Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Deze rechterlijke uitspraak is tegenwoordig bekend onder ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ5769 , LJN BQ5769

Inhoudsindicatie:

Goedkeuringsbesluit peilbesluiten Muyeveld en Loenderveen

Het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland kon tot de conclusie komen dat geen grond bestaat om wegens strijd met het recht of het algemeen belang goedkeuring aan de peilbesluiten voor beide polders te onthouden. Niet kan worden geoordeeld dat de betrokken belangen onvoldoende zijn meegewogen en dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd.

Uitspraak



RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht

zaaknummers: AWB 09 - 4192, 09-4340, 09-4341, 09-4342, 09-4343, 09-4344, 09-4379, 09-4380, 09-4388 en 09-4389

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 mei 2011

in de zaken van:

het Plassenschap Loosdrecht e.o., V.O.F. Jachthaven Ruimzicht, de gemeente Wijdemeren, HISWA vereniging, de vereniging Koninklijk Nederlands Watersportverbond, [eisers]

eisers,

tegen:

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,

verweerder,

derde partij

het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht,

gevestigd te Amsterdam

1. Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2009 heeft verweerder goedkeuring verleend aan de door het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht bij besluit van 26 november 2008 vastgestelde peilbesluiten Muyeveld en Loenderveen.

Tegen dit besluit hebben eisers beroep ingesteld.

Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.

De beroepen zijn behandeld ter zitting van 3 februari 2011, alwaar zijn verschenen R.F.B. Broos, secretaris van het dagelijks bestuur van het Plassenschap Loosdrecht e.o. (hierna: het Plassenschap), [naam] namens V.O.F. Jachthaven Ruimzicht, [naam], wethouder van de gemeente Wijdemeren, A. Huizing, ambtenaar bij de gemeente Wijdemeren, [naam] namens HISWA vereniging (hierna: HISWA) en vergezeld van [namen] namens het Koninklijk Nederlands Watersportverbond, [eiser] bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A.B. Blomberg, advocaat te Amsterdam, [eiser] tevens optredend als gemachtigde van [eisers].

Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door M.T. Hoekzema en M.C. Jonkman, werkzaam bij de provincie Noord-Holland. Namens het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (hierna: het hoogheemraadschap) zijn verschenen M.J.M. Jacobs, A. Schogt, W.J. Rip, N.P.B. Wensing en G.N.J. ter Heerdt.

De beroepen zijn ter zitting gezamenlijk behandeld met de beroepen met zaaknummers 10-5165, 10-5166, 10-5167 en 10-5169 gericht tegen de vaststelling van het “Waterinrichtingsplan Zuidelijke Vechtplassen”.

2. Overwegingen

2.1 Het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland heeft bij besluit van 30 juni 2009 goedkeuring verleend aan de peilbesluiten in geding. De peilbesluiten voorzien, voor zover hier van belang, voor de peilvakken in de polder Loenderveen in een flexibel peil (NAP -1.35 m tot -1.25 m) voor peilvak 67-2 alsmede in een jaarrond peil (NAP -1.35 m) voor peilvak 67-1 en voor peilvak 60-1 van de polder Muyeveld in een flexibel peil (NAP -1.05 m tot -1.20 m). Voorheen waren de peilen vastgelegd in het zogeheten Plassencontract 1963, zoals nadien gewijzigd en aangevuld.

Ontbreken zienswijzen

2.2 Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.

2.3 Jachthaven Ruimzicht heeft geen zienswijzen naar voren gebracht met betrekking tot het peilbesluit waarop het bestreden goedkeuringsbesluit betrekking heeft. Niet is gebleken dat Jachthaven Ruimzicht redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen naar voren te hebben gebracht. Het beroep van Jachthaven Ruimzicht is gelet hierop niet-ontvankelijk.

Inhoudelijke beoordeling

2.4 De rechtbank overweegt allereerst dat niet de peilbesluiten maar het goedkeuringsbesluit van verweerder van 30 juni 2009 ter toetsing voorligt. Verweerder kan, gelet op artikel 149 van de Waterschapswet , slechts goedkeuring aan een peilbesluit onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Aan verweerder komt bij deze beoordeling een zekere mate van beoordelingsvrijheid toe. De rechter zal zich bij de beoordeling van een goedkeuringsbesluit terughoudend moeten opstellen en slechts dienen te toetsen of het besluit strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.

2.5 Met uitzondering van [eiser] hebben alle eisers hun gronden gericht tegen de goedkeuring van het peilbesluit voor de polder Muyeveld. De rechtbank zal hier eerst op ingaan.

Goedkeuringsbesluit peil polder Muyeveld

Recreatievaart

2.6 Het Plassenschap, het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren, de HISWA en het Watersportverbond betogen dat het nieuwe peil een lagere waterstand tot gevolg heeft die nadelig is voor de watersport en recreatievaart omdat deze ten koste gaat van de bevaarbaarheid. Eisers stellen dat dit grote economische gevolgen zal hebben voor watersportbedrijven. Het Plassenschap voert in dit verband in het bijzonder aan dat als gevolg van de lagere waterstand de vaardiepte onder de bruggen van de doorvaarten die de plassen met elkaar verbinden en in de kleine sluizen die de verbinding met de Vecht vormen, met gemiddeld 10% zal afnemen waardoor veel boten van deze verbindingen geen gebruik meer zullen kunnen maken. De in het Watergebiedsplan aangekondigde maatregelen om een aantal drempels bij bruggen te verlagen en sluizen op diepte te brengen zullen dusdanig kostbaar zijn dat niet onvoorstelbaar is dat het hoogheemraadschap hiervan zal afzien, aldus het Plassenschap. Eisers zeggen voorts nu reeds problemen te ondervinden van de lage waterstand. Een verdere verlaging van het peil is voor hen dan ook niet acceptabel. Ook hebben zij geen vertrouwen in de handhaving door het hoogheemraadschap van geldende peilen.

2.7 De rechtbank stelt vast dat het nieuwe peil (NAP -1.05 m tot -1.20 m) formeel blijft binnen de grenzen die nu op grond van het Plassencontract gelden (NAP -0.95 m tot -1.20 m). Gelet op het in de afgelopen jaren gevoerde praktisch peilbeheer (maximaal NAP - 1.06 m en minimaal NAP - 1.18 m) gaat het feitelijk om een verlaging van het laagste peil met 2 cm ten opzichte van de huidige situatie.

2.8 Partijen zijn het erover eens dat een peil gelegen tussen NAP -1.10 m en -1.15 m optimaal is voor de recreatievaart. Het hoogheemraadschap heeft niettemin het peil in het betreffende peilvak vastgesteld op NAP -1.05 m tot -1.20 m. Met dit nieuwe peil wordt beoogd de vertroebeling van het water in de Loosdrechtse Plassen tegen te gaan, de fosfaat- en sulfaatconcentratie in het water te verminderen en daarmee de waterkwaliteit te verbeteren en de ecologie positief te ondersteunen. Door hantering van het nieuwe peil, zal het inlaten van gebiedsvreemd water zo veel mogelijk beperkt kunnen worden, aldus het hoogheemraadschap, hetgeen bijdraagt aan eerdergenoemde doelstellingen. Gelet op de directe nabijheid van zes Natura 2000 gebieden die voor hun inlaatwater afhankelijk zijn van de Loosdrechtse Plassen is goede waterkwaliteit van groot belang, aldus verweerder. Verweerder hanteert als beleid dat in een situatie als de onderhavige gekozen dient te worden voor een natuurlijk, flexibel peil.

2.9 Niet is aannemelijk geworden dat het nieuwe peil dusdanig nadelige gevolgen met zich mee zal brengen voor de bevaarbaarheid van de plassen dat verweerder niet tot goedkeuring van het nieuwe peil mocht overgaan. Voorts acht de rechtbank niet aannemelijk dat de voorgenomen verdiepingsmaatregelen niet zullen worden uitgevoerd, gelet op hetgeen het hoogheemraadschap ter zitting heeft aangegeven over de financiële dekking voor deze maatregelen. Overigens is een verbeterde waterkwaliteit ook in het belang van de recreatievaart.

2.10 De rechtbank begrijpt de grieven van eisers aldus dat deze met name zijn gericht tegen de wijze waarop feitelijk wordt omgegaan met het waterbeheer en de handhaving van de peilen. Deze grief betreft de uitvoering van de peilbesluiten en kan, wat daarvan verder ook zij, niet tot een gegrondverklaring van het beroep leiden. Overigens begrijpt de rechtbank dat in de naaste toekomst zal worden overgegaan op geautomatiseerd waterbeheer dat, naar de rechtbank begrijpt, naar verwachting een meer precieze handhaving van het peil zal bewerkstelligen.

In dat verband heeft het hoogheemraadschap opgemerkt, zulks in reactie op het betoog van het Watersportverbond, dat ook meerdere peilschalen voor de metingen zullen worden geïnstalleerd. Hetgeen door HISWA is aangevoerd over de situatie in het voorjaar van 2009, toen sprake was van een onwenselijk lage peilstand, dient buiten beschouwing te blijven, nu het gaat om de vaststelling van een nieuw peil.

Mogelijkheid tot afwijking van de in het peilbesluit genoemde peilen.

2.11 In het peilbesluit is voorzien in de bevoegdheid van het dagelijks bestuur om in bijzondere omstandigheden tijdelijk af te wijken van de in het besluit genoemde peilen.

2.12 Anders dan [eiser] en [eiser] ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat deze voorziening (te) onbepaald is. Mede gelet op de op deze bepaling ter zitting gegeven toelichting gaat de rechtbank ervan uit dat de bepaling het karakter van een hardheidsclausule heeft en dat de werking ervan beperkt zal zijn tot uitzonderlijke situaties. Er zijn dan ook geen aanknopingspunten om aan te nemen dat deze voorziening zal leiden tot onevenwichtige situaties ten aanzien van het waterbeheer.

Provinciaal en landelijk beleid

2.13 Het Watersportverbond heeft betoogd dat de peilbesluiten in strijd zijn met het Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2006-2011 en de beheerplannen rond Natura 2000. Dit betoog is niet met argumenten onderbouwd en treft reeds hierom geen doel.

Schade als gevolg van lager peil

2.14 Het Plassenschap vreest dat door verlaging van het peil beschoeiingen, die eerst onder water bleven, nu zullen worden blootgesteld aan de lucht, hetgeen zal leiden tot aantasting van deze constructies.

2.15 De rechtbank heeft geen aanleiding om verweerder niet te volgen in zijn standpunt dat, gelet op het “Bebouwingsonderzoek verruiming flexibel peilbeheer Loosdrechtse Plassen” van Deltares van juli 2008, moet worden aangenomen dat de kans dat schade ontstaat aan beschoeiingen door grotere waterstandsverschillen minimaal is omdat voor de beschoeiingen meestal duurzame houtsoorten worden gebruikt die behandeld zijn tegen aantasting door schimmels en bacteriën. Wat hiervan zij, zoals in 2.7 is vermeld, blijft het nieuwe peil binnen de contouren van het oude peil.

2.16 De gemeente Wijdemeren betoogt dat omwonenden bij de aanleg van tuinen, het afmeren van woonboten, het funderen van huizen en de bouw van steigers en beschoeiingen rekening hebben gehouden met een in de dagelijkse praktijk gehanteerd waterpeil dat schommelt tussen NAP -1.05 m en -1.20 m. Eiseres stelt zich op het standpunt dat deze omwonenden erop mogen vertrouwen dat dit peil ook in de toekomst aldus zal worden gehandhaafd.

2.17 Reeds omdat het nieuwe peil is vastgesteld op maximaal NAP -1.05 m tot minimaal -1.20 ziet de rechtbank in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om schade als gevolg van een peilverandering aannemelijk te achten.

Schade als gevolg van hoger peil

2.18 [eiser], [eiser], [eiser] en [eiser], eigenaren van percelen die in gebruik zijn als recreatieterrein en een legakker, respectievelijk een eiland met woning en moestuin, respectievelijk grasland met trekgaten en zot, respectievelijk woonboerderij, stellen dat het waterpeil als gevolg van het nieuw vastgestelde peil ter plaatse van hun percelen zal stijgen. Een deel van hun perceel en mogelijk ook daarop aanwezige bebouwing zal onder water komen te staan, aldus eisers. Ook zullen boomwortels van de bomen in de boomgaard verrotten. Een en ander zal inkomstenderving tot gevolg hebben, alsmede veel extra kosten. Bij het onder waterlopen van hun percelen zal tevens grond afkalven, waardoor er bagger in het water terechtkomt, wat niet ten goede komt aan de waterkwaliteit.

2.19 De hoogste peilstand van het water zal op grond van het vastgestelde peil NAP -1.05 zijn. Dit is lager dan de rechtens hoogste peilstand op grond van het plassencontract, te weten NAP -0.95 m. Ten opzichte van de in de afgelopen jaren feitelijk gehanteerde peilstand van NAP -1.06 m betekent dit een stijging van 1 cm. Gelet hierop, alsmede op de stukken en de toelichting van verweerder ter zitting stelt de rechtbank vast dat voor de veronderstelling dat sprake zal zijn van een stijging van het peil zoals eisers vrezen, geen aanknopingspunten zijn te vinden. De rechtbank acht het gelet hierop evenmin aannemelijk dat de percelen van eisers onder water zullen komen te staan rechtstreeks als gevolg van de de facto-verhoging van het maximumpeil met 1 cm.

Schade

2.20 Voor zover eisers ook overigens betogen schade te zullen leiden als gevolg van hantering van de nieuwe peilen, overweegt de rechtbank dat bij de goedkeuring van de peilbesluiten meer dan één belang dient te worden afgewogen. De enkele omstandigheid dat een eiser ten gevolge van een peilbesluit nadeel kan ondervinden, brengt niet mee dat het verweerder om die reden de gevraagde goedkeuring had dienen te onthouden. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij ondanks de maatregelen die het hoogheemraadschap zal treffen, onevenredige schade zullen leiden. Bovendien kan in voorkomende gevallen een beroep worden gedaan op de nadeelcompensatieregeling van het hoogheemraadschap. De rechtbank acht hiermee compensatiemogelijkheden op voldoende wijze gewaarborgd.

Waterkwaliteit

2.21 [eiser] heeft betoogd dat met het vastgestelde peilbesluit de waterkwaliteit in geding komt. Hij voert daartoe aan dat de verhoging van het waterpeil de in de veenbodem opgenomen fosfaten, die afkomstig zijn van mestgebruik, zal doen oplossen wat als het ware zal leiden tot een explosie van deze zogeheten fosfaatbom.

2.22 Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is op overtuigende wijze aannemelijk geworden dat het geheel van maatregelen, waarvan het onderhavige peilbesluit deel uitmaakt, verbetering van de waterkwaliteit tot gevolg zal hebben en tevens zal leiden tot vermindering van de fosfaatconcentratie. Het standpunt van eiser dat explosie van een fosfaatbom dreigt is door hem niet nader onderbouwd. De fosfaatconcentratie is niet iets waar het hoogheemraadschap in het kader van de besluitvorming geen rekening mee heeft gehouden. Deze grond treft dan ook geen doel.

Overlast insecten

2.23 [eiser] betoogt voorts dat als gevolg van het nieuwe peil de hoeveelheid muggen en knutten zal toenemen met alle vervelende gevolgen van dien.

2.24 De rechtbank heeft geen aanleiding aan te nemen dat de minimale stijging van het peil zal leiden tot een (aanmerkelijke) toename van deze insecten. Deze grond treft dan ook geen doel.

Goedkeuringsbesluit peil polder Loenderveen

2.25 Ten aanzien van de goedkeuring van het peilbesluit voor de polder Loenderveen beperkt het geschil zich tot de peilvakken 67-1 en 67-2. In het zuidelijke peilvak (67-1) vinden voornamelijk agrarische activiteiten plaats. Het noordelijke peilvak (67-2) is onderdeel van een natuurgebied (Natura 2000). Voor peilvak 67-1 is een jaarrond peil vastgesteld van NAP -1.35 m. Voor peilvak 67-2 is een flexibel peil vastgesteld van NAP -1.35 m tot -1.25 m. Het hoogheemraadschap wil met het nieuwe peilbesluit de waterkwaliteit in het betreffende gebied verbeteren. Het water is als gevolg van vervuiling door de intensieve landbouw en het toelaten van gebiedsvreemd water troebel geworden. Het provinciale beleid schrijft een flexibel peil voor, zeker in Natura 2000 gebied. Om tegemoet te komen aan de wensen van bewoners en agrariërs in peilvak 67-1 wordt daar een jaarrond peil ingesteld en wordt een dam gemaakt tussen de peilvakken 67-1 en 67-2.

2.26 [eiser] is eigenaar van onder meer een aantal legakkers met omringend water in peilvak 67-1, het zuidelijke gedeelte van Loenderveense Plas west. Zijn grieven richten zich voornamelijk tegen het jaarronde peil van NAP -1.35 m in peilvak 67-1.

Milieueffectrapportage (MER)

2.27 [eiser] betoogt dat voorafgaand aan het betreffende peilbesluit ten onrechte geen milieueffectrapportage is opgesteld. Hij stelt zich op het standpunt dat de plicht dit te doen voortvloeit uit artikel 2 van het Besluit MER 1994 en onderdeel C onder nr. 27.3 van de bijlage bij dit besluit, zoals dat luidde ten tijde van belang, nu sprake is van een verlaging van het peil van 16 cm of meer in een gevoelig gebied.

2.28 Ingevolge artikel 7.2, eerste lid, onder a, van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 2, eerste lid, van het Besluit MER 1994 worden als activiteiten bij de voorbereiding waarvan een MER moet worden gemaakt, aangewezen de activiteiten die behoren tot een categorie die in onderdeel C van de bijlage is omschreven. Ingevolge artikel 7.2, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 2, tweede lid, van het Besluit MER 1994 worden als activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of een MER moet worden gemaakt, aangewezen de activiteiten die behoren tot een categorie die in onderdeel D van de bijlage is omschreven.

In bijlage C onder 27.3 (thans bijlage D onder 49.3) is aangewezen als activiteit de structurele verlaging van het (streef-)peil van een oppervlaktewaterwaterlichaam voor zover de activiteit niet voortvloeit uit een besluit als bedoeld in artikel 81, eerste lid, van de Landinrichtingswet of artikel 44, eerste lid, van de Reconstructiewet Midden Delfland in gevallen waarin de activiteit: 1 °. betrekking heeft op een verlaging van 16 centimeter of meer, 2°. plaatsvindt in een gevoelig gebied of een weidevogelgebied, en 3°. betrekking heeft op een oppervlakte van 200 hectare of meer.

2.29 Op grond van de thans voorhanden zijnde gegevens, zoals toegelicht ter zitting, gaat de rechtbank ervan uit dat het peil zich beweegt tussen NAP -1.05 m en -1.35 m, zijnde de grenzen van het Aanhangsel van 1966 bij het Plassencontract van 1963 en dat het peil vanaf 1973 feitelijk heeft gelegen tussen een zomerpeil van NAP – 1.20 m en een winterpeil van NAP – 1.35 m. Op basis hiervan kan niet geconcludeerd worden dat sprake is van structurele verlaging van het peil met 16 cm of meer. Ook anderszins is er geen aanleiding voor de rechtbank om aan te nemen dat er een MER diende te worden gemaakt. Ook in de aard van de activiteit ziet de rechtbank geen aanknopingspunten hiervoor.

Onzekerheid over gevolgen

2.30 [eiser] heeft met de door hem ingebrachte rapportage van de Leerstoel Aquatische Ecologie en Waterkwaliteitsbeheer Wageningen Universiteit willen aantonen dat er grote onzekerheid bestaat over de gevolgen van de maatregelen uit het Watergebiedsplan – waaronder het peilbesluit – voor het zuidelijke deel van de polder Loenderveen. Hij stelt dat er onvoldoende zicht is op de stofstromen in het gebied en voorts ontbreekt zicht op de effecten van het plaatsen van een dam op de waterkwaliteit. Eiser wil dat in de besluitvorming rekening wordt gehouden met deze onzekerheden door het inbouwen van een terugvalscenario. De door het hoogheemraadschap te volgen procedure is te complex en te star om – mochten de beoogde doelstellingen niet worden behaald, of indien er zich negatieve gevolgen voordoen – hier weer een aanpassing voor te realiseren. Eiser vreest onomkeerbare gevolgen.

2.31 Het hoogheemraadschap heeft bij brief van 19 november 2008 uitgebreid en gedetailleerd gereageerd op de rapportage van de Leerstoel Aquatische Ecologie en Waterkwaliteitsbeheer Wageningen Universiteit. De rechtbank heeft geen aanleiding aan deze inhoudelijke reactie te twijfelen, waarbij de rechtbank tevens in overweging neemt dat het deskundigenrapport van de Leerstoel Aquatische Ecologie en Waterkwaliteitsbeheer Wageningen Universiteit een beperkte strekking heeft in die zin dat hierin geen eigen berekeningen zijn opgenomen. Daarbij heeft het hoogheemraadschap zich bij de besluitvorming tot vaststelling van het nieuwe peil gebaseerd op verschillende onderzoeken van Witteveen + Bos over de nutriëntenbelasting in het water. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat aan het peilbesluit onvoldoende onderzoek ten aanzien van de stofstromen in het water ten grondslag heeft gelegen. De wens van [eiser] om een terugvalscenario op te nemen in het peilbesluit is geen reden voor verweerder om goedkeuring aan het peilbesluit te onthouden.

Blauwalg

2.32 [eiser] stelt zich voorts op het standpunt dat het hoogheemraadschap onvoldoende maatregelen neemt ter bestrijding van blauwalgen in peilvak 67-1. Gelet op het feit dat blauwalg juist in stilstaand water voorkomt vreest eiser de groei hiervan in peilvak 67-1 nu dit peilvak geen flexibel peil meer krijgt, maar een jaarrond peil en voorts wordt afgesloten door een dam. Het pakket van samenhangende maatregelen ter bestrijding van blauwalgen dat het hoogheemraadschap hanteert, biedt naar zijn oordeel onvoldoende waarborgen.

2.33 De rechtbank stelt allereerst vast dat de door [eiser] aangevoerde vrees voor blauwalg niet wordt onderbouwd door het door hem overlegde rapport van de Leerstoel Aquatische Ecologie en Waterkwaliteitsbeheer Wageningen Universiteit. Hieruit blijkt namelijk niet dat de kans op blauwalg groter zal worden. Het hoogheemraadschap heeft hiertegenover gesteld dat de kans op blauwalg zeer klein is. Voorts worden de maatregelen die het hoogheemraadschap hanteert ter bestrijding van blauwalg door eiser niet bestreden. Eiser stelt echter ter discussie of dit pakket van maatregelen in redelijkheid voldoende moet worden geacht, of dat aanvullende maatregelen dienen te worden verlangd van het hoogheemraadschap. De rechtbank acht het voldoende dat het hoogheemraadschap kenbaar heeft gemaakt te zullen handelen naar bevind van zaken, al naar gelang de situatie, bij het treffen van de noodzakelijke maatregelen ter bestrijding van blauwalg. Het betoog treft derhalve geen doel.

Scheiding peilvakken

2.34 Voor zover [eiser] opkomt tegen maatregelen C9 en C10, zal dit worden behandeld bij het beroep van [eiser] dat is gericht tegen het waterinrichtingsplan (zaaknummer 10-5165).

Conclusie

2.35 Gelet op het vorenstaande kon verweerder tot de conclusie komen dat geen grond bestaat om wegens strijd met het recht of het algemeen belang goedkeuring aan de peilbesluiten voor beide polders te onthouden. Niet kan worden geoordeeld dat de betrokken belangen onvoldoende zijn meegewogen en dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd.

2.36 De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De rechtbank:

3.1 verklaart het beroep van V.O.F. Jachthaven Ruimzicht niet-ontvankelijk;

3.2 verklaart de overige beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzitter van de meervoudige kamer, en mr. A.C. Terwiel en mr . drs. L. Beijen leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2011.

afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature