Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank Arnhem heeft een 30-jarige man uit Gorinchem veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden voor het telen en verkopen van een grote hoeveelheid hennep(planten). Dit is gelijk aan de eis van de officier van justitie.

Uitspraak



RECHTBANK ARNHEM

SECTOR STRAFRECHT

MEERVOUDIGE KAMER

Parketnummer : 05/702429-10

Datum zitting : 16 mei 2011

Datum uitspraak : 30 mei 2011

TEGENSPRAAK

In de zaak van

de officier van justitie in het arrondissement Arnhem

tegen

naam : [verdachte],

geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]

adres : [adres],

plaats : [woonplaats].

Raadsman : M.F.G. Mulders, advocaat te Zaltbommel.

1. De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat:

hij op een of meerdere tijdstp(pen) in of omstreeks de periode van 21 oktober

2009 tot en met 19 maart 2010 te Deil, gemeente Geldermalsen, in elk geval in

Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk

heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of

afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval

opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (grote) hoeveelheid van (in totaal)

ongeveer 12.156 hennepplanten, in elk geval een (grote) hoeveelheid van meer

dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet

behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a

van die wet.

2. Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 16 mei 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door M.F.G. Mulders, advocaat te Zaltbommel.

De officier van justitie, mr. J. Osinga, heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.

Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3. De beslissing inzake het bewijs

Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Nu verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering. Om die reden wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

Bewijsmiddelen:

- Bekennende verklaring van de verdachte tijdens de terechtzitting van 16 mei 2011;

- Proces-verbaal van bevindingen p. 101-102;

- Proces-verbaal testen drugs p. 156-157;

- Proces-verbaal verhoor van medeverdachte L.R. [medeverdachte] p. 235, p. 237 en p. 239.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:

1.

hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 oktober 2009 tot en met 19 maart 2010 te Deil, gemeente Geldermalsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk heeft geteeld en verkocht een (grote) hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 12.156 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.

4b. De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

5. De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6. De motivering van de sanctie(s)

Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:

- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;

- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:

- de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 6 april 2011 en

- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, betreffende verdachte, gedateerd 13 mei 2011.

De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van het telen en verkopen van hennep. De hennepplantage die hij samen met anderen had opgezet en geëxploiteerd was van forse omvang. Hij heeft daarbij een sturende en centrale rol vervuld. Verdachte heeft - puur voor het geldelijk gewin - een stof geproduceerd en verkocht die schadelijk kan zijn voor de gezondheid van de gebruikers van die stof en mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving veroorzaakt. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.

Mede gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbank hanteert in soortgelijke zaken is in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.

De rechtbank houdt echter rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting en uit de reclasseringsrapportage zijn gebleken. Onder meer is gebleken dat hij niet eerder een soortgelijk feit heeft gepleegd, dat hij – zoals hij ter terechtzitting heeft benadrukt en zoals ook blijkt uit de volledige medewerking aan het politieonderzoek – veel spijt heeft van zijn handelen, dat hij na het delict een andere positieve weg is ingeslagen en een goede baan heeft gevonden en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf deze positieve ontwikkelingen zouden doorkruisen

Gelet op voornoemde omstandigheden is rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden is.

Een lagere straf, zoals door de verdediging is bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van het feit.

7. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet .

8. De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:

Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot

een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;

beveelt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

veroordeelt de verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren,

met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 (honderdtwintig dagen) zal worden toegepast.

Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht, te weten 4 (vier) uren, zijnde 2 (twee) dagen hechtenis.

Aldus gewezen door:

mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter, als voorzitter,

mr. E. de Boer, rechter,

mr. A.J.H. Steenweg, rechter,

in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 mei 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature