Uitspraak
RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 633906 OV VERZ 10-5279
beschikking d.d. 20 mei 2011 op een verzoek tot opheffing ex artikel 4:209 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
ingediend door:
mr. M.F.G. Hoedeman, werkzaam ten kantore van Van Gogh Notarissen, met als plaats van vestiging Zundert,
in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van de erfgenamen in de nalatenschap van:
Petronella Dimphna Martina van Unen
laatstelijk gewoond hebbende te 4715 BD Rucphen, Achterhoeksestraat 41,
overleden te Roosendaal op 18 maart 2010,
nader te noemen ´erflaatster´.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 29 november 2010 ter griffie ontvangen verzoekschrift, met bijlagen;
b. de brief, ter griffie ingekomen op 9 december 2010, houdende de mededeling dat afgezien wordt van het recht om op het verzoek te worden gehoord;
c. de op 5 januari 2011 ter griffie ontvangen gewijzigde voorlopige declaratie, het uitgebreider urenoverzicht en de aangepaste voorlopige boedelbeschrijving;
d. de op 12 mei 2011 ter griffie ontvangen gewijzigde voorlopige declaratie, het gecorrigeerde urenoverzicht en de aangepaste voorlopige boedelbeschrijving.
2. Het verzoek
2.1 Verzoeker, in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van de erfgenamen, tevens vereffenaars van de beneficiair aanvaarde nalatenschap van erflaatster, verzoekt op grond van het bepaalde in artikel 4:209 BW opheffing van de vereffening te bevelen, vanwege de geringe waarde van de baten van de nalatenschap.
2.2 Ter onderbouwing van het verzoek is een boedelbeschrijving met notarisdeclaratie overgelegd, welke op 4 januari 2011 en 11 mei 2011 is gewijzigd.
2.3 Gevolmachtigde heeft afgezien van verhoor door de kantonrechter.
3. De beoordeling
3.1 De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de waarde van
de baten van de nalatenschap zodanig gering is, dat er -gelet op de waarde van de schulden-
aanleiding is om de opheffing van de vereffening te bevelen.
3.2 De wet bepaalt dat deze opheffing dient te worden gepubliceerd. Nu er vrijwel geen baten zijn, wordt geoordeeld dat het in niemands belang is om daarvoor nog kosten te maken. Omdat de nalatenschap beneficiair aanvaard is zouden de kosten van publicatie voor rekening van het budget voor de rechtspraak komen, dus voor rekening van de Staat. Nu geen publicatie heeft plaatsgevonden van het vereffenaarschap en er ook verder geen dwingende noodzaak bestaat voor de -kostbare- wettelijk voorgeschreven wijze van bekendmaking (publicatie in de Staatscourant en advertentie in twee nieuwsbladen), zal deze niet worden voorgeschreven. De belanghebbenden kunnen immers ook op een andere wijze, namelijk via internet, worden geïnformeerd, hetgeen iedere belanghebbende een even goede, wellicht betere, mogelijkheid geeft om de financiële situatie van de nalatenschap te kunnen inzien. Dit brengt ook geen nieuwe kosten met zich mee. De bekendmaking van de beschikking zal plaatsvinden op rechtspraak.nl/uitspraken. Deze wijze van bekendmaking komt in de huidige tijd met internet beter tegemoet aan de bedoeling van de wetgever, dan met de publicatiemiddelen uit de tijd waarin het huidige erfrecht werd ontworpen, toen de toegang tot internet nog niet algemeen was. Verzoeker zal daarom worden ontheven van de wettelijke publicatieplicht.
3.3 In het verlengde van hetgeen hiervoor is overwogen zullen geen griffierechten berekend worden.
3.4 De kantonrechter zal de vereffeningkosten, conform de opgave van verzoeker, vaststellen op € 2.450,78 (incl. BTW).
3.5 De griffier zal zorg dragen voor inschrijving van de opheffing van de vereffening in het boedelregister.
4. De beslissing
De kantonrechter:
- beveelt de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van erflaatster;
- stelt de reeds gemaakte vereffeningkosten vast op € 2.450,78 (incl. BTW) en brengt deze kosten ten laste van de boedel;
- verstaat dat deze beschikking bekend gemaakt zal worden door plaatsing op rechtspraak.nl/uitspraken;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.J.G.M. Ides Peeters, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 mei 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's Hertogenbosch.