Uitspraak
Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 207624 / HA ZA 10-2189
Vonnis in incident van 4 mei 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INOTEC BARCODE SECURITY B.V.,
gevestigd te Oss,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. D.A. Molier te Arnhem,
tegen
de vennootschap
ZETES INDUSTRIES S.A.,
gevestigd te Brussel,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.W. La Gro te ’s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna Inotec en Zetes worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheid;
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten
2.1. Bij de beoordeling van het incident gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
2.2. Inotec drijft een onderneming die zich bezighoudt met het leveren van R.F.I.D.- en barcoderingsoplossingen. Inotec is statutair gevestigd te Oss en houdt kantoor te Wijchen.
2.3. Zetes drijft een onderneming die zich bezighoudt met het aanbieden van diensten met hoge toegevoegde waarde aan de markt voor automatische identificatie van goederen en personen. Zetes is statutair gevestigd te Brussel, België.
2.4. Tussen partijen bestaat een langdurige relatie. Partijen hebben meermalen koopovereenkomsten gesloten, op basis waarvan Inotec (ondermeer) een bepaald soort aluminium label voorzien van een barcode aan Zetes heeft geleverd. Dit label is vervolgens door Zetes aan eindgebruikers verkocht en geleverd.
2.5. In de hoofdzaak vordert Inotec veroordeling tot nakoming van Zetes van de uit de koopovereenkomsten voortvloeiende betalingsverplichtingen van Zetes.
2.6. Als productie 11 bij de incidentele conclusie tot onbevoegdheid is een offerte met nummer 2.275 van Inotec overgelegd. In de bij deze offerte gevoegde algemene voorwaarden wordt Wijchen als plaats van levering aangemerkt.
2.7. Als productie 1 bij de incidentele conclusie tot onbevoegdheid is een zogenaamde “purchase order” van Zetes overgelegd. Dit stuk, met referentienummer 25950, vermeldt het in rechtsoverweging 2.6 genoemde offertenummer en vermeldt als afleveradres: Brussel.
2.8. Als productie 2 bij de incidentele conclusie tot onbevoegdheid is een orderbevestiging van Inotec overgelegd. Deze orderbevestiging vermeldt het in rechtsoverweging 2.7. genoemde referentienummer en vermeldt als afleveradres: Brussel.
2.9. De in het kader van de koopovereenkomsten door Zetes bestelde roerende zaken zijn in Brussel afgeleverd.
3. Het geschil in het incident
3.1. Zetes vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van het geschil tussen partijen kennis te nemen, zowel op grond van artikel 2 lid 1 als op grond van artikel 5 lid 1 onder b van de Europese Verordening nr. 44 /2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Verordening). Zij voert daartoe aan dat de plaats van levering van de roerende zaken Brussel, België, was.
3.2. Inotec voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna nader ingegaan.
4. De beoordeling in het incident
4.1. Nu beide partijen zijn gevestigd in landen die partij zijn bij de EEX-Verordening, moet de vraag naar de bevoegdheid van de rechtbank worden beantwoord aan de hand van die Verordening. Op grond van artikel 93 van de Grondwet en artikel 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de EEX-Verordening voorrang boven commune bevoegdheidsregels.
4.2. De kern van het geschil is de vraag of partijen bij het sluiten van de koopovereenkomsten de plaats van levering zijn overeengekomen. Artikel 6:217 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan. De aanvaarding moet inhoudelijk met het aanbod overeenstemmen.
4.3. Vaststaat dat Inotec Zetes met de in rechtsoverweging 2.6. genoemde offerte een aanbod heeft gedaan. Uit dit aanbod volgt dat Inotec heeft aangeboden Wijchen als plaats van levering aan te merken.
4.4. Uit de in rechtsoverweging 2.7. genoemde “purchase order” van Zetes volgt dat Zetes dit aanbod heeft aanvaard, doch met uitzondering van de plaats van levering. Zetes vermeldt immers in haar order dat de in het kader van de koopovereenkomst te leveren roerende goederen in Brussel dienen te worden afgeleverd. Conform het bepaalde in artikel 225 lid 1 BW dient de aanvaarding van Zetes te worden aangemerkt als een nieuw aanbod en als een verwerping van het oorspronkelijke.
4.5. Inotec heeft dit nieuwe aanbod van Zetes aanvaard. Inotec noemt op haar orderbevestiging, weergeven in rechtsoverweging 2.8., Brussel namelijk als afleveradres.
4.6. Gesteld noch gebleken is dat de gang van zaken omtrent het sluiten van de koopovereenkomsten tussen partijen anders is geschied dan wel anders is bedoeld dan hiervoor in rechtsoverweging 4.3. tot en met 4.5. is weergegeven.
4.7. Gezien het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat partijen, in afwijking van het bepaalde in de algemene voorwaarden, zijn overeengekomen dat als plaats van levering Brussel heeft te gelden. De door Inotec aangevoerde omstandigheid dat het vervoer van de roerende goederen naar Brussel is betaald door Zetes, doet hieraan niet af. Dit leidt tot de conclusie dat de rechtbank zich op grond van zowel artikel 2 lid 1 als op grond van artikel 5 lid 1 onder b van de EEX-Verordening onbevoegd dient te verklaren van het geschil tussen partijen kennis te nemen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
4.8. De vordering zal worden toegewezen.
4.9. Inotec zal worden veroordeeld in de kosten van het incident, gevallen aan de zijde van Zetes en tot heden begroot op € 579,00 (1 punt, tarief III).
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart zich onbevoegd van het geschil tussen partijen kennis te nemen,
5.2. veroordeelt Inotec in de proceskosten, aan de zijde van Zetes tot op heden begroot op € 579,00,
5.3. verklaart dit vonnis voor zover het de proceskosten betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2011.