Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Partneralimentatie .

Geen einde aan lotsverbondenheid.

Wijziging van omstandigheden.

Uitspraak



GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht

Uitspraak: 21 juni 2011

Zaaknummer: HV 200.079.808/01

Zaaknummer eerste aanleg: 214264 / FA RK 10-3606

in de zaak in hoger beroep van:

[X.],

wonende te [woonplaats],

appellante,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. A.W.T. Klappe,

tegen

[Y.],

wonende te [woonplaats],

verweerder,

hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. Y.Th.J.G.M. Poulussen.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 5 oktober 2010.

2. Het geding in hoger beroep

2.1. Bij beroepschrift met als enige productie de bestreden beschikking, ingekomen ter griffie op 4 januari 2011, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking te vernietigen, de vrouw te ontvangen in haar verzoek en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de man tot nihilstelling van de partneralimentatie af te wijzen dan wel de bijdrage op nihil te stellen vanaf een datum die het hof juist acht dan wel een bijdrage vast te stellen die het hof juist acht.

2.2. Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 maart 2011, heeft de man verzocht het verzoek van de vrouw primair niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek van de vrouw af te wijzen als zijnde ongegrond en niet bewezen. Voor zover mogelijk verzoekt de man het hof te bepalen dat de alimentatieverplichting jegens de vrouw is beëindigd ingaande 2007, althans een zodanige datum als het hof juist acht, uitvoerbaar bij voorraad, met veroordeling van de vrouw in de kosten van dit geding alsmede van de proceskosten in eerste aanleg.

2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 mei 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- de vrouw, bijgestaan door mr. A.W.T. Klappe;

- de man, bijgestaan door mr. Y.T.J.G.M. Poulussen.

2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de brief van de advocaat van de vrouw met bijlagen d.d. 3 februari 2011.

2.4.1. De advocaat van de man heeft ter zitting medegedeeld dat zij bij brief van 5 mei 2011 een aantal stukken aan het hof heeft doen toekomen. Deze stukken zijn bij het hof niet binnengekomen. Op verzoek van het hof heeft de advocaat deze stukken bij brief van 24 mei 2011 nogmaals aan het hof verstuurd. Het hof heeft ook deze stukken bij zijn beoordeling betrokken.

3. De beoordeling

3.1. Partijen zijn op 26 september 1997 met elkaar gehuwd.

3.2. Op 27 mei 2004 is het huwelijk van partijen omgezet in een geregistreerd partnerschap, welk geregistreerd partnerschap is geëindigd door inschrijving van de verklaring van beëindiging van het geregistreerd partnerschap door de ambtenaar van de burgerlijke stand.

3.3. De man en de vrouw hebben de gevolgen van de beëindiging van hun huwelijk en geregistreerd partnerschap geregeld in een door hen op 27 mei 2004 ondertekend convenant. In dit convenant is onder meer en voor zover hier van belang ten aanzien van de partneralimentatie het volgende bepaald:

- de man betaalt met ingang van 31 mei 2004 op de laatste dag van iedere maand een bedrag van zeshonderd euro aan de vrouw als alimentatie ten behoeve van haarzelf;

- dit bedrag wordt niet geïndexeerd;

- de man zal dit gedurende twaalf jaar aan de vrouw betalen tenzij de vrouw gaat samenwonen als ware zij gehuwd dan wel geregistreerd als wettelijk partner, dan wel indien zij hertrouwt/een wettelijk geregistreerd partnerschap aangaat;

- partijen zullen de gemaakte afspraken aangaande de partneralimentatie niet wijzigen, tenzij sprake is van gewijzigde omstandigheden.

3.4. Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank op het verzoek van de man d.d. 22 juni 2010 de overeenkomst tot beëindiging wettelijk geregistreerd partnerschap d.d. 27 mei 2004 wat betreft de daarbij vastgestelde bijdrage, door de man te voldoen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw, gewijzigd in die zin dat deze bijdrage met ingang van 2007 wordt beëindigd.

3.5. De vrouw kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

3.6. Ter zitting heeft de advocaat van de man het verweer met betrekking tot de ontvankelijkheid van het hoger beroep ingetrokken, zodat deze geen verdere bespreking behoeft.

3.7. In de eerste grief betwist de vrouw dat zij zich zodanig grievend jegens de man heeft gedragen dat van de man in redelijkheid niet meer gevergd kan worden dat hij nog langer bijdraagt in de kosten van levensonderhoud van de vrouw. De vrouw betwist de inhoud van de door de man overgelegde aangiften en stelt dat zij ter zake nooit is veroordeeld. De vrouw voert verder aan dat tegenover de door de man gedane aangiften staat dat het gedrag van de man meermalen aanleiding is geweest voor de vrouw om tegen hem aangifte te doen. Voorts is er volgens de vrouw ook anderszins geen sprake van gewijzigde omstandigheden als bedoeld in de tussen partijen gesloten notariële akte. De stelling van de man dat hij onvoldoende draagkracht heeft om de afgesproken alimentatie te voldoen en dat de vrouw geen behoefte meer heeft, is naar de mening van de vrouw onvoldoende onderbouwd met financiële en andere stukken. De vrouw heeft nog steeds behoefte aan de bijdrage van de man.

De tweede grief keert zich tegen de door de rechtbank bepaalde datum waarop de alimentatieverplichting is beëindigd. De vrouw heeft de door de man betaalde alimentatie geconsumeerd en is, mede gelet op haar schulden, niet in staat het bedrag terug te betalen. De kantonrechter heeft op 1 februari 2011 de vrouw op eigen verzoek onder bewind gesteld.

3.8. De man brengt daar tegen in dat in redelijkheid niet van hem kan worden gevergd dat hij in ieder geval vanaf 2007 nog alimentatie aan de vrouw betaalt. De vrouw die een drankprobleem heeft, heeft zijn privacy stelselmatig geschonden, heeft hem gestalkt en lastig gevallen. Vanaf 2004 tot en met 2009 zijn er door de man talrijke aangiften gedaan van onder andere mishandeling en vernieling. De vrouw is de man voortdurend en tot zeer recent telefonisch blijven lastigvallen. De man is van een en ander zodanig aangeslagen geraakt dat hij geruime tijd niet heeft kunnen werken en daardoor inkomsten is misgelopen. Hierdoor is zijn draagkracht verminderd.

Verder betwist de man de behoefte van de vrouw. De vrouw ontvangt een weduwe-uitkering van ongeveer € 2.100,- per maand. Zij moet in staat worden geacht door betaald werk volledig in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Daarnaast heeft zij in de afgelopen jaren een aantal grote geldsommen ontvangen waarop zij had kunnen interen.

3.9. Het hof overweegt als volgt.

3.9.1. Zo de stelling van de man dat de vrouw zich zodanig grievend jegens hem heeft gedragen dat van hem niet meer gevergd kan worden dat hij een onderhoudsbijdrage aan haar betaalt al kan worden aangemerkt als een beroep op een wijziging van omstandigheden, gaat deze stelling naar het oordeel van het hof niet op. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof gebleken dat toen partijen nog met elkaar gehuwd waren er al sprake was van grote relationele problematiek en wederzijds huiselijk geweld. Desondanks zijn partijen toen zij uit elkaar gingen notarieel overeengekomen dat de man aan de vrouw een bijdrage in haar levensonderhoud zou voldoen. Onbetwist staat verder vast dat partijen na hun uiteengaan nog gedurende lange tijd geregeld contact met elkaar hebben gehad, waarbij sprake is geweest van een proces van wederzijds aantrekken en afstoten. Gelet op de over en weer gedane aangiftes hebben beide partijen gedurende dit proces duchtig meegedaan aan het grieven en kwetsen van elkaar. Tegen de achtergrond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de vrouw zich niet zodanig grievend jegens de man heeft gedragen dat redelijkerwijs niet meer van hem kan worden gevergd dat hij alimentatie aan de vrouw voldoet. Het door de man gedane bewijsaanbod wordt gepasseerd, nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden. De eerste grief treft in zoverre doel.

3.9.2. Artikel 1:401, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt, voor zover in deze zaak van belang, dat een overeenkomst betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak kan worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.

Het ligt op de weg van degene die wijziging verzoekt om aan te tonen dat van een dergelijke situatie sprake is. Het is derhalve in het onderhavige geval aan de man om zijn financiële situatie deugdelijk te onderbouwen.

Het hof is van oordeel dat de man zijn stelling dat hij onvoldoende draagkracht heeft om de verschuldigde onderhoudsbijdrage vanaf 2007 nog langer aan de vrouw te voldoen, onvoldoende met financiële bewijsstukken heeft onderbouwd.

3.9.3. Voorts is het hof van oordeel dat, voor zover de man heeft gesteld dat de vrouw geen behoefte meer heeft aan een bijdrage in haar levensonderhoud, de man onvoldoende heeft gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, om te kunnen vaststellen of sprake is van een wijziging van omstandigheden. Zo heeft de man onder meer geen relevante bewijsstukken in het geding gebracht aan de hand waarvan het hof de huwelijksgerelateerde behoefte van partijen kan bepalen. Ook in zoverre slaagt de eerste grief van de vrouw.

3.9.4. Gelet op het voorgaande dient het inleidend verzoek van de man alsnog te worden afgewezen. Bij bespreking van haar tweede grief heeft de vrouw geen belang meer.

3.10. De beschikking waarvan beroep, dient dus te worden vernietigd.

Proceskosten

3.11. Nu de man in het ongelijk wordt gesteld, is er geen reden om de vrouw in de proceskosten te veroordelen. De proceskosten van beide instanties worden gecompenseerd, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

4. De beslissing

Het hof:

vernietigt de beschikking van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 5 oktober 2010,

en, opnieuw rechtdoende:

wijst alsnog af het dit geding inleidend verzoek van de man d.d. 22 juni 2010;

compenseert de in beide instanties gevallen proceskosten tussen partijen aldus, dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, P.C.G. Brants en C.L.M. Smeets en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature