Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebieden:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Weigering ontheffing maken dakverbinding. Samenvoeging. Parcellering.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 10/2034 WW44

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde mr. M.J.V. van der List,

Effectory B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres,

gemachtigde mr. M.J.V. van der List,

en

het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum,

verweerder,

gemachtigde mr. C.L. Brinks.

Procesverloop

Bij besluit van 17 september 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en een reguliere bouwvergunning te verlenen voor het veranderen van het gebouw Singel 132 te Amsterdam met behoud van de bestemming daarvan tot kantoor.

Bij besluit van 18 maart 2010 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 maart 2011. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde en [vertegenwoordiger 1]. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1. Het bouwplan voorziet in het aanbrengen van brandmeldinstallaties, het wijzigen van de indeling van het pand en het maken van een verbinding op de vierde verdieping met het pand Singel 130.

1.2. Op grond van artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.

1.3. Op grond van artikel 44, eerste lid, van de Woningwet mag alleen en moet een bouwvergunning worden geweigerd indien het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, niet voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit, het bouwwerk niet voldoet aan de voorschriften van de bouwverordening, het bouwwerk in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zo’n plan zijn gesteld, het bouwwerk naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet voldoet aan redelijke eisen van welstand of indien voor het bouwwerk een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is geweigerd.

1.4. Op grond van artikel 3.23, eerste lid, van de Wro kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen ontheffing verlenen van het bestemmingsplan.

1.5. Ter zitting hebben eisers hun beroep op het ten onrechte weigeren van verweerder tot het verlenen van een bouwvergunning voor de brandmeldinstallatie en de gewijzigde indeling van het pand ingetrokken. De rechtbank zal de beroepsgronden van eisers in zoverre onbesproken laten.

1.6. Verweerder heeft aan het bestreden besluit allereerst ten grondslag gelegd dat het bouwplan in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Verweerder stelt zich op het standpunt dat door het maken van een verbinding sprake is van samenvoeging van percelen, hetgeen volgens het bestemmingsplan niet is toegestaan, en dat het bouwplan in strijd is met het voorschrift met betrekking tot de dakbeëindiging. Eisers hebben dit betwist.

1.7. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Westelijke Grachtengordel” hebben de gronden waarop het bouwplan is gesitueerd de bestemming “Gemengde Doeleinden”.

Op grond van artikel 3, derde lid, onder t, van de planvoorschriften mogen bouwpercelen niet worden samengevoegd.

1.8. Naar het oordeel van de rechtbank ontstaat bij het maken van een verbinding tussen twee panden bouwkundig één geheel. Uit artikel 3 van de planvoorschriften volgt dat bouwpercelen niet mogen worden samengevoegd. Daar als gevolg van het bouwplan een verbinding wordt gemaakt tussen twee panden, kunnen de panden Singel 132 en Singel 130 als één geheel worden gebruikt en kan niet meer gesproken worden van twee afgescheiden panden. Voorts is het ook de bedoeling beide panden als één geheel te gaan gebruiken. Verweerder heeft zich terecht dan ook op goede gronden op het standpunt gesteld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan.

1.9. Aan het bestreden besluit heeft verweerder voorts ten grondslag gelegd dat geen ontheffing op grond van artikel 3.23 van de Wro kan worden verleend. Daarbij is verwezen naar het stedenbouwkundig advies van de afdeling ruimtelijk beleid van 20 augustus 2009. Daarin is -voorzover hier van belang- het volgende opgenomen:

- Het bezwaar tegen het samenvoegen niet alleen vanwege de aantasting van het daklandschap bestaat, maar ook vanwege het fysieke samenvoegen van de percelen in het algemeen;

- De historische parcellering -dat wil zeggen het zelfstandig functioneren van de individuele percelen c.q. panden- een belangrijk onderdeel is van de stedenbouwkundige structuur van de binnenstad;

- Deze structuur beschermenswaard is;

- Door het samenvoegen van de twee panden de historische parcellering wordt aangetast en stedenbouwkundige structuur vervaagt.

Volgens eisers had verweerder wel een ontheffing kunnen en moeten verlenen.

1.10. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de toepassing van artikel 3.23 van de Wro beleidsvrijheid toekomt bij de vraag of gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid ontheffing te verlenen van het geldende bestemmingsplan. Dit betekent dat de rechtbank de beslissing van verweerder om geen ontheffing te verlenen, alleen terughoudend mag toetsen.

1.11. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat hoewel de doorgang gering qua omvang is, daar wel mee wordt beoogd de panden (deels) samen te voegen. Het wordt ook gebruikt als zijnde één bedrijf. Het bestemmingsplan is nadrukkelijk gericht op behoud van de karakteristiek van het stadsbeeld en aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied mag geen afbreuk worden gedaan. De stedenbouwkundige structuur kenmerkt zich door kleinschaligheid van de panden. Met de doorgang wordt inbreuk gemaakt op de stedenbouwkundige structuur en wordt de historische parcellering aangetast.

1.12. Eisers hebben de feitelijke juistheid van deze motivering niet betwist. Dat betekent dat verweerder bij de door hem te maken belangenafweging gewicht mocht toekennen aan het element van inbreuk op de bestaande stedenbouwkundige structuur. De rechtbank tekent daarbij nog aan dat ter zitting ook uitdrukkelijk is ingegaan op het aspect dat de parcellering van de panden niet alleen aan de buitenkant, maar ook aan de binnenkant van belang is, zoals ook blijkt uit het advies van de afdeling ruimtelijk beleid.

1.13. De rechtbank is niet gebleken dat verweerder onvoldoende de economische belangen van eisers heeft onderzocht. Eisers hebben in essentie hun belangen helder geschetst, onder meer de hoeveelheid werknemers die in het bedrijf van eiseres werken.

1.14. Van de zijde van eisers is gewezen op het grote economische belang van de vestiging van haar bedrijf in Amsterdam, en is op zitting desgevraagd benadrukt dat de binnenstad van Amsterdam niet als een museum moet worden beheerd, maar ook voldoende ruimte moet bieden aan ondernemersactiviteiten.

1.15. De rechtbank ziet daarin echter geen grond voor het oordeel dat verweerder een ontheffing had dienen te verlenen. De keuze tussen het bewaren van het historisch karakter van de binnenstad van Amsterdam of het daar laten plaatsvinden van economische activiteiten is een keuze met politieke elementen. Het is niet aan de bestuursrechter om een dergelijke keuze te maken, maar aan verweerder, die (ook) wordt gecontroleerd door de democratisch gekozen deelraad van stadsdeel Centrum. Niet kan worden gezegd dat verweerder bij afweging van alle belangen niet in redelijkheid het tegengaan van een inbreuk op de bestaande stedenbouwkundige structuur het zwaarst mocht laten wegen.

1.16. Het beroep van eisers op het gelijkheidsbeginsel, kan niet leiden tot een ander oordeel. Verweerder heeft in bezwaar gemotiveerd weerlegd dat sprake is van gelijke gevallen. In beroep hebben eisers voorts andere gevallen genoemd, maar daarbij gaat het om een variatie van dakconstructies waarvan geen identiek is aan die van eisers. Naar het oordeel van de rechtbank kan het beroep op het gelijkheidsbeginsel dan ook niet alsnog tot gegrondverklaring van het beroep leiden.

1.17. Nu het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en geen ontheffing kan worden gerealiseerd, is de bouwvergunning op de voet van het bepaalde in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet terecht geweigerd. Al hetgeen eisers hebben aangevoerd over de onjuistheid van het advies van de Commissie voor Welstand en Monumenten, kan – gelet op het aan artikel 44 van de Woningwet ten grondslag liggend limitatief /imperatief stelsel van vergunningverlening – onbesproken blijven.

1.18. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten in beroep en evenmin voor vergoeding van het door eisers gestorte griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter, in aanwezigheid van mr. S.P.M. van Boheemen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2011.

de griffier de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature