Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Beroep tegen de verleende vergunning voor het exploiteren van een cafébedrijf ongegrond. Aspecten die zien op handhaving komen niet in de vergunningsprocedure aan de orde. Beroep tegen de verleende Drank- en Horecavergunning niet-ontvankelijk, omdat eerder geen bezwaar is gemaakt tegen het primaire besluit.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector bestuursrecht

zaaknummers: SBR 11/566 en SBR 11/567

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres], gevestigd te Amersfoort, eiseres,

gemachtigde: J. ten Hoor, makelaar te Amersfoort,

tegen

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort,

(hierna: het college)

en

de burgemeester van Amersfoort,

(hierna: de burgemeester).

tezamen: verweerders,

gemachtigde: mr. E.J. van Eyck, werkzaam bij de gemeente Amersfoort.

Inleiding

1.1 Bij besluit van 19 juli 2010 heeft de burgemeester op grond van artikel 2.3.1.2. van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Amersfoort (APV) aan [vergunninghouder] (hierna: vergunninghouder) vergunning verleend voor het exploiteren van het cafébedrijf [cafe] (hierna: het café) gevestigd aan de [adres] te Amersfoort. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

1.2 Bij besluit van 19 juli 2010 heeft het college aan vergunninghouder een drank- en horecavergunning op grond van de Drank- en Horecawet verleend voor het uitoefenen van het café. Tegen dit besluit hebben derden - de bewonersgroep van de [adres] - bezwaar gemaakt.

1.3 Bij besluit van 19 juli 2010 heeft de burgemeester op grond van de artikelen 30b en 30c van de Wet op de Kansspelen een vergunning verleend voor het aanwezig hebben en bespelen van speelautomaten in het café. Eiseres heeft hiertegen pro forma bezwaar gemaakt.

1.4 Bij het thans bestreden besluit van 28 december 2010 hebben verweerders de ingediende bezwaren ongegrond verklaard.

1.5 Het beroep met procedurenummer SBR 11/566 heeft betrekking op de aan

vergunninghouder verleende horeca-exploitatievergunning. Het beroep met procedurenummer SBR 11/567 heeft betrekking op de aan vergunninghouder verleende drank- en horecavergunning.

1.6 De beroepen zijn op 27 april 2011 ter zitting behandeld, waar eiseres zich niet heeft laten

vertegenwoordigen. Namens verweerders is verschenen hun gemachtigde, voornoemd.

1.7 Vergunninghouder heeft niet gereageerd op de brief van de rechtbank van 10 februari 2011, waarbij vergunninghouder in de gelegenheid is gesteld deel te nemen als belanghebbende aan deze procedure.

Overwegingen

2.1 De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten en omstandigheden.

Eiseres is eigenaar van het pand [adres], gelegen naast het pand met nummer [nummer] waarin het café is gevestigd.

Ter plaatse van de [adres] geldt het bestemmingsplan “Kruiskamp”. Volgens dit bestemmingsplan rust op de [adres] de bestemming “Horeca b” op grond waarvan de vestiging van een café is toegestaan.

Het beroep gericht tegen de verleende horeca-exploitatievergunning (SBR 11/566)

2.2 Voor de beoordeling van de horeca-exploitatievergunning zijn relevant de bepalingen uit de APV.

Ingevolge artikel 2.3.1.2, tweede lid, van de APV weigert de burgemeester de exploitatievergunning horecavergunning indien:

a. de vestiging of de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan;

b. de aanvrager geen verklaring omtrent gedrag overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven;

c. niet wordt voldaan aan de in artikel 2.3. 1.2a gestelde eisen.

Het derde lid bepaalt dat de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk kan weigeren, indien:

a. naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf;

b. de aanvrager binnen drie jaar voor de aanvraag een horecabedrijf heeft geëxploiteerd die evenwel op grond van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde gesloten is geweest.

Het vierde lid bepaalt dat bij toepassing van de in het derde lid onder a genoemde weigeringsgrond de burgemeester rekening houdt met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.

Artikel 2.3. 1.2a bevat nader omschreven vereisten waaraan zowel de houder als het horecabedrijf moet voldoen.

2.3 Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de vergunninghouder de keuken van het café wederrechtelijk in gebruik heeft, omdat de erfdienstbaarheid bij notariële akte is beëindigd per 21 juli 2010. In feite heeft het café daardoor geen keuken meer.

2.4 De rechtbank leidt uit de toelichting van verweerder af dat de keuken door (de rechtsvoorgangers van) eiseres door middel van erfdienstbaarheid in gebruik is gegeven bij (de rechtsvoorganger van) de eigenaar van het pand waarin het café is gevestigd.

De vergunninghouder kan de keuken nog steeds gebruiken, maar gebruikt deze nauwelijks en is gedeeltelijk ook als opslag in gebruik, zoals blijkt uit het verslag van de gemeentelijke bouwinspecteur van 24 februari 2011.

De rechtbank is van oordeel dat - nog daargelaten dat niet vaststaat of de destijds gevestigde erfdienstbaarheid daadwerkelijk is opgeheven - de vraag of de vergunninghouder rechtmatig van de keuken gebruik kan maken, een civielrechtelijk aspect is in de verhouding tussen de vergunninghouder en eiseres, dat niet ter beoordeling van de bestuursrechter staat.

Voorts is gesteld noch gebleken dat de aanwezigheid van een keuken een voorwaarde is voor het verlenen van een exploitatievergunning.

2.5 Vaststaat dat vergunning is verleend voor het exploiteren van een café en niet van een coffeeshop. Verweerder heeft bevestigd dat een coffeeshop gelet op het daarvoor geldende beleid niet is toegestaan. Dit betekent dat (soft)drugsverkoop niet is toegestaan. Voor wat betreft de sterke vermoedens van eiseres dat er, gelet op de stankoverlast, vanuit het café drugs worden verkocht en dat het café op internet ook als coffeeshop staat vermeld, heeft verweerder toegelicht dat inmiddels het toezicht op het café is geïntensiveerd. Thans is van drugsgebruik en drugsverkoop vanuit het café nog niet gebleken.

De rechtbank overweegt dat indien sprake zou zijn van verkoop van (soft)drugs, dit een handhavingskwestie is, die in deze (vergunning)procedure niet aan de orde kan komen.

De rechtbank wijst erop dat eiseres, indien zij overlast als gevolg van verkoop van (soft)drugs ondervindt, zich dient te wenden tot verweerder met een verzoek om handhaving.

2.6 Eiseres heeft ook aangevoerd dat, nu verweerder van de APV afwijkende sluitingstijden heeft toegestaan, de overlast voor de omgeving toe zal nemen. De openingstijden passen volgens haar niet bij een buurtcafé in een woonomgeving als deze. Tevens wordt vanwege de ligging vlakbij de Meridiaantunnel, waar al veel overlast is, met de toegestane openingstijden de overlast verergerd. Ook heeft volgens eiseres verweerder er geen rekening mee gehouden dat er gevaarlijke verkeerssituaties ontstaan wanneer cafébezoekers met hun auto gaan keren op het nabijgelegen kruispunt van de [adres] met de Meridiaantunnel.

2.7 Ingevolge artikel 2.3.1.4, eerste lid, van de APV is het de houder van een horecabedrijf verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven dagelijks tussen 24.00 uur en 06.00 uur.

Het tweede lid bepaalt dat de burgemeester door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden kan vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf.

2.8 Het van toepassing zijnde bestemmingsplan staat een horeca-b vestiging (café, bar, discotheek etc.) toe op de locatie waar thans het café gevestigd is. Ingevolge het horecabeleid zoals vastgelegd in de nota horecabeleid Amersfoort 2006-2010 is het horeca-b vestigingen toegestaan geopend te zijn tot 02.00 uur door de week, respectievelijk tot 05.00 uur op vrijdag- en zaterdagnacht. Deze openingstijden zijn als vergunningsvoorschrift aan de exploitatievergunning van vergunninghouder verbonden. Als sprake zou zijn van ernstige overlast en er geen overeenstemming wordt bereikt over wijziging van de openingstijden, kan de burgemeester de tijden wijzigen.

2.9 Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er zich geen bijzondere feiten of omstandigheden voor hebben gedaan die aanleiding zouden geven de vergunning te weigeren. Verweerder heeft daarbij overwogen dat door de exploitatie van het café het woon- en leefklimaat, en daarmee de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid niet op ontoelaatbare wijze worden beïnvloed.

Verweerder heeft daarbij meegewogen dat het café aan de rand van het centrum ligt, dat sprake is van gemengd stedelijk gebied en dat inherent aan het wonen in een dergelijk gebied is dat enige mate van overlast van andere gebruikers van dat gebied onvermijdelijk is.

2.10 Voorts heeft eiseres aangevoerd dat de vergunning geweigerd had moeten worden wegens het ontbreken van een nooduitgang, waardoor niet wordt voldaan aan de brandveiligheideisen. Ook is er volgens haar sprake van strijdigheid met artikel 2.3.1.2a, sub 2e, van de APV nu er bij de toiletgelegenheid zonder voorportaal aanwezig is.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onder verwijzing naar het voornoemde verslag van de inspecteur van 24 februari 2011, voldoende aangetoond dat er een tweede vluchtwegroute aanwezig is en dat er twee gescheiden toiletruimten met een eigen voorportaal aanwezig zijn. Het betoog van eiseres slaagt dan ook niet.

2.11 Voor wat betreft het feit dat op het pand beslag zou zijn gelegd, heeft naar het oordeel van de rechtbank verweerder er terecht op gewezen dat dat een geschil is tussen degenen die beslag hebben gelegd en de eigenaar van het pand. De beslaglegging zal in beginsel geen invloed hebben op het huurcontract van de vergunninghouder en is niet bepalend voor het verlenen van de vergunning.

2.12 Het voorgaande leidt ertoe dat wat eiseres heeft aangevoerd niet de conclusie rechtvaardigt dat de burgemeester in redelijkheid niet de exploitatievergunning met betrekking tot het café heeft kunnen verlenen. Het door eiseres aangevoerde, kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres met procedurenummer SBR 11/566 ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Het beroep gericht tegen de verleende Drank- en Horecavergunning (SBR 11/567)

2.13 De rechtbank ziet zich - ambtshalve - gesteld voor de vraag of eiseres ontvankelijk is in haar beroep gericht tegen de verleende vergunning op grond van de Drank-en Horecawet.

2.14 Vast staat dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit van 19 juli 2010, waarbij het college aan vergunninghouder een drank-en horecavergunning heeft verleend.

2.15 Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, voor zover hier van belang, geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. Het recht om door te procederen komt derhalve in beginsel slechts toe aan de belanghebbende die daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een bezwaarschrift in te dienen. Nu door eiseres van deze mogelijkheid geen gebruik is gemaakt en nu er geen feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen die met zich brengen dat het achterwege blijven van het bezwaar redelijkerwijs niet aan eiseres kan worden verweten, dient het beroep van eiseres voor zover gericht tegen de verleende Drank- en Horecavergunning op grond van artikel 6:13 van de Awb niet-ontvan kelijk te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

3.1 verklaart het beroep met procedurenummer SBR 11/566 ongegrond;

3.2 verklaart het beroep met procedurenummer SBR 11/567 niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. M.N. Noorman en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2011.

De griffier: De rechter:

mr. M.S.D. de Weerd mr. M.N. Noorman

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State,

Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature