist moeten worden, hetgeen alleen mogelijk is wanneer een maximale gevangenisstraf van 4 jaar gevorderd wordt. Een gevangenisstraf van maximaal 4 jaar doet geen recht aan de ernst van de feiten.

Ten aanzien van de vordering benadeelde partij heeft de officier van justitie de toewijzing gevorderd tot een bedrag van € 4.408,70 alsmede de oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van slachtoffer (slachtoffer) tot voornoemd bedrag.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat bij het bepalen van de strafmaat rekening dient te worden gehouden met de betrekkelijk jonge leeftijd van verdachte, de op nihil geschatte kans op recidive door psycholoog D. Breuker, de geringe - niet met de onderhavige feiten vergelijkbare – justitiële documentatie en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.

Ten aanzien van de vordering benadeelde partij heeft de raadsvrouw verzocht de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren voor wat betreft het arbeidsvermogenverlies, onregelmatigheidstoeslagverlies en de daggeldvergoeding. Voor het overige deel heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden

waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,

zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de

na te noemen beslissing passend.

De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op de aard van het geweld, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.

De rechtbank rekent het verdachte met name zwaar aan dat hij met het oog op geldelijk gewin en zonder zich daarbij enige rekenschap te geven van de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer is overgegaan tot het plegen van een zeer gewelddadige overval op een tankstation. Verdachte is daarbij berekenend te werk gegaan. Het slachtoffer is t ijdens haar werkzaamheden in het tankstation vroeg in de ochtend bedreigd met een op een pistool gelijkend wapen. Toen zij geen gehoor kon geven aan het verzoek van verdachte de kluis te openen heeft verdachte het slachtoffer – dat inmiddels met de rug naar hem toe op haar knieën zat - met het op een pistool gelijkend voorwerp op haar hoofd geslagen en vervolgens meermalen in de nek gestoken en een snijdende beweging gemaakt. De rechtbank rekent het verdachte met name zwaar aan dat hij - zonder dat daarvoor enige aanleiding was - op een koele wijze is overgegaan tot het plegen van die geweldsuitingen tegen het weerloos op haar knieën zittende slachtoffer, waarbij het slachtoffer uiteindelijk in een levensbedreigende situatie is gebracht. Verdachte heeft vervolgens de binnen handbereik liggende 80 euro meegenomen en is weggegaan zonder zich te bekommeren om het zeer ernstig gewonde slachtoffer. Het slachtoffer was ternauwernood bij machte om het alarmnummer te bellen.

Deze overval heeft niet alleen lichamelijke problemen opgeleverd voor het slachtoffer, maar heeft ook diepe sporen in het emotioneel welzijn van het slachtoffer achtergelaten zoals ook is gebleken uit de verklaring die het slachtoffer ter terechtzitting heeft afgelegd. Daarnaast heeft dit feit niet alleen een grote impact op het slachtoffer, maar heeft het eveneens grote maatschappelijke onrust veroorzaakt.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport opgemaakt door het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) op 1 maart 2011 en van het psychologisch pro justitia rapport van D. Breuker d.d. 2 juni 2010. De rechtbank hecht meer waarde aan de bevindingen van het PBC vanwege de opzet en de methodiek van het door het PBC verrichte onderzoek , waaronder een observatie van verdachte gedurende circa 6 weken, en het evenwichtiger beeld dat mede daardoor van de verdachte kan zijn ontstaan dan het beeld dat psycholoog D. Breuker van verdachte heeft gekregen op basis van twee gesprekken met hem. Daarbij overweegt de rechtbank dat het PBC heeft overwogen dat de conclusies van psycholoog Breuke lijken te zijn gebaseerd op informatie afkomstig van verdachte zelf en dat verdachte, zoals het PBC gedurende de observatieperiode heeft vastgesteld, in staat is (kortdurend) een gunstig beeld van zichzelf neer te zetten.

Hoewel verdachte zijn medewerking aan het onderzoek van het PBC grotendeels heeft geweigerd en er slechts beperkt milieuonderzoek heeft plaatsgevonden heeft het PBC het volgende over verdachte kunnen rapporteren. Bij verdachte is geen sprake van een psychiatrische stoornis. Verdachte probeert een positief beeld van zichzelf neer te zetten, maar houdt dit niet vol. Gaandeweg het onderzoek veranderde verdachtes houding, waarbij hij zich liet kennen als een egocentrische jongeman met een gladde en wat opgeblazen presentatie en een opmerkelijk gebrek aan inlevingsvermogen. Verdachte heeft moeite met kritiek, maar is wel in staat zijn gedrag vervolgens voor enige tijd bij te sturen, waaruit blijkt dat hij voldoende controle heeft over zijn gedrag. Verdachte toonde zich geregeld onoprecht en nam geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Bij verdachte komen antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken naar voren en er is een vermoeden van een psychopathiforme ontwikkeling. Uit de beschrijving van het ten laste gelegde van zowel het slachtoffer als verdachte spreekt een kalme vastberadenheid, waarbij verdachtes onverschilligheid in het oog springt. De spijtbrief aan het slachtoffer getuigt van een zeer gering inlevingsvermogen. Van een werkelijk doorvoelde spijtbeleving lijkt – mede gezien hetgeen verdachte er in het PBC over heeft gezegd in combinatie met zijn opmerkelijke gebrek aan lijdenslast – geen sprake. Op basis van het beperkte onderzoek kan niet worden vastgesteld of er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling. Derhalve kan ook de vraag over de eventuele doorwerking hiervan in het ten laste gelegde niet worden beantwoord.

De rechtbank neemt de conclusies in het PBC-rapport met betrekking tot de persoon van de verdachte over en maakt deze tot de hare.

De ernst van de bewezen verklaarde feiten en de bevindingen en conclusies van het PBC in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.

Bij haar beslissing heeft de rechtbank eveneens rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 15 januari 2010.

De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36f en 55 van het Wetboek van Strafrecht.

Benadeelde partij (slachtoffer)

Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij (slachtoffer) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 1 en onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit.

De hoogte van die schade is, gelet op de inhoud van het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” en gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 3.558,74. De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is tot dat bedrag (als onvoldoende gemotiveerd weersproken) toewijsbaar.

De vordering van de benadeelde partij zal voor het overige, te weten ter zake van het verlies aan arbeidsvermogen en het verlies van onregelmatigheidstoeslag, niet ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering met betrekking tot die posten enerzijds onvoldoende is onderbouwd en anderzijds door de verdediging is betwist en verdere behandeling van die vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.

De rechtbank zal voorts aan de verdachte op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van geldsom van € 3.558,74 ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer).

BESLISSING

Het onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.

Het onder 1 en onder 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar.

De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.

Schadevergoeding

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer), wonende te (woonplaats) van een bedrag van € 3.558,74 (zegge: vijfendertighonderden achtenvijftig euro en vierenzeventig cent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 1 en onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 15 januari 2010, tot die van de voldoening.

De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 3.558,74, ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 45 hechtenis.

De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

De rechtbank verklaart de vordering van de benadeelde partij (slachtoffer) voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. A.J. Louter en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van L. Pieters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature