Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Aanvraag bijstand. Bij bepaling vermogen dient rekening te worden gehouden met de schulden van eiser. Bezit onroerend goed in Marokko. Eiser kan over het in de (niet zelf bewoonde) woning gebonden vermogen beschikken. Significante verschillen in waarde woning tussen twee taxatierapporten van verweerder enerzijds en het taxatierapport van eiser anderzijds. Eiser heeft niet aangetoond dat de taxatierapporten van verweerder onzorgvuldig zijn. Een beëdigd taxateur wordt geacht de waarde van een woning te kunnen schatten zonder de woning van binnen te hebben gezien.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/596 WWB

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],

wonende te [woonplaats] (Marokko),

eiser,

gemachtigde mr. M.TH.H.M.J. Aarts,

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (SVB),

verweerder,

gemachtigde mr. J.A.J. Groenendaal.

Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2008 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijstand van 18 november 2008 afgewezen.

Bij besluit van 23 januari 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Bij uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 april 2010 (registratienummer AWB 09/1044) is het beroep van eiser gegrond verklaard en het besluit van 23 januari 2009 vernietigd, omdat dit besluit niet door het bevoegde bestuursorgaan was genomen en voorts omdat dit besluit ten onrechte was gebaseerd op artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Bij besluit van 14 juli 2010 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser wederom ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Omdat eiser inmiddels was verhuisd naar [woonplaats] en met ingang van 1 mei 2010 is uitgeschreven uit de gemeentelijke basisadministratie van Nijmegen is het beroep door de rechtbank Arnhem doorgestuurd naar deze rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2011. Eiser en zijn gemachtigde zijn – met kennisgeving – niet ter zitting verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Feiten en omstandigheden

1.1. Eiser ontvangt sinds 1 juli 1995 een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). In aanvulling daarop ontving eiser samen met zijn toenmalige echtgenote vanaf 1 juli 1995 tot 16 november 2007 een bijstandsuitkering naar de norm van gehuwden. Sindsdien ontving eiser tot 1 maart 2008 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande.

1.2. Op 18 januari 2008 is naar voren gekomen dat eiser eigenaar is van onroerend goed in Marokko. Op die datum heeft eiser in het kader van een aanvraag om bijstand aan de SVB een taxatierapport van 14 januari 2008 van beëdigd taxateur [taxateur 1] overgelegd waarin de waarde van eisers woning aan het [adres] te [woonplaats] in Marokko is gewaardeerd op (omgerekend) ongeveer € 31.000,-.

1.3. Naar aanleiding hiervan heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen het Internationaal Bureau Fraude-informatie van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het IBF) gevraagd een onderzoek in te stellen naar het vermogen van eiser in de vorm van onroerend goed in het buitenland. Het Bureau Sociale Zaken van de Nederlandse Ambassade te Rabat heeft dit onderzoek voor het IBF uitgevoerd en heeft beëdigd taxateur [taxateur 2] verzocht de waarde van eisers onroerend goed te taxeren. Van dit onderzoek is op 3 juni 2008 een taxatierapport opgemaakt. Hieruit komt naar voren dat de waarde van eisers woning in 2008 wordt geschat op omgerekend € 210.000,-.

1.4. Op grond van de onder 1.3 genoemde bevindingen heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen bij afzonderlijke besluiten van 6 augustus 2008 het recht op bijstand van eiser en zijn ex-echtgenote over de periode van 1 juli 1997 tot en met 15 november 2007 ingetrokken alsook het recht op bijstand van eiser over de periode van 16 november 2007 tot en met 29 februari 2008. Voorts is de gedurende deze perioden ten onrechte verstrekte bijstand tot een bedrag van € 100.506,45 van eiser teruggevorderd. Van eisers ex-echtgenote is een bedrag van € 98.801,15 medeteruggevorderd, voor welk bedrag zij hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld.

1.5. Op 18 november 2010 heeft eiser bij verweerder de thans in geschil zijnde aanvraag om (aanvullende) bijstand ingediend.

2. Standpunten van partijen

2.1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser over teveel vermogen beschikt om recht op bijstand te hebben. Verweerder baseert zich daarbij op eisers bezit van de woning in Marokko. Verweerder is daarbij uitgegaan van een waarde van ten minste € 31.000. Verweerder heeft het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond geacht en geen hoorzitting gehouden.

2.2 Eiser heeft aangevoerd dat verweerder de aanvraag om bijstand ten onrechte heeft afgewezen omdat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Eiser betwist de uitkomst van de door verweerder overgelegde taxatierapporten die betrekking hebben op de waarde van zijn woning in Marokko. Volgens eiser geeft het taxatierapport van 14 januari 2008 dat op zijn verzoek is opgemaakt de meest reële waarde van zijn woning weer. Verder heeft eiser betoogd dat hij in het kader van de bezwaarprocedure ten onrechte niet is gehoord en dat verweerder bij de vaststelling van het vermogen rekening had moeten houden met eisers schulden.

2.3 In het verweerschrift heeft verweerder zich op het nadere standpunt gesteld dat het in het voorliggende geval een nieuwe aanvraag om bijstand betreft en dat om die reden inderdaad rekening had moeten worden gehouden met de schulden van eiser ten tijde van zijn aanvraag als gevolg van de terugvordering van bijstand van ruim € 100.000,-. Verder heeft verweerder gesteld dat het bezwaar ten onrechte kennelijk ongegrond is verklaard en dat eiser in het kader van zijn bezwaarschrift had moeten worden gehoord.

2.4. Verweerder heeft vervolgens de woning van eiser opnieuw laten taxeren en een taxatierapport van 21 december 2010 van beëdigd taxateur [taxateur 3] in het geding gebracht, waarin de waarde van eisers woning in 2007 omgerekend op ruim € 230.000,- wordt geschat.

3. Wettelijk kader

3.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) heeft iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, recht op bijstand van overheidswege.

3.2. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de WWB worden tot de middelen gerekend alle vermogensbestanddelen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.

3.3. Op grond van artikel 34, tweede lid, aanhef en onder a, van de WWB wordt onder vermogen verstaan de waarde van de bezittingen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, verminderd met de aanwezige schulden.

3.4. Op grond van artikel 34, tweede lid, aanhef en onder d, van de WWB wordt niet als vermogen in aanmerking genomen het vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf, bedoeld in artikel 50, eerste lid, voor zover dit minder bedraagt dan € 44.900,- (per 1 januari 2008).

4. Inhoudelijke beoordeling

4.1. Tussen partijen is niet langer in geschil dat eiser ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om tijdens een hoorzitting zijn bezwaren nader toe te lichten en dat verweerder bij het vaststellen van eisers vermogen rekening had moeten houden met zijn schulden. Het bestreden besluit kan om deze redenen niet in stand blijven en de rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen wegens strijd met de artikelen 7:2, eerste lid, van de Awb en artikel 34, tweede lid, aanhef en onder a, van de WWB . Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of er aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

4.2. De rechtbank ziet in de eerste plaats geen reden om de zaak terug te verwijzen naar verweerder om alsnog een hoorzitting te houden. Eiser heeft in beroep niet te kennen gegeven dat hij alsnog wil worden gehoord. Bovendien heeft hij de rechtbank nadrukkelijk verzocht om zelf in de zaak te voorzien en aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

4.3. Tussen partijen is niet in geschil en de rechtbank stelt op grond van de gedingstukken ook vast dat eiser sinds 1970 100% eigenaar is van de woning in [woonplaats]. Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) rechtvaardigt het feit dat onroerende zaken in een officieel eigendomsregister op naam van een betrokkene staan geregistreerd, de vooronderstelling dat deze zaken bestanddeel vormen van het vermogen waarover deze beschikt dan wel redelijkerwijs kan beschikken. In een dergelijke situatie ligt het op de weg van de betrokkene om in genoegzame mate aan te tonen dat het tegendeel het geval is.

4.3.1. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin niet geslaagd. Niet is gebleken dat de woning, zoals eiser heeft gesteld, in mede-eigendom toebehoort aan (een van) zijn (ex) echtgenote(s). Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat hij niet vrijelijk over het vermogen kan beschikken omdat zijn nog in de woning verblijvende echtgenote en twee gehuwde kinderen op grond van de Marokkaanse wetgeving een gebruiksrecht op de betreffende woning hebben. Uit vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 29 januari 2004, LJN: AO3782) volgt dat de term beschikken zo moet worden uitgelegd dat die ziet op de mogelijkheid van een belanghebbende om de bezittingen feitelijk te kunnen aanwenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Aangezien eiser ten tijde van zijn aanvraag enig-eigenaar was en er op het onroerend goed geen rechten rustten, had hij zijn bezit feitelijk kunnen aanwenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. De omstandigheid dat eisers echtgenote en kinderen in de woning wonen en eiser onderhoudsplichtig is jegens hen, maakt het voorgaande niet anders. Het is eisers eigen keus om hen in de betreffende woning te laten wonen.

4.3.2. Het beroep van eiser op het bepaalde van artikel 34, tweede lid, aanhef en onder d van de WWB kan hem evenmin baten. Onder verwijzing naar vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 12 oktober 2010, LJN: BO1220) is de vrijlating als bedoeld in die bepaling - gelet ook op artikel 50, tweede lid, van de WWB - alleen van toepassing op de situatie waarin de belanghebbende in de desbetreffende woning woonachtig is. Daarvan was in dit geval ten tijde van belang (de periode van de aanvraag tot en met de datum van het primaire besluit) geen sprake.

4.4. Ten aanzien van de waarde van het onroerend goed overweegt de rechtbank dat het IBF de onder overweging 1.3 genoemde taxatie heeft laten verrichten waarbij de waarde van de woning in 2008 is bepaald op € 210.000,-. Eiser heeft deze waardebepaling betwist en zich gebaseerd op het op zijn verzoek opgestelde taxatierapport van 30 januari 2008 waaruit omgerekend een waarde van de woning volgt van ruim € 31.000,- Verweerder heeft, mede naar aanleiding van het aanzienlijke verschil in taxatiewaarden, de woning van eiser wederom laten taxeren op 21 december 2010. De waarde van eisers woning is daarbij geschat op omgerekend ruim € 230.000,- in 2007.

4.4.1. De rechtbank constateert dat het verschil in waardebepaling tussen de taxaties van verweerder enerzijds en de taxatie van eiser anderzijds aanzienlijk is. Het is de rechtbank niet gebleken dat de taxaties van verweerder van respectievelijk 3 juni 2008 en 21 december 2010 onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. Eiser heeft benadrukt dat zijn taxatie de meest reële waardebepaling is, maar heeft niet aangetoond dat de conclusies van de taxatierapporten die in opdracht van verweerder zijn uitgevoerd onjuist zijn of onzorgvuldig tot stand zijn gekomen.

4.4.2. Eiser heeft zijn twijfels geuit of in zijn taxatierapport van 3 juni 2008 wel de juiste woning is gewaardeerd omdat bijgevoegde foto’s niet van zijn woning waren. De rechtbank stelt vast dat de tweede taxatie van 21 december 2010 deze onduidelijkheid heeft weggenomen. Gelet op het adres, de beschrijving van het huis en de oppervlakte van de woning ziet de rechtbank geen reden eraan te twijfelen dat de taxaties dezelfde woning van eiser betreffen. De enkele stelling van eiser dat de door verweerder ingeschakelde taxateurs onbetrouwbaar zouden kunnen zijn omdat in Marokko corruptie voorkomt leidt, zonder enige verdere onderbouwing, niet tot het oordeel dat niet van de door verweerder ingebrachte taxatierapporten mag worden uitgegaan. De rechtbank overweegt daarbij dat de op verzoek van verweerder ingeschakelde taxateurs (ook) bij de rechtbanken van Marokko beëdigde deskundigen zijn. Eiser heeft verder betoogd dat de door verweerder overgelegde taxatierapporten niet volledig zijn omdat de taxateurs de woning alleen aan de buitenkant hebben gezien. Dit betoog kan eiser evenmin baten. Naar het oordeel van de rechtbank moet een beëdigd taxateur geacht worden een schatting te kunnen maken van de waarde van de woning ook zonder dat de woning van binnen is gezien, rekening houdend met de waarde van soortgelijke woningen in de nabije omgeving en de situatie op de huizenmarkt. De door eiser genoemde bronnen die volgens eiser bestrijden dat het onroerend goed in de betreffende omgeving € 210.000,- waard kan zijn, hebben dit standpunt niet schriftelijk onderbouwd dan wel op een andere manier aannemelijk gemaakt.

4.4.3. Gelet op voorgaande overwegingen komt de rechtbank tot de conclusie dat de waarde van eisers woning in Marokko ten tijde van belang moet worden gewaardeerd op meer dan € 200.000,-. Voor het benoemen van een deskundige voor het opnieuw laten taxeren van de woning ziet de rechtbank geen aanleiding.

4.5. Vaststaat dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen bij besluit van 6 augustus 2008 € 100.506,45 van eiser heeft teruggevorderd. Na aftrek van deze schuld komt de rechtbank tot de conclusie dat eiser gedurende de periode hier in geding beschikte of redelijkerwijs kon beschikken over een vermogen dat ruim lag boven de in die periode toepasselijke vermogensgrens van € 5.325,-. Dit betekent dat eisers aanvraag om bijstand van 18 november 2008 terecht is afgewezen.

4.6. Eiser heeft ten slotte aangevoerd dat verweerder zijn verzoek om vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase ten onrechte heeft afgewezen, omdat het primaire besluit ten onrechte zou zijn gebaseerd op artikel 4:6 van de Awb . De rechtbank stelt echter vast dat het primaire besluit, anders dan het door de rechtbank Arnhem vernietigde besluit op bezwaar van 23 januari 2009, niet is gebaseerd op artikel 4:6 van de Awb. Nu van het herroepen van het primaire besluit geen sprake is, heeft verweerder het verzoek om vergoeding van de poceskosten in bezwaar terecht afgewezen.

4.7. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand blijven.

4.8. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser voor de behandeling van het beroep heeft moeten maken. Deze kosten worden forfaitair begroot op € 437,- (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1, waarde per punt € 437,-) wegens verleende rechtsbijstand. Omdat eiser heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging moet verweerder dit bedrag voldoen aan de griffier van de rechtbank. Voorts dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,- (zegge: vierhonderd zevenendertig euro), te betalen aan de griffier van de rechtbank;

- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41,- aan hem vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M. Beunk, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Niekel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2011.

de griffier de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature