Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

WOB-verzoek om verstrekking kopie kandidatenlijsten (model H1), met daarop de geboortedata en de adressen van de kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen van 6 maart 2002, 7 maart 2006 en 3 maart 2010 in de gemeente Alphen aan den Rijn.

Aangezien de gevraagde gegevens openbaar zijn gemaakt kunnen deze niet nogmaals openbaar gemaakt worden op grond van de Wob. Dat openbaarmaking in het voorbije verleden heeft plaatsgevonden doet hier niet aan af. Het verzoek om toezending van de kopieën van de kandidatenlijsten kan dan ook niet anders worden gezien dan als een verzoek tot het verrichten van een feitelijke handeling.

De beslissing op een dergelijk verzoek is niet gericht op rechtsgevolg en derhalve geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb , waartegen bezwaar en beroep openstaat.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 3, enkelvoudige kamer

Reg.nr.: AWB 10/7945 WOB

UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[A], wonende te [plaats], eiseres,

gemachtigde mr. H. van Drunen,

en

de burgemeester van Alphen aan den Rijn, verweerder.

I PROCESVERLOOP

Bij brief van 25 juni 2010 heeft eiseres een afschrift gevraagd van de kandidatenlijsten, model H1, met daarop de geboortedata en de adressen van de kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen van 6 maart 2002, 7 maart 2006 en 3 maart 2010 in de gemeente Alphen aan den Rijn.

Bij brief van 16 juli 2010 heeft het afdelingshoofd SCA, krachtens mandaat van het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) geweigerd om aan het verzoek van eiseres te voldoen. Daarbij is medegedeeld dat de beslissing enerzijds is genomen op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen, en anderzijds op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob , omdat de belangen van de betrokkenen zwaarder wegen ten opzichte van het belang van het verstrekken van deze gegevens.

Bij brief van 23 juli 2010, ingekomen bij het college op 26 juli 2010, heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend tegen de brief van het college van 16 juli 2010.

Bij besluit van 25 oktober 2010 heeft de portefeuillehouder Burgerzaken, krachtens mandaat van het college, overeenkomstig het advies van de Commissie bezwaarschriften, het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.

Bij brief van 9 november 2010, ingekomen bij de rechtbank op 10 november 2010, heeft eiseres beroep ingesteld, primair tegen het niet of niet tijdig nemen van een besluit op haar Wob-verzoek en subsidiair tegen het besluit van 25 oktober 2010.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het beroep is op 5 april 2011 ter zitting behandeld.

Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. P.H.M. van Zinnicq-Bergmann en S.M.J. Koot.

II OVERWEGINGEN

1 De artikelen H 1, I 1, I 3, I 4 en I 17 van de Kieswet , voor zover hier van belang, luiden als volgt:

H 1

1. Op de dag van de kandidaatstelling kunnen bij de voorzitter van het hoofdstembureau of bij het door deze aan te wijzen lid van dat bureau, op de secretarie van de gemeente waar dit bureau is gevestigd, van negen tot vijftien uur, kandidatenlijsten worden ingeleverd. Ten minste drie weken voor de kandidaatstelling brengt de burgemeester van elke gemeente dit ter openbare kennis.

I 1

1. Op de dag van de kandidaatstelling, om zestien uur, houdt het hoofdstembureau een zitting tot het onderzoeken van de kandidatenlijsten.

2. Het hoofdstembureau draagt er zorg voor dat het centraal stembureau op de dag na de kandidaatstelling afschriften van de ingeleverde kandidatenlijsten ontvangt.

3. Indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid, bedoeld in artikel H 2, draagt het hoofdstembureau er zorg voor dat de overige hoofdstembureaus op de dag na de kandidaatstelling een afschrift van de kandidatenlijst ontvangen die voor de desbetreffende kieskring is ingeleverd.

I 3

1. Onmiddellijk nadat de lijsten door het hoofdstembureau zijn onderzocht, worden deze en, indien vereist, de verklaringen van ondersteuning, door de voorzitter ter secretarie van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, voor een ieder ter inzage gelegd.

2. Op de voet van artikel I 1, derde lid, toegezonden afschriften van ingeleverde kandidatenlijsten worden ter secretarie van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd ter inzage gelegd, zodra deze zijn ontvangen.

I 4

Op de derde dag na de kandidaatstelling beslist het hoofdstembureau in een openbare zitting die om zestien uur aanvangt, over de geldigheid van de lijsten en over het handhaven van de daarop voorkomende kandidaten, alsmede over het handhaven van de daarboven geplaatste aanduiding van een politieke groepering, en maakt deze beslissingen op de zitting bekend.

I 17

1. Nadat van alle hoofdstembureaus de in artikel I 9, eerste lid, eerste volzin, bedoelde mededeling is ontvangen, maakt de voorzitter van het centraal stembureau de lijsten zo spoedig mogelijk openbaar. Daarbij vermeldt hij tevens welke lijsten tot een lijstencombinatie zijn verbonden.

2. De openbaarmaking geschiedt indien het betreft de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, door plaatsing van de lijsten naar de kieskringen gerangschikt en met vermelding van hun nummers en, in voorkomend geval, de aanduidingen van de politieke groeperingen in de Staatscourant; indien het betreft de verkiezing van de leden van provinciale staten of de gemeenteraad, door de van de nummers en, in voorkomend geval, de aanduidingen van de politieke groeperingen voorziene lijsten ter secretarie van de gemeente waar het centraal stembureau is gevestigd, onderscheidenlijk ter secretarie van de gemeente, voor een ieder ter inzage te leggen. Van de terinzagelegging geschiedt tegelijk openbare kennisgeving door de voorzitter van het centraal stembureau.

Ingevolge artikel E 7, tweede lid, van de Kieswet is de burgemeester voorzitter van het hoofdstembureau.

Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan eenieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

2.1 Eiseres heeft bij schrijven van 25 juni 2010 verzocht om kopieën van de kandidatenlijsten (model H1) voor de gemeenteraadsverkiezingen van 6 maart 2002,

7 maart 2006 en 3 maart 2010 in de gemeente Alphen aan den Rijn, met daarop de geboortedata en adressen van de kandidaten.

2.2 Uit het hierboven weergegeven wettelijk kader volgt dat de burgemeester

op het verzoek van eiseres en op het bezwaar van eiseres had moeten beslissen.

2.3 De brief van 16 juli 2010 is verzonden door het college en ook op het daartegen gerichte bezwaar is beslist door het college.

2.4 Verweerder heeft ter zitting betoogd dat geen sprake is van een bevoegdheidsgebrek nu de portefeuillehouder Burgerzaken, zijnde de burgemeester, namens het college het besluit op het bezwaar heeft genomen.

2.5 Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit niet door het bevoegde bestuursorgaan genomen. Het bestreden besluit is genomen door de portefeuillehouder Burgerzaken voor burgemeester en wethouders en niet door de burgemeester in zijn hoedanigheid van burgemeester. De rechtbank zal derhalve het beroep van eiseres vanwege de hiervoor geconstateerde onbevoegdheid gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.

Omdat de burgemeester evenwel door ondertekening van het bestreden besluit geacht kan worden dit besluit voor zijn rekening te hebben genomen, zal de rechtbank beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand kunnen blijven.

3 Alvorens de rechtbank daartoe overgaat, overweegt zij dat eiseres tevens beroep heeft ingesteld tegen het niet of niet tijdig beslissen op haar verzoek ingevolgde de Wob. Dit beroep verklaart de rechtbank niet-ontvankelijk.

Met de brief van 16 juli 2010 is namelijk beslist op het verzoek van eiseres om toezending van de kandidatenlijsten. In het bestreden besluit van 25 oktober 2010 is vervolgens - onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 juli 2008, LJN: BD7377 - het standpunt ingenomen dat de door eiseres gevraagde gegevens ter inzage lagen en daardoor openbaar zijn, zodat niet nogmaals verzocht kan worden om deze gegevens openbaar te maken op grond van de Wob. De reactie op het verzoek om toezending van de kandidatenlijsten is niet gericht op rechtsgevolg en derhalve geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb . Hieruit volgt dat verweerder van mening is dat de door eiseres gevraagde stukken niet ingevolge de Wob kunnen worden verstrekt. Eiseres kan die beslissing aanvechten door in beroep te komen tegen de

niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar. Van het niet of niet tijdig beslissen op het verzoek van eiseres is dus geen sprake.

4 De rechtbank komt vervolgens toe aan de beoordeling van het besluit van

25 oktober 2010. Beoordeeld moet worden of verweerder het bezwaar van eiseres op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.

5 Eiseres heeft betoogd dat de beslissing op haar verzoek wel degelijk is gericht op rechtsgevolg en derhalve een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb om welke reden verweerder haar bezwaar ontvankelijk had moeten verklaren. Eiseres bestrijdt verweerders opvatting dat niet nogmaals kan worden verzocht om openbaarmaking van informatie die reeds openbaar is gemaakt.

6 Tussen partijen is niet in geschil dat de kandidatenlijsten (model H1) van de verkiezingen van 2002 en 2006 met inbegrip van de adressen en geboortedata van de kandidaten voor een ieder ter inzage hebben gelegen evenals de kandidatenlijsten van de verkiezingen van 2010 voor zover de kandidaten hun adressen hebben laten vermelden op die lijsten. Ook voor eiseres bestond de mogelijkheid deze lijsten ter plaatse in te zien en aldaar desgevraagd kopieën daarvan te verkrijgen. De stelling dat eiseres door verweerder niet is gewezen op terinzagelegging van de kandidatenlijsten kan geen doel treffen nu verweerder heeft gesteld en eiseres niet heeft betwist dat van de terinzageleggingen openbare kennisgevingen zijn gedaan in de plaatselijke krant. Eiseres had derhalve van de datum waarop de kandidatenlijsten terinzage zouden liggen kennis kunnen nemen.

Aangezien de gevraagde gegevens openbaar zijn gemaakt kunnen deze niet nogmaals openbaar gemaakt worden op grond van de Wob. Dat openbaarmaking in het voorbije verleden heeft plaatsgevonden doet hier niet aan af. Het verzoek om toezending van de kopieën van de kandidatenlijsten kan dan ook niet anders worden gezien dan als een verzoek tot het verrichten van een feitelijke handeling. De beslissing op een dergelijk verzoek is niet gericht op rechtsgevolg en derhalve geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb , waartegen bezwaar en beroep openstaat. De rechtbank voelt zich in haar oordeel gesteund door de uitspraken van de AbRS van 22 februari 1996 (LJN: ZF2009) en van

16 juli 2008 (LJN: BD7377). Om dezelfde reden mist het door eiseres aangehaalde artikel

7, tweede lid, van de Wob toepassing.

Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bezwaar van eiseres op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.

7 Gelet op het voorgaande kunnen de rechtgevolgen van het te vernietigen besluit in stand blijven. Verweerder hoeft dus niet opnieuw op het bezwaar te beslissen.

8 Bij deze beslissing is er aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres voor de behandeling van haar beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten heeft de rechtbank, met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, vastgesteld op € 874,- voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Hierbij heeft de rechtbank zowel voor het opstellen van het beroepschrift als voor het verschijnen ter zitting

III BESLISSING

De Rechtbank 's-Gravenhage,

RECHT DOENDE:

- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet (tijdig) beslissen op het verzoek van eiseres ingevolge de Wob, niet ontvankelijk;

- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 25 oktober 2010 gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;

- bepaalt dat verweerder aan eiseres het griffierecht ten bedrage van € 150,- vergoedt;

- veroordeelt verweerder in de aan de zijde van eiseres redelijkerwijs gemaakte proceskosten ten bedrage van € 874,-, te betalen aan eiseres.

Aldus vastgesteld door mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Erkan.

Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2011.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature