Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 21 januari 2009 heeft het college aan [appellant sub 2] reguliere bouwvergunning verleend voor het vernieuwen van een brug op het perceel [locatie] te Dordrecht (hierna: het perceel).

Uitspraak



201011128/1/H1.

Datum uitspraak: 22 juni 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht,

2. [appellant sub 2], wonend te Dordrecht,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 8 oktober 2010 in zaak nr. 09/1173 in het geding tussen:

[wederpartijen], beiden wonend te Dordrecht

en

het college.

1. Procesverloop

Bij besluit van 21 januari 2009 heeft het college aan [appellant sub 2] reguliere bouwvergunning verleend voor het vernieuwen van een brug op het perceel [locatie] te Dordrecht (hierna: het perceel).

Bij besluit van 3 augustus 2009 heeft het college het door [wederpartijen] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 8 oktober 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [wederpartijen] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 augustus 2009 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 november 2010, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 november 2010, hoger beroep ingesteld. Het college heeft de gronden van het hoger beroep aangevuld bij brief van 16 december 2010.

Het college en [appellant sub 2] hebben op elkaars hoger beroepschriften gereageerd.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [wederpartijen] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Bij besluit van 2 maart 2011 heeft het college het door [wederpartijen] tegen het besluit van 21 januari 2009 gemaakte bezwaar, onder aanvulling van de motivering daarvan, opnieuw ongegrond verklaard.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 mei 2011, waar het college, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Spiele, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. J.C. Hol, advocaat te Dordrecht, en [appellant sub 2], bijgestaan door mr. E.W.B. van Twist, advocaat te Dordrecht, zijn verschenen. Tevens zijn daar [wederpartijen], waarvan [wederpartij] in persoon, bijgestaan door mr. P.G. Gilhuis, advocaat te Dordrecht, gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Het betoog van [appellant sub 2] dat de rechtbank ten onrechte heeft verzuimd [wederpartijen] niet-ontvankelijk te verklaren in hun beroep, faalt. Nu het perceel van [wederpartijen] naast dat van [appellant sub 2] is gelegen, is hun belang rechtstreeks bij het besluit van 3 augustus 2009 betrokken en dienen zij te worden aangemerkt als belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en zijn zij derhalve ontvankelijk in hun bezwaar en beroep. De exacte ligging van de erfgrens tussen de percelen van [appellant sub 2] en [wederpartijen], doet, anders dan [appellant sub 2] betoogt, in dit verband niet ter zake.

2.2. Het college heeft de bouwvergunning verleend ter legalisering van de geheel vernieuwde brug op het perceel. De oorspronkelijke brug was met planken met de brug van [wederpartijen] verbonden. Bij het oprichten van de nieuwe brug zijn de verbindingsplanken doorgezaagd en ingekort en zijn onder de brug van [wederpartijen], ter hoogte van de plek waar zich voorheen de verbindingsconstructie bevond, ter ondersteuning twee palen aangebracht. Voorts is daarbij de stalen plaat waarmee de verbindingsplanken waren afgedekt, verwijderd.

2.3. [appellant sub 2] en het college betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het aanbrengen van wijzigingen aan de constructie van de bestaande brug onderdeel behoort uit te maken van de aanvraag om bouwvergunning, en dat het college naar aanleiding van de ontvangst van de aanvraag ten onrechte niet nader heeft onderzocht of de brug op het naastgelegen perceel na het vernieuwen van de brug nog aan de voorschriften van de Bouwverordening en het Bouwbesluit voldoet. [appellant sub 2] voert in dit verband aan dat de voormalige verbinding tussen de twee bruggen in deze procedure niet ter beoordeling voorligt, omdat deze zonder bouwvergunning was aangebracht.

2.3.1. Het college had te beslissen op de aanvraag zoals deze is ingediend, en diende aan de hand van de weigeringsgronden als genoemd in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet , zoals die gold ten tijde van belang, te beoordelen of aanleiding bestond de gevraagde bouwvergunning te weigeren. Gelet op de bouwaanvraag en de bijbehorende bouwtekening, maakt de verbinding tussen beide bruggen daarvan geen onderdeel uit. Derhalve behoefde het college bij de behandeling van de aanvraag daarmee geen rekening te houden. Of deze verbinding al dan niet zonder een daartoe vereiste vergunning was aangebracht, is hierbij niet van belang. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

Het betoog slaagt.

2.4. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [wederpartijen] tegen het besluit van 3 augustus 2009 alsnog ongegrond verklaren.

2.5. Bij besluit van 2 maart 2011 heeft het college opnieuw beslist op het door [wederpartijen] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 21 januari 2009. Aangezien bij dit nieuwe besluit niet aan hun bezwaren is tegemoetgekomen, is hiertegen, gelet op artikel 6:24 van de Awb , gelezen in verbinding met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, van de zijde van [wederpartijen] een beroep van rechtswege ontstaan.

Met de vernietiging van de aangevallen uitspraak is aan dit besluit de grondslag ontvallen. Het beroep van [wederpartijen] tegen dit besluit is gegrond. De Afdeling zal dit besluit eveneens vernietigen.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

2.7. In deze situatie is er geen aanleiding om te bepalen dat het door [appellant sub 2] betaalde griffierecht door het college moet worden vergoed. Een redelijke toepassing van artikel 54, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat - naar analogie van artikel 52, vijfde lid, van die wet - het griffierecht door de secretaris van de Raad van State aan [appellant sub 2] wordt terugbetaald.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de hoger beroepen gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 8 oktober 2010 in zaak nr. 09/1173;

III. verklaart het door [wederpartijen] bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;

IV. verklaart het beroep van [wederpartijen] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht van 2 maart 2011, kenmerk Mozaieknr 208563, gegrond;

V. vernietigt dat besluit;

VI. bepaalt dat de secretaris van de Raad van State aan [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 224,00 (zegge: tweehonderdvierentwintig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Graaff-Haasnoot

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2011

531-619.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature