Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor het mishandelen van vier van haar zeven kinderen. Volgens de rechtbank heeft verdachte haar kinderen onder andere geslagen en geschopt gedurende een periode van bijna 3 jaar. Zij heeft de feiten gepleegd in een situatie waarin haar kinderen aan haar zorg waren toevertrouwd en zij zich thuis veilig en geborgen hadden moeten kunnen voelen. Met haar handelswijze heeft ze ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van haar kinderen. Verdachte is hiermee een slecht voorbeeld geweest voor haar kinderen.

Psychische overmacht

De rechtbank heeft het beroep op psychische overmacht verworpen, omdat van een toestand van zodanige psychische druk waartegen verdachte geen weerstand kon bieden, zodat zij de feiten wel moest plegen, bij gebreke van een nadere onderbouwing niet is gebleken. Wel concludeert het rapport van de klinisch psychologe dat sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid en die conclusie is door de rechtbank overgenomen.

Persoonlijke omstandigheden

Gelet op de ernst van de feiten was volgens de rechtbank een gevangenisstraf op zijn plaats, maar de rechtbank houdt rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid en met het feit dat verdachte gelet op haar persoonlijkheid door de zorg voor veel kinderen behoorlijk overvraagd is geweest en al geruime tijd een therapeutische behandeling volgt. De rechtbank acht het van groot belang dat zij doorgaat met die behandeling en legt daarom de gevangenisstraf (van drie maanden) geheel voorwaardelijk op, met reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft een proeftijd voor de duur van 3 jaar opgelegd in plaats van de gebruikelijke 2 jaar, gelet op de ernstige problematiek van verdachte en het feit dat de klinisch psychologe verwacht dat verdachte nog geruime tijd ondersteuning nodig zal hebben.

Uitspraak



RECHTBANK DORDRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 11/710799-09 [Promis]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 mei 2011

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1975],

wonende te [adres en woonplaats],

hierna: verdachte.

Raadsman mr. A. Apistola, advocaat te Zwijndrecht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 mei 2011, waarbij de officier van justitie mr. J. Spaans, de verdachte en haar raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De vordering wijziging tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

in de periode van 1 mei 2005 tot en met 31 mei 2008 te Alblasserdam opzettelijk haar kinderen, [slachtoffer1], [slachtoffer2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft mishandeld, door één of meer van deze kinderen:

- te slaan, stompen, schoppen of te trappen;

- (met) een voorwerp (schaar, vork, mattenklopper, schoen) te slaan of deze tegen het lichaam te plaatsen of drukken;

- hardhandig vast te pakken en tegen de grond of deur te duwen;

- hardhandig bij de oren te pakken en deze vervolgens om te draaien;

- aan de haren te trekken.

3 De voorvragen

De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.

De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de kinderen heeft geslagen tegen het hoofd en gezicht, geschopt tegen het lichaam, hardhandig vastgepakt en met kracht tegen een deur of naar de grond geduwd, hardhandig bij de oren vastgepakt en de oren omgedraaid en aan de haren getrokken. Dit blijkt namelijk uit de verklaringen van de pleegmoeders, de verklaringen van de kinderen tijdens de studioverhoren en de verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting. Hetgeen staat onder het tweede gedachtenstreepje staat, namelijk 'de kinderen met een voorwerp slaan' kan volgens de officier van justitie niet bewezen worden en hij heeft gevorderd verdachte hiervan vrij te spreken.

Voor wat betreft de tenlastegelegde periode vordert de officier van justitie ten slotte om verdachte vrij te spreken van mishandeling voor de periode die bij de wijziging tenlastelegging is toegevoegd en dus als einddatum van de pleegperiode 30 april 2008 aan te houden.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman is van mening dat er bewijs is voor mishandeling maar dat niet is gebleken op welke dagen en op wat voor manier de mishandelingen hebben plaatsgevonden en evenmin dat daardoor pijn en/of letsel is ontstaan. Volgens de raadsman moet verdachte worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

De raadsman verwijst hiervoor ook naar het onderzoek van de deskundige Vink, waaruit blijkt dat de verklaringen van de kinderen niet betrouwbaar zijn waar het gaat om wie van de ouders wat heeft misdaan. Bovendien komen de verklaringen van de kinderen op bepaalde punten niet met elkaar overeen en kan uit de verklaring van verdachte ook niet worden opgemaakt dat zij zich aan de tenlastegelegde mishandelingen schuldig heeft gemaakt, aldus de raadsman.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

In juli 2008 heeft de politie een informatief gesprek gehad met twee gezinsvoogden van de Stichting Gereformeerde Jeugdzorg (hierna SGJ) over het [naam gezin]. De gezinsvoogden deelden mee dat de kinderen van het [naam gezin] uit huis zijn geplaatst. In de gezinnen waar de vier oudste kinderen (hierna: de kinderen) zijn opgevangen werd waargenomen dat de kinderen afwijkend gedrag vertoonden en dat zij opvallende uitspraken deden. Naar aanleiding daarvan is er aangifte gedaan door de SGJ van een strafbaar feit tegen de echtgenoot van verdachte en werd er een onderzoek door de politie ingesteld.

In dat kader werden eerst de pleegmoeders bij de politie gehoord.

De pleegmoeder van [slachtoffer1], [pleegmoeder slachtoffer 1], heeft tegenover de politie verklaard dat toen [slachtoffer1] bij haar in het gezin kwam, hij tegen haar heeft verteld dat mama zijn oor weleens omdraaide en hem sloeg in zijn gezicht. Hij vertelde dat het heel zeer deed. Ze heeft ook aan [slachtoffer1] gevraagd of hij naar huis wilde. [slachtoffer1] had hierop geantwoord: "Nee, daar voel ik me niet veilig". [slachtoffer1] had toen gezegd, dat hij thuis klappen kreeg.

[pleegmoeder slachtoffer 3], de pleegmoeder van [slachtoffer 3], heeft bij de politie verklaard dat toen [slachtoffer 3] bij haar in huis kwam zij tegen [slachtoffer 3] heeft verteld dat dat was omdat haar ouders niet voor haar konden zorgen. [slachtoffer 3] zei toen dat dat kwam, omdat haar ouders haar hebben geslagen. Ze vertelde ook dat ze was geschopt.

De pleegmoeder van [slachtoffer 4], [pleegmoeder slachtoffer 4], heeft verklaard dat zij een keer vroeg waarom hij niet naar huis wilde en toen zei hij dat hij daar geplaagd werd door mama. Ze vroeg toen waarmee hij werd geplaagd en toen zei hij dat mama hem schopte en sloeg. Hij zei dat er dan ook vanzelf tranen kwamen op zijn wang. [slachtoffer 4] vertelde ook dat een schop in de buik meer zeer deed dan een klap in het gezicht. Hij zei dat hij dan wel ging huilen.

Vervolgens zijn de kinderen [slachtoffer1], [slachtoffer2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in de studio verhoord.

[slachtoffer2] heeft daarbij verklaard dat mamma aan haar billen zat met haar handen of voeten. Die handen of voeten "deden dan schoppen of slaan". En als mama op haar billen ging slaan dan deed dat zeer. Als mama schopte op de billen was het niet zo hard, maar ze deed het wel heel vaak en dan deed dat zeer.

Aan [slachtoffer 3] wordt door de politie gevraagd waarom ze niet meer bij haar ouders, broertjes en zusjes woont waarop [slachtoffer 3] zegt: "daar slaan ze altijd".

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij de kinderen heeft geslagen met haar vlakke hand en dat het slaan begon vanaf begin 2005. Ook heeft zij verklaard dat zij de kinderen heeft geschopt tegen de billen. [slachtoffer 3] en [slachtoffer2] zegt zij ook geslagen te hebben, maar niet vaak.

Bij de politie heeft verdachte verklaard dat zij zichzelf een slechte moeder vindt, omdat ze ze (de rechtbank begrijpt: de kinderen) schopt en slaat.

Verdachte heeft aangegeven dat ze vergeving zou willen vragen aan [slachtoffer 4] en [slachtoffer1]. Ze heeft verklaard dat ze hen weinig heeft geschopt, dat kwam zelden voor.

Voorts heeft ze verklaard dat als ze (de rechtbank maakt uit de verklaring van verdachte op dat het om [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer 3] gaat) zaten te klieren het weleens voor kwam dat verdachte ze sloeg of aan hun haren trok. Als er dan iets gebeurde dat verdachte niet wilde en waardoor het niet goed ging, werd ze zo boos dat ze een klap gaf. Ze geeft hiervan bij de politie het volgende voorbeeld: "Stel dat er één op de bank aan het springen was dan sloeg ik opeens met mijn hand. Dan zag je later een hele rode striem. Dit was meestal in het gezicht. Het was voornamelijk bij [slachtoffer1] en [slachtoffer 4]." Er waren volgens verdachte ook wel eens blauwe plekken zichtbaar.

Als er volgens verdachte geschopt werd, dan was dat op de rug van [slachtoffer 4]. Meestal greep ze hem dan beet en smeet ze hem tegen een deur bij haar in huis. Dat ging dan niet zachtjes en daarna schopte ze hem hard op zijn rug.

Verdachte is weleens aangesproken door een vriendin die blauwe plekken bij [slachtoffer1] of [slachtoffer 4] had gezien, want bij de meiden gebeurde het meestal niet. Het schoppen of slaan gebeurde volgens verdachte niet dagelijks, maar één keer in de week.

Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat voor mishandeling door verdachte van haar kinderen [slachtoffer1], [slachtoffer 4], [slachtoffer2] en [slachtoffer 3] wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Zoals uit het voorgaande blijkt, geldt dit ook voor de bestanddelen letsel en/of pijn. Voor de bewezenverklaring van de aard van de mishandelingen en tegen wie van de kinderen de verschillende mishandelingen waren gericht, gaat de rechtbank uit van de verklaring die verdachte daar zelf over heeft afgelegd. Verdachte heeft ontkend dat zij de kinderen ook met voorwerpen heeft geslagen en de rechtbank heeft voor dat bestanddeel van de tenlastelegging onvoldoende ander bewijs aangetroffen. Dat geldt evenzeer voor het bestanddeel "oor omdraaien bij [slachtoffer1]". De rechtbank zal verdachte van die onderdelen dan ook vrijspreken. De rechtbank gaat voor de pleegperiode, op basis van de verklaring van verdachte, uit van 1 mei 2005 tot en met 30 april 2008 en zal deze in de bewezenverklaring verbeterd lezen.

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

optijdstippenomstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 30 april 2008 te Alblasserdam meermalen, telkens opzettelijk haar kinderen te weten

- [slachtoffer1] ([1999]) en

- [slachtoffer2] ([2001]) en

- [slachtoffer 3] ([2002]) en

- [slachtoffer 4] ([2003]),

heeft mishandeld, door

- die [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] tegen het lichaam te slaan en te schoppen en

- die [slachtoffer 4] (hardhandig) vast te pakken enmet krachttegen een deur te duwen en

- die [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en [slachtoffer 3] aan de haren te trekken,

waardoor zij letsel hebben bekomen en/of pijn hebben ondervonden;

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

MISHANDELING, BEGAAN TEGEN HAAR KIND, MEERMALEN GEPLEEGD.

6 De strafbaarheid van de verdachte

6.1 Beroep op psychische overmacht

De raadsman heeft een beroep op overmacht gedaan, omdat verdachte getraumatiseerd zou zijn door gebeurtenissen in het verleden. De druk die daardoor van buitenaf ontstond, was zodanig dat niet aan verdachte verweten kan worden dat zij haar kinderen heeft mishandeld en daarom zou ze moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.

De officier van justitie is van oordeel dat het beroep op psychische overmacht niet kan slagen, alleen al niet omdat verdachte zelf heeft verklaard dat ze het niet goed heeft gedaan door de hulp die haar is aangeboden niet te aanvaarden.

De rechtbank verwerpt het verweer, dat zij net als de officier van justitie begrijpt als een beroep op psychische overmacht. Van een toestand van zodanige psychische druk waartegen verdachte geen weerstand kon bieden, zodat zij de feiten wel moest plegen, is bij gebreke van een nadere onderbouwing niet gebleken. De over verdachte opgestelde psychologische rapportage biedt hiervoor evenmin voldoende aanknopingspunten.

6.2 Deskundigenrapport

Uit het door drs. B.W. Roelofs-van Bon, klinisch psychologe, over verdachte uitgebrachte rapport van 7 juni 2010 komt onder meer het volgende naar voren.

Bij betrokkene is sprake van zwakbegaafdheid en persoonlijkheidsproblematiek (vooral borderline type maar ook enkele antisociale trekken). De zwakbegaafdheid brengt met zich mee dat ze over minder mogelijkheden beschikt om problemen op te lossen. De persoonlijkheidsproblematiek brengt met zich mee dat ze snel overspoeld raakt door emoties, impulsief kan handelen en in relaties (ook die met haar kinderen) weinig stabiel zal functioneren. Ten tijde van het ten laste gelegde had betrokkene zes kinderen. Duidelijk is dat de eisen die gesteld worden voor de zorg voor zoveel kinderen, haar mogelijkheden ver te boven gingen. Bij betrokkene was dus sprake van een overbelasting. De hulp die haar werd geboden, kon ze door haar persoonlijkheidsproblematiek slecht aanvaarden.

Al met al concludeert onderzoekster dat vanuit gedragskundig oogpunt sprake is van een verminderde toerekeningsvatbaarheid, indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank volgt de conclusie van het voormelde rapport op grond van de onderbouwing ervan en legt deze ten grondslag aan haar beslissing. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voornoemde deskundige, voldoende vast is komen te staan dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend, zij het in verminderde mate.

Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor de door haar gepleegde strafbare feiten.

7 De strafoplegging

7.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat als bijzondere voorwaarde aan verdachte reclasseringstoezicht wordt opgelegd.

7.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zij is first-offender, al haar kinderen zijn uit huis geplaatst en zij heeft gehandeld met een bepaalde voorgeschiedenis. Er zou bovendien sprake zijn van zwakbegaafdheid. Een gevangenisstraf is volgens de raadsman niet aan de orde, ook niet in voorwaardelijke zin en daarom verzoekt hij aan verdachte een voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Indien er bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zal verdachte zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering, maar er moet wel rekening worden gehouden met de reeds ingezette hulpverlening zodat deze niet doorkruist wordt.

7.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan, evenals op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft meermalen gedurende een lange periode haar jonge kinderen mishandeld. Verdachte heeft de feiten gepleegd in een situatie waarin haar kinderen aan haar zorg waren toevertrouwd en zij zich thuis veilig en geborgen hadden moeten kunnen voelen. Verdachte heeft dit belang van de kinderen ernstig geschaad. Met haar handelswijze heeft ze tevens inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van haar kinderen.

Mede door het structurele karakter heeft verdachte haar plicht om als ouder haar kinderen een goede opvoeding te geven, verzuimd. Ook is verdachte hiermee een slecht voorbeeld geweest voor haar kinderen.

De rechtbank heeft gelet op hetgeen Reclassering Nederland in haar rapport van 30 juli 2010 heeft geschreven. Hierin komt onder meer naar voren dat verdachte in het verleden (ten tijde van de strafbare feiten) hulpverlening van verschillende zijden heeft afgewezen en zij zich niet makkelijk laat aanspreken op haar gedrag en verantwoordelijkheden. De reclassering onderstreept het belang van hulpverlening, maar gelet op te verwachten weerstand niet op aanwijzing van de reclassering.

Uit genoemd rapport van de klinisch psychologe drs. Roelofs-van Bon d.d. 7 juni 2010 blijkt dat de (op dat moment) lopende behandeling en hulpverlening (door een gz-psycholoog, een traumapsychologe en een medewerker van het FIOM, een instelling voor hulp bij zwangerschap en adoptie) voortgezet moet worden. Mede gelet op de complexe problematiek zal verdachte nog geruime tijd ondersteuning nodig hebben. De reclassering zou daarbij een controlerende rol op afstand kunnen hebben, aldus de deskundige.

Gelet op de ernst van de feiten is eigenlijk een gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank houdt echter rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zoals onder 6.3 is aangegeven. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat verdachte - zoals ter zitting is gebleken - al geruime tijd een therapeutische behandeling volgt. Net als de reclassering en de deskundige acht de rechtbank het van groot belang dat verdachte doorgaat met die behandeling; ook de thans onderbroken therapie die gericht is op traumaverwerking zou weer in gang moeten worden gezet. De rechtbank meent dat gelet hierop de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk moet worden opgelegd.

De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verdachte gebaat is bij contact met de Reclassering Nederland en zal dit als bijzondere voorwaarde verbinden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf.

Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte. De rechtbank zal hierbij een proeftijd voor de duur van 3 jaar opleggen in plaats van de gebruikelijke 2 jaar. De rechtbank ziet hiertoe aanleiding gelet op de ernstige problematiek van verdachte en het feit dat de klinisch psychologe verwacht dat verdachte nog geruime tijd ondersteuning nodig zal hebben.

8 De wettelijke voorschriften

De opgelegde straf berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht , zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9 De beslissing

De rechtbank:

- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert;

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar;

- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:

* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;

* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of niet een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt als bijzondere voorwaarde:

* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;

- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde.

Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. van Walree, voorzitter, mr. G.J. Schiffers-Hanssen en

mr. A.M.G. van de Kragt, rechters, in tegenwoordigheid van L. Koppenaal, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 mei 2011.

@BuitenStaat

BIJLAGE I: De tenlastelegging

1.

zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van

1 mei 2005 tot en met 30 april 2008 te Alblasserdam

meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk haar kind(eren), althans een

of meer perso(o)n(en), te weten

- [slachtoffer1] ([1999]) en/of

- [slachtoffer2] ([2001])

- [slachtoffer 3] ([2002]) en/of

- [slachtoffer 4] ([2003]),

heeft mishandeld, door

- die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] in het

gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen

en/of te schoppen en/of te trappen en/of

- die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] met

(een) voorwerp(en) (een schaar en/of een vork en/of een mattenklopper

en/of een schoen) in/tegen het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het

lichaam slaan en/of te plaatsen en/of te drukken en/of

- die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]

(hardhandig) vast te pakken en/of vast te houden en/of (met kracht) (tegen

een deur en/of naar de grond) te duwen en/of

- die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer 4] (hardhandig) bij de/het o(o)r(en) vast te

pakken en/of (vervolgens) zijn/hun oren om te draaien en/of

- die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] aan de

haren te trekken,

waardoor hij/zij letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben

ondervonden;

Parketnummer: 11/710799-09

Vonnis d.d. 17 mei 2011


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature