Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft na bedreiging met geweld autosleutels bemachtigd en is daarna met teveel alcohol op gaan rijden. Verdachte heeft zich vervolgens schuldig gemaakt aan een aaneenschakeling van gedragingen die een ernstig gevaar vormen voor de verkeersveiligheid. Verdachte is schuldig aan afpersing, diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, tweemaal poging tot doodslag, overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 . De rechtbank veroordeelt verdachte onder meer tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van in totaal vijf jaren.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16/600059-11; 16/069511-11 (gevoegd) [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 mei 2011

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [1992] te [geboorteplaats]

wonende te [woonplaats]

thans gedetineerd in PI Flevoland, HvB Almere Binnen te Almere

raadsman mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Utrecht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 april 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

Ter terechtzitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Parketnummer 16/600059-11:

Feit 1: [slachtoffer] heeft gedwongen goederen af te geven en/of deze goederen van [slachtoffer] heeft weggenomen;

Feit 2 primair: geprobeerd heeft [verbalisant 5] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;

Feit 2 subsidiair: [verbalisant 5] en [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling;

Feit 3 primair: geprobeerd heeft [verbalisant 3], agent van politie, en [verbalisant 4], aspirant van politie, van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;

Feit 3 subsidiair: [verbalisant 3] en [verbalisant 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling;

Feit 4: als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg en/of hinder voor het overige verkeer heeft veroorzaakt.

Parketnummer 16/069511-11:

een personenauto heeft bestuurd, terwijl hij meer dan de wettelijk toegestane hoeveelheid alcohol had gedronken.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij parketnummer 16/600059-11 onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij met name op de processen-verbaal van bevindingen opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 5], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] en op de deels bekennende verklaring van verdachte.

De officier van justitie acht tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 16/069511-11 ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op het proces-verbaal van rijden onder invloed en op de bekennende verklaring van verdachte.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de bij parketnummer 16/600059-11 onder 1, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair en

3 subsidiair ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat het vereiste oogmerk niet uit de bewijsmiddelen kan volgen. Ten aanzien van feit 2 primair, feit 2 subsidiair, feit 3 primair en feit 3 subsidiair heeft de verdediging opgemerkt dat niet bewezen kan worden dat verdachte deze feiten, al dan niet voorwaardelijk, opzettelijk heeft begaan.

De verdediging is van mening dat de rechtbank wel tot een bewezenverklaring kan komen van het bij parketnummer 16/600059-11 onder 4 ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 16/069511-11 ten laste gelegde feit.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewezenverklaring als volgt:

Parketnummer 16/600059-11 feit 1:

Aangever [slachtoffer] verklaarde bij de politie dat er op 16 januari 2011 om 04.45 uur werd aangebeld bij zijn huis aan de [adres] te [woonplaats] binnen de gemeente [woonplaats]. [slachtoffer] heeft de deur geopend en hij zag een jongeman voor de deur staan. De jongeman zei: “Dit is een overval en ik wil je autosleutels. Ik ben gewapend, ik heb een wapen achter mijn rug in de band van mijn broek”. De jongeman herhaalde meerdere malen dat hij een wapen had. [slachtoffer] schrok en was bang dat zijn gezin iets aangedaan zou worden. Hij vroeg of de jongeman alleen was waarop de jongeman antwoordde: “Mijn maten staan buiten om de hoek”. De jongeman is de gehele tijd in de gang blijven staan. [slachtoffer] is de woonkamer ingelopen en hij heeft de autosleutels van tafel gepakt. [slachtoffer] gaf de autosleutels aan de jongeman. De jongeman liep naar buiten en stapte in de Citroen Berlingo van [slachtoffer]. [slachtoffer] zag dat de jongeman wegreed in zijn auto.

Verdachte verklaarde bij de politie dat hij een auto wilde hebben en dat hij daarom bij het huis aan de [adres] had aangebeld. Aan de man die de deur opendeed vroeg hij zijn autosleutel. De man reageerde wat verward. Verdachte bleef aandringen en herhaalde steeds dat hij de autosleutels van de man wilde hebben. Verdachte kreeg de autosleutels van de man en hij is meteen naar de auto gelopen, in de auto gestapt en weggereden.

Ook ter terechtzitting verklaarde verdachte dat hij weg wilde, dat hij dacht dat hij een auto daarbij wel kon gebruiken, dat hij daarom bij het huis had aangebeld en dat hij tegen de man had gezegd dat hij zijn autosleutel wilde hebben.

Verbalisant [verbalisant 9] relateerde in het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat hij verdachte tijdens het insluiten had gesproken. Op de vraag of verdachte wist waarvoor hij was aangehouden hoorde verbalisant verdachte zeggen: “Ik heb ergens aangebeld en zei dat ik een wapen had en zijn autosleutels wilde hebben. Ik kreeg toen zijn sleutels”.

De raadsman heeft aangevoerd dat op grond van de bewijsmiddelen niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte de auto met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen. Gelet op de verklaring van verdachte dat hij een auto wilde hebben, omdat hij weg wilde gaan, en dat hij daarom bij het huis had aangebeld, alsmede gelet op het feit dat verdachte, nadat hij de autosleutels had gekregen, in de auto van [slachtoffer] is gestapt en is weggereden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de auto met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen.

Op basis van voornoemde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer] door bedreiging met geweld heeft gedwongen tot de afgifte van zijn autosleutel en dat verdachte de auto van aangever [slachtoffer] onder bedreiging met geweld heeft weggenomen.

Parketnummer 16/600059-11 feit 2 primair:

Verbalisant [verbalisant 5], hoofdagent van politie Utrecht, relateerde in het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat hij op 16 januari 2011 om 05.10 uur de melding hoorde dat bij een overval een witte Citroen Berlingo met het kenteken [kenteken] was weggenomen en dat het gestolen voertuig op de A12 reed. [verbalisant 5] reed daarop met de blauwe optische signalen aan de A12 op. Via de portofoon hoorde [verbalisant 5] dat de witte Citroen Berlingo was gekeerd op de snelweg en dat deze tegen het verkeer in over de snelweg reed. Ineens uit het niets op ongeveer 30 meter zag [verbalisant 5] een voertuig recht op hem afrijden. Het voertuig betrof een witte Citroen Berlingo en deze voerde geen verlichting. [verbalisant 5] week toen meteen uit naar links. [verbalisant 5] keerde het dienstvoertuig en reed achter de Citroen aan. Hierbij had [verbalisant 5] de sirene aangezet, alsmede de twee schijnwerpers, gericht naar voren van het dakbord, om tegemoetkomend verkeer erop te attenderen dat zij in tegengestelde richting aan kwamen rijden en om een mogelijke aanrijding te voorkomen. In de verte kwam een personenauto aanrijden. [verbalisant 5] zag dat deze auto op een paar meter de Citroen kon ontwijken. [verbalisant 5] zag bij de Citroen op dat moment geen remlichten.

Verbalisant [verbalisant 2], hoofdagent van politie Utrecht, relateerde in het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat hij bij zijn collega [verbalisant 5] in het dienstvoertuig zat. Toen hij op de A12 reed hoorde hij dat het voertuig gekeerd was en als spookrijder hen tegemoet reed. In de straal van de verlichting van het dienstvoertuig zag [verbalisant 2] een witte Citroen Berlingo hem tegemoet komen rijden met gedoofde verlichting. De afstand tussen het dienstvoertuig en de auto was rond de 30 meter. Het was een snelle gewaarwording waardoor [verbalisant 2] erg schrok. [verbalisant 5] stuurde het dienstvoertuig naar links zodat deze op een afstand van maximaal één meter langs de Citroen reed.

Verbalisant [verbalisant 10] relateerde in het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat op het moment dat verdachte zijn voertuig keerde en tegengesteld ging rijden en slingerend op zijn dienstvoertuig afkwam hij er rekening mee hield dat verdachte hem mogelijk bewust wilde aanrijden. [verbalisant 10] reed daarom slingerend achteruit. [verbalisant 10] had op dat moment niet de gelegenheid om te kijken of er achteropkomend verkeer aankwam. [verbalisant 10] ervoer dit als zeer gevaarlijk in de wetenschap dat er ’s nachts vaak harder wordt gereden dan de toegestane 100 km/uur.

Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat hij in de nacht van 16 januari 2011 met de gestolen Citroen Berlingo de A12 was opgereden en dat hij op de A12 was omgekeerd. Verdachte verklaarde dat hij wel lichten had gezien, maar dat hij niet echt op de lichten had gelet die hem tegemoet kwamen, omdat hij met de auto bezig was.

De rechtbank is van oordeel dat verdachte door op de rijksweg A12, waar auto’s 100 kilometer per uur mogen rijden, te keren en vervolgens tegen de rijrichting in als spookrijder zijn weg te vervolgen, zonder verlichting, alsmede het onverhoeds benaderen en inrijden op medeweggebruikers, terwijl verdachte niet van rijbaan veranderde, de aanmerkelijk kans heeft aanvaard op een frontale botsing met dodelijke afloop met het dienstvoertuig van

[verbalisant 5] en [verbalisant 2] en de auto’s van andere weggebruikers. Ondanks dat de exacte snelheid van verdachte en de andere weggebruikers niet duidelijk is geworden kan op basis van de bevindingen van de verbalisanten worden vastgesteld dat de voertuigen met aanzienlijke snelheden hebben gereden. Verdachte heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn rijgedrag de dood van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 2], alsmede de dood van andere weggebruikers, tot gevolg zou hebben gehad.

De rechtbank acht derhalve het onder 2 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

Parketnummer 16/600059-11 feit 3 primair:

Verbalisant [verbalisant 3], agent van politie Utrecht, relateerde in het door haar opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat zij op 16 januari 2011 om 05.00 uur de melding hoorde van een overval op een woning, waarbij een witte Citroen bestelauto was weggenomen. Via de meldkamer hoorde [verbalisant 3] dat het voertuig aan het omkeren was op de A12 en vervolgens als spookrijder op de A12 in de richting van Arnhem reed. [verbalisant 3] zag op dat moment dat op de A12 een witte bestelauto van rijrichting veranderde en tegen het verkeer in reed. Hierdoor moesten meerdere voertuigen uitwijken om een aanrijding te voorkomen. [verbalisant 3] is via de toerit Bunnik in de richting van Utrecht ingevoegd op de A12. [verbalisant 3] zag een witte bestelauto rijden met gedoofde lichten. De witte bestelauto kwam in haar richting en was aan het spookrijden. De snelheid van de witte bestelauto was op dat moment ongeveer 50 km/uur en [verbalisant 3] reed ongeveer 70 km/uur. [verbalisant 3] heeft daarop haar snelheid aangepast. [verbalisant 3] heeft er bewust voor gekozen om in de richting van het gestolen voertuig te rijden, zodat het overige verkeer niet in gevaar zou komen. [verbalisant 3] heeft op het laatste moment naar rechts gestuurd, zodat zij de witte bestelauto tot stoppen zou dwingen. Vervolgens hoorde [verbalisant 3] een harde klap, waardoor haar voertuig en de witte bestelauto tot stilstand kwamen.

Verbalisant [verbalisant 4], aspirant van politie Utrecht, relateerde in het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat hij bij collega [verbalisant 3] in het dienstvoertuig zat. Op de autosnelweg A12 hoorde [verbalisant 4]dat de verdachte op de A12 was gekeerd en tegen het verkeer in reed. Zij zagen op dat moment aan de andere zijde van de vangrail een voertuig keren. Meerdere eenheden reden achter dit voertuig aan op de A12. Overige weggebruikers moesten voor het voertuig uitwijken om een aanrijding te voorkomen. Toen [verbalisant 4] op de A12 reed zag hij dat het voertuig in zijn richting reed en dus aan het spookrijden was. De koplampen waren gedoofd. Het dienstvoertuig voerde op dat moment optische signalen. Collega [verbalisant 3]besloot om het voertuig tot stilstand te brengen gezien het gevaar voor overige weggebruikers. [verbalisant 4] voelde een harde klap en de voertuigen kwamen tot stilstand.

Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat hij in de nacht van 16 januari 2011 in de witte Citroen Berlingo had gereden, dat hij de A12 was opgereden en dat hij op de A12 was gekeerd. Verdachte verklaarde dat hij wel lichten had gezien, maar dat hij niet echt op de lichten had gelet die hem tegemoet kwamen, omdat hij met de auto bezig was. Verdachte wist nog dat hij tegen een andere auto tot stilstand was gekomen.

De rechtbank is van oordeel dat verdachte door op de rijksweg A12, waar auto’s 100 kilometer per uur mogen rijden, te keren en vervolgens tegen de rijrichting in als spookrijder zijn weg te vervolgen, zonder verlichting, alsmede het onverhoeds benaderen en inrijden op medeweggebruikers, terwijl verdachte niet van rijbaan veranderde, de aanmerkelijk kans heeft aanvaard op een frontale botsing met dodelijke afloop met het dienstvoertuig van [verbalisant 3] en [verbalisant 4].

Ondanks dat de exacte snelheid van verdachte en de andere weggebruikers niet duidelijk is geworden kan op basis van de bevindingen van de verbalisanten worden vastgesteld dat de voertuigen met snelheden tussen stapvoets en 50 km per uur hebben gereden. Verdachte heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn rijgedrag de dood van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] tot gevolg zou hebben gehad.

De rechtbank acht derhalve het onder 3 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

Parketnummer 16/600059-11 feit 4:

Verbalisant [verbalisant 10] relateerde in het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat zij vanaf Zeist via Bunnik over de Provinciale weg N229 in de richting van Werkhoven reden. Zij zagen de witte Citroen Berlingo met gedoofde lichten over de N229 rijden in de richting van Bunnik en komende uit de richting Werkhoven. Terwijl verbalisanten over de N229 achter de Citroen aanreden reed de Citroen met een snelheid van ongeveer 60 a 70 km/uur. De bestuurder reed naar de oprit van de A12. De bestuurder gaf geen gevolg aan het stopteken. Hij reed met wisselende snelheden over de rijksweg A12. Hij reed tussen de 80 en 30 km/uur en diverse malen van links naar rechts. Ter hoogte van hmp. 65.1 keerde de bestuurder van de Citroen plotseling zijn voertuig om en vervolgde zijn weg over de Rijksweg A12 in de richting Arnhem. Terwijl hij aan het spookrijden was reed hij wisselend tussen rijstrook 1 en rijstrook 3. Voorts deed hij de verlichting van zijn voertuig uit. Met enige tussenpozen zagen verbalisanten dat er drie personenauto’s aankwamen en in de richting van Utrecht reden. Deze bestuurders maakten abrupte bewegingen naar rechts. Eén bestuurder reed zelfs de vluchtstrook op. Verbalisanten zagen dat een politievoertuig en de Citroen met elkaar in botsing kwamen. Dit was ongeveer ter hoogte van hmp. 67.1.

Verbalisant [verbalisant 6] relateerde in het door haar opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat de collega’s van de 21.50 in een onopvallend voertuig met blauwe waarschuwingssignalen vanaf Bunnik de kant opreden van [verbalisant 6]. Zij stuurden het voertuig in de richting van de Berlingo. De Berlingo ontweek het voertuig van de 21.50 door naar rechts uit te wijken. De Berlingo accelereerde naar een snelheid van ongeveer 100 km/uur. Ter hoogte van het Kabinet reed de Berlingo door het rode licht. Hij reed weer door rood en week met een scherpe bocht uit naar links. Gedurende de achtervolging wisselde de Berlingo steeds van snelheid en deed zijn verlichting aan en uit.

De Berlingo reed het grasveld aan de rechterzijde van de oprit A12 op met hoge snelheid. Hierdoor botste de Berlingo met de voorzijde tegen een lantaarnpaal op. De lantaarnpaal viel hierdoor om en kwam op de rijbaan terecht. De Berlingo kwam weer in beweging en reed de oprit A12 op in de richting van Utrecht.

Hoofdagent van politie Utrecht [verbalisant 3] relateerde dat meerdere voertuigen moesten uitwijken om een aanrijding met de Citroen Berlingo te voorkomen. [verbalisant 3] heeft er bewust voor gekozen om in de richting van het gestolen voertuig te rijden, zodat het overige verkeer niet in gevaar zou komen. [verbalisant 3] heeft op het laatste moment naar rechts gestuurd, zodat zij de witte bestelauto tot stoppen zou dwingen.

Vervolgens hoorde [verbalisant 3] een harde klap, waardoor haar voertuig en de witte bestelauto tot stilstand kwamen. Aspirant van politie [verbalisant 4] zat op dat moment bij collega [verbalisant 3] in het dienstvoertuig.

Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat hij in de nacht van 16 januari 2011 als bestuurder van de Citroen Berlingo de Otselaan was opgereden en daarna de Provinciale weg N229 richting Bunnik op. Hij wilde de snelweg opdraaien, maar hij raakte toen een lantaarnpaal en de lantaarnpaal viel om. Vervolgens was verdachte achteruit gereden. Op de Provinciale weg had hij daarna te hard gereden, richting de 100 km/uur, en hij had gemerkt dat hij heen en weer ging. Hij had het groot licht uit willen doen, maar had kennelijk alle verlichting uitgedaan. Verdachte verklaarde voorts dat hij de A12 was opgereden en dat hij op de A12 was gekeerd. Hij had wel lichten gezien die hem tegemoet kwamen, maar daar had hij niet echt op gelet, omdat hij met de auto bezig was. Verdachte wist nog dat hij tegen een andere auto tot stilstand was gekomen.

Op grond van de verklaring van verdachte en de bevindingen van de verbalisanten acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 .

Parketnummer 16/069511-11:

Op 16 januari 2011 om 05.14 uur kregen verbalisanten kennis van een overval te Werkhoven waarbij een Citroen Berlingo was weggenomen. Op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Schoudermantel te Odijk, binnen de gemeente Bunnik troffen verbalisanten een witte Citroen Berlingo aan. Ter controle op de naleving van de bij de Wegenverkeerswet 1994 gesteld voorschriften stelden verbalisanten een onderzoek in. Verbalisant sprak de bestuurder om 5.24 uur aan. Het eerste directe contact leidde tot de verdenking van een gedraging in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 . Verbalisant nam waar dat de adem van de bestuurder rook naar inwendig gebruik van alcoholhoudende drank, de bestuurder bloeddoorlopen ogen had, de bestuurder met dubbele tong sprak en de bestuurder onvast ter been was. De bestuurder werd aangehouden en hij gaf op te zijn [verdachte]. Om 5.55 uur heeft de verdachte zich onderworpen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8 lid 2, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 . Het onderzoek ving aan om 05.55 uur, zijnde een tijdstip tenminste 20 minuten na het tijdstip van het eerste directe contact met verdachte leidende tot de verdenking. Er werd gebruik gemaakt van een ademanalyse-apparaat dat ingevolge het Besluit Alcoholonderzoeken is aangewezen door de Minister van Justitie. Aan de bij dat apparaat behorende gebruikersvoorschrift was voldaan. De verklaring van goedkeuring behorende bij dat apparaat was geldig tot 4 februari 2011. Dit heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek.

Uit de bijgevoegde afdruk volgt dat het onderzoeksresultaat van de ademanalyse 600 ug/l bedroeg.

Verdachte bekende ter terechtzitting dat hij als bestuurder in de Citroen Berlingo had gereden, terwijl hij teveel alcohol had gedronken.

De rechtbank acht op grond van het voornoemde wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 .

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

16/600059-11

1.

op 16 januari 2011 te Werkhoven, gemeente Bunnik, met het oogmerk om zich te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een autosleutel, toebehorende aan [slachtoffer],

en

met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een

bestelauto (merk Citroen Berlingo), toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk

om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte

terwijl hij, verdachte, zich in de gang van de woning van die [slachtoffer] bevond

op dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Dit is een overval en ik

wil je autosleutels. Ik ben bewapend, ik heb een wapen achter mijn rug in de

band van mijn broek" en "Mijn maten staan buiten om de hoek" en

meermalen tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij, verdachte, een wapen had;

2.

Primair

op 16 januari 2011 te Bunnik, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant 5] (hoofdagent van politie Utrecht) en [verbalisant 2]

(hoofdagent van politie Utrecht), respectievelijk bestuurder en inzittende

van een politieauto, en een of meer tot op heden onbekend gebleven

bestuurders van een of meer personenauto’s van het leven te beroven, met dat opzet

zijnde en hebbende hij, verdachte:

- met een gestolen Citroen (Berlingo) over de Rijksweg A12 gereden en

- deze Citroen op de Rijksweg A12 gekeerd en

- als spookrijder tegen de rijrichting in zijn weg vervolgd, waardoor de

bestuurders van voormelde auto’s, die verdachte tegemoet reden,

moesten uitwijken teneinde een aanrijding te voorkomen,

zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

3.

Primair

op 16 januari 2011 te Bunnik, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant 3] (agent van politie Utrecht) en [verbalisant 4]

(aspirant, politie Utrecht), respectievelijk bestuurder en inzittende van een

politieauto, van het leven te beroven, met dat opzet zijnde en hebbende hij, verdachte:

- met een gestolen Citroen (Berlingo) over de Rijksweg A12 gereden en

- deze Citroen op de Rijksweg A12 gekeerd en

- als spookrijder tegen de rijrichting in zijn weg vervolgd en

- in botsing gekomen met de hem tegemoetrijdende politieauto die hem tot

stoppen dwong, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

4.

op 16 januari 2011, te Werkhoven, gemeente Bunnik, en

Odijk, gemeente Bunnik en Bunnik, als bestuurder van een motorrijtuig (een gestolen Citroen Berlingo), daarmee op de voor het openbaar verkeer openstaande wegen,

- de Beverwaardseweg te Werkhoven en de N229 en de Rijksweg A12

slingerend en met wisselende snelheden (tussen de 30 en 100 kilometer per

uur) heeft gereden en meermalen een rood verkeerslicht heeft genegeerd

en

- de N229 en de Rijksweg A12 met gedoofde lichten heeft gereden en

- ter hoogte van de oprit naar de Rijksweg A12 op een lantaarnpaal is gereden waardoor die

lantaarnpaal is omgevallen en

- op de Rijksweg A12 deze Citroen heeft gekeerd ter hoogte van hectometerpaal

65.1 en vervolgens als spookrijder tegen de rijrichting in zijn weg

heeft vervolgd tot en met hectometerpaal 67.1, waardoor de bestuurder van

een politieauto te weten [verbalisant 5], hoofdagent van politie Utrecht en een

of meer tot op heden onbekend gebleven bestuurders van personenautos, die

verdachte tegemoet reden, moesten uitwijken teneinde een aanrijding te voorkomen en

- op de Rijksweg A12 in botsing is gekomen met de hem tegemoetrijdende

politieauto, bestuurd door [verbalisant 3] (agent van politie Utrecht), in

welke politieauto [verbalisant 4] (aspirant, politie Utrecht) als inzittende

aanwezig was,

door welke gedragingen gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd;

16/069511-11

op 16 januari 2011 te Odijk, gemeente Bunnik, als bestuurder

van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig

gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij

een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de

Wegenverkeerswet 1994, 600 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram,

alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

5.1 De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:

Ten aanzien van parketnummer 16/600059-11 feit 1:

Afpersing

En

Diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

Ten aanzien van parketnummer 16/600059-11 feit 2 primair en feit 3 primair:

Telkens:

Poging tot doodslag.

Ten aanzien van parketnummer 16/600059-11 feit 4:

Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 .

Ten aanzien van parketnummer 16/069511-11:

Overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 .

5.2 De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door

J. van Beek, GZ-psycholoog, die op 27 maart 2011 een rapport heeft uitgebracht.

Uit dit rapport volgt dat verdachte niet lijdende is aan een stoornis van zijn geestvermogens. Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten was verdachte onder invloed van alcohol. De alcohol beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen zodanig dat hij nauwelijks gedragsalternatieven had. Verdachte werd echter niet beperkt in zijn keus om al dan niet (veel) alcohol te drinken. De psycholoog concludeert dat verdachte voor de ten laste gelegde feiten volledig toerekeningsvatbaar kan worden geacht.

De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige met betrekking tot de volledige toerekeningsvatbaarheid over en maakt deze tot de hare.

De raadsman heeft aangevoerd dat als de rechtbank tot een bewezenverklaring van de feiten zou komen de feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend op basis van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht. Ondanks dat er sprake was van vrijwillige intoxicatie kon verdachte, gelet op zijn ervaringen met alcohol, de specifieke gevolgen redelijkerwijs op geen enkele manier voorzien, aldus de verdediging.

De rechtbank is van oordeel dat verdachte zelf alcohol is gaan drinken en dat verdachte zich daardoor zelf in de ontstane situatie heeft gebracht. Het is de rechtbank op basis van de inhoud van het dossier niet gebleken dat verdachte door de alcohol verstoken was van enig inzicht in de reikwijdte van zijn handelen. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.

Verdachte is strafbaar, omdat ook overigens niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en met verplicht reclasseringstoezicht, ook als dat begeleiding door Centrum Maliebaan inhoudt, als bijzondere voorwaarde. De officier van justitie heeft ten aanzien van de algemene voorwaarde een proeftijd van twee jaar en ten aanzien van de bijzondere voorwaarde een proeftijd van drie jaar gevorderd.

De officier van justitie heeft voorts een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaar gevorderd.

De officier van justitie heeft tot slot gevorderd de door de benadeelde partijen [slachtoffer], [verbalisant 4] en [verbalisant 3] ingediende vorderingen tot schadevergoeding volledig toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om, als de rechtbank tot een veroordeling komt, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen en daarnaast een forse voorwaardelijke straf als stok achter de deur. Verdachte heeft, gelet op zijn proceshouding, zijn gedrag in detentie en zijn toekomstplannen, alsmede gelet op de bevindingen van de psycholoog en de lage recidivekans, lang genoeg vastgezeten, aldus de verdediging.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal ernstige strafbare feiten. Verdachte heeft in de nacht bij het huis van slachtoffer [slachtoffer] aangebeld, omdat hij had bedacht dat hij een auto wilde hebben. Om de autosleutels te krijgen van het slachtoffer heeft verdachte het slachtoffer bedreigd met geweld. Het slachtoffer was zo bang dat verdachte hem en zijn vrouw en zoon iets zou aandoen dat hij de autosleutel van zijn Citroen Berlingo aan verdachte heeft gegeven. Verdachte is in de auto gestapt en weggereden. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort feiten nog lange tijd angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid kunnen ondervinden. Het handelen van verdachte heeft blijkens de slachtofferverklaring van het slachtoffer ook veel impact gehad op dit slachtoffer en zijn gezin. Hij heeft extra beveiligingsmaatregelen bij zijn huis getroffen, het gezin schrikt nog steeds als de bel gaat en het gezin heeft slaapproblemen.

Verdachte heeft de Citroen Berlingo vervolgens bestuurd, terwijl hij teveel alcohol had gedronken. Verdachte heeft zich daarbij schuldig gemaakt aan een aaneenschakeling van gedragingen die een ernstig gevaar vormen voor de verkeersveiligheid. Meerdere politieauto’s zijn achter verdachte aangereden en hebben geprobeerd om verdachte tot stoppen te dwingen. Verdachte heeft nergens op gereageerd en hij is gewoon door blijven rijden.

Uiteindelijk moesten verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] verdachte tot stoppen dwingen door met hun dienstvoertuig opzettelijk tegen de door verdachte bestuurde auto aan te rijden. Meerdere weggebruikers moeten erg geschrokken zijn van de spookrijdende verdachte. Het rijgedrag van verdachte heeft blijkens de bij de vorderingen tot schadevergoeding ingediende onderbouwingen een grote impact gehad op de verbalisanten. Zij hebben en ondervinden nog steeds zowel de lichamelijke als de geestelijke gevolgen van het gedrag van verdachte.

Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 maart 2011 volgt dat verdachte niet eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld. Het is uit het verhandelde ter terechtzitting niet duidelijk geworden hoe verdachte als het ware uit het niets tot deze strafbare feiten is gekomen.

Psycholoog J. van Beek heeft geconcludeerd dat het drinken van (veel) alcohol het risico op herhaling vergroot. Het stellen van grenzen aan het drankgebruik van verdachte en het toezicht op het drankgebruik kan een preventieve werking hebben. De psycholoog schat de kans op herhaling in als gering. De enige risicofactor die aanwezig is, is de gewoonte van verdachte om met zijn vrienden af en toe veel te drinken. Voorwaarden stellen aan het drankgebruik en toezien op de naleving ervan kunnen voorkomen dat verdachte op dit terrein problemen ontwikkeld. De psycholoog adviseert om verdachte onder toezicht te stellen van de reclassering om toe te zien op zijn alcoholgebruik.

De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de door verdachte gepleegde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Daarnaast acht de rechtbank, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de bevindingen van de psycholoog een voorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank is van oordeel dat een proeftijd van drie jaar moet worden opgelegd met verplicht reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde om gedurende een lange tijd het alcoholgebruik van verdachte in de gaten te kunnen houden en verdachte mogelijk hiervoor een behandeling te laten volgen. Rekening houdend met het blanco strafblad van verdachte en de nog jonge leeftijd van verdachte zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.

De ernst van de feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank voorts een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de door de officier van justitie gevorderde duur van vijf jaar. De rechtbank zal van die vijf jaar, gelet op artikel 62 van het Wetboek van Strafrecht, voor de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet een ontzegging van de rijbevoegdheid van drie maanden opleggen.

7 De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 4.907,37 voor feit 1, waarvan € 4.632,37 ter zake van materiële schade en € 275,00 ter zaken van immateriële schade.

De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.

Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.

Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.

De benadeelde partij [verbalisant 3] vordert een schadevergoeding van € 850,00 voor feit 3 ter zake van immateriële schade.

De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.

Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.

Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.

De benadeelde partij [verbalisant 4] vordert een schadevergoeding van € 575,00 voor feit 3 ter zake van immateriële schade.

De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.

Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.

Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 57, 62, 312, 317 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 , zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

Ten aanzien van parketnummer 16/600059-11 feit 1:

Afpersing

En

Diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;

Ten aanzien van parketnummer 16/600059-11 feit 2 primair en feit 3 primair:

Telkens:

Poging tot doodslag;

Ten aanzien van parketnummer 16/600059-11 feit 4:

Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 ;

Ten aanzien van parketnummer 16/069511-11:

Overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 ;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging ten aanzien van parketnummer 16/600059-11 feit 1, feit 2 primair, feit 3 primair en parketnummer 16/069511-11

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk;

Stelt een proeftijd vast van twee jaren:

Bepaalt daarbij dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Stelt een proeftijd vast van drie jaren:

Bepaalt daarbij dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft:

- dat de veroordeelde zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat veroordeelde een behandeling bij Centrum Maliebaan moet volgen;

- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;

- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 4 jaar en 9 maanden;

Benadeelde partijen

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 4.907,37, waarvan € 4.632,37 ter zake van materiële schade en € 275,00 ter zake van immateriële schade;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 4.907,37 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 59 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

Benadeelde partijen

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 3] van € 850,00. ter zake van immateriële schade;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 3], € 850,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 15 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

Benadeelde partijen

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 4] van € 575,00, ter zake van immateriële schade;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer

[verbalisant 4], € 575,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 11 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

Strafoplegging ten aanzien van parketnummer 16/600059-11 feit 4

- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 3 maanden.

Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. A.G. van Doorn en mr. E.C.A., Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 mei 2011.

Mr. Koster is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature