Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Medeplegen van doodslag; 8 jaar gevangenisstraf. Verdachte heeft samen met de medeverdachte het slachtoffer meermalen gestoken met een mes en in hulpbehoevende toestand achtergelaten.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16/600521-10 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 april 2011

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [1991] te [geboorteplaats],

wonende te [adres],

[woonplaats],

thans gedetineerd te P.I. Amsterdam, Huis van Bewaring Het Schouw te Amsterdam,

raadsman mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 en 13 april 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

De zaak van verdachte is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de zaak van medeverdachte [medeverdachte]. Hierna zal verdachte tevens worden aangeduid als [verdachte] en zal zijn medeverdachte worden aangeduid als [medeverdachte].

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

primair: samen met een ander [slachtoffer] heeft vermoord;

subsidiair: samen met een ander opzettelijk [slachtoffer] heeft gedood.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de aard en omvang van het letsel van het slachtoffer, het DNA-onderzoek, het telecomonderzoek en de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte].

De officier van justitie heeft ter terechtzitting primair gesteld dat de door verdachte in Tsjechië afgelegde verklaringen kunnen worden gebruikt voor het bewijs. De officier van justitie verwijst hiervoor naar een brief d.d. 9 augustus 2010 van L. Faltusova, officier van justitie in Tsjechië waarin zij toestemming geeft voor het gebruik van deze verklaringen. Daarbij merkt de officier van justitie op dat -gelet op het interstatelijke vertrouwensbeginsel- er van uit moet worden gegaan dat het Tsjechisch Openbaar Ministerie hiervoor geen toestemming zou geven indien het hiertoe niet de bevoegdheid zou hebben. Er is ook geen reden om aan te nemen dat het Openbaar Ministerie in Tsjechië deze bevoegdheid niet zou hebben. Bovendien zou het interstatelijk vertrouwensbeginsel met zich meebrengen dat het Tsjechisch recht in deze in een Nederlandse procedure niet ter zake doet, dit zou temeer gelden nu de wederzijdse rechtshulp heeft plaatsgevonden op basis van het Europees Verdrag betreffende de Overdracht van Strafvervolging (EVOS). Daarnaast moeten de Tsjechische verklaringen zo worden uitgelegd dat bedoelde bepalingen wel mogen worden gebruikt indien deze, zoals in casu het geval, ter zitting zijn voorgehouden en de verdachte daarop heeft kunnen reageren.

Subsidiair stelt de officier van justitie dat de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte] niet zijn verkregen in strijd met de Salduz-jurisprudentie en derhalve kunnen dienen tot het bewijs.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende. Er zijn geen sporen van [verdachte] aangetroffen op het mes waarmee [slachtoffer] is gestoken. Voorts ontbreekt technisch bewijs dat [verdachte] uitvoeringshandelingen heeft verricht. De verdediging concludeert dat niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] heeft gestoken dan wel fatale klappen en/of trappen heeft gegeven. De grote hoeveelheid bloedsporen aan de voorkant van de spijkerbroek van [verdachte] is niet onderzocht. De verdediging verzoekt de rechtbank voorzichtig te zijn met de waarde van de aangetroffen sporen. Uit de onderzochte bloedsporen op de kleding van [verdachte] kan geen eenduidige conclusie worden getrokken. Derhalve verzoekt de verdediging primair om het sporenonderzoek buiten beschouwing te laten. Subsidiair verzoekt de verdediging om een deskundige naar het sporenonderzoek te laten kijken en in de gelegenheid te worden gesteld om deze deskundige hierover vragen te stellen.

Daarnaast stelt de verdediging dat op grond van de Salduzrechtspraak de verklaring van [medeverdachte] afgelegd in Tsjechië uitgesloten moet worden van het bewijs. Daaruit volgt dat deze verklaring ook niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt in de zaak van [verdachte].

Aangezien er geen sprake is van een gezamenlijk plan en een gezamenlijke uitvoering nergens uit blijkt, kan ook medeplegen niet worden bewezen. De verdediging verwijst daarbij naar jurisprudentie van de Hoge Raad met een noot van P.A.M. Mevis waarin is bepaald dat de enkele aanwezigheid bij de uitvoering onvoldoende is voor medeplegen. De reactie van [verdachte] naar derden nadat hij door [medeverdachte] en [getuige] wakker is gemaakt, is geen bewijs dat zijn rol anders is geweest. Het was zijn interpretatie op dat moment van de feiten waarmee hij werd geconfronteerd. De sms-berichten dienen niet uit dit verband te worden gerukt. [verdachte] heeft vanaf het begin verklaard tussen [slachtoffer] en [medeverdachte] te zijn gesprongen en vervolgens van [slachtoffer] een klap op zijn neus te hebben gekregen. De verdediging stelt dat [verdachte] zich verder niets kan herinneren.

Mocht de rechtbank wel medeplegen bewezen verklaren dan is er geen bewijs voor voorbedachte rade. Nergens blijkt van enig moment van kalm beraad en rustig overleg. [verdachte] heeft gereageerd op een onverhoedse actie van [slachtoffer]. De verdediging betwist voorts opzet op de dood van [slachtoffer]. Uit de feiten is af te leiden dat het doel van [verdachte] was om een agressieve [slachtoffer] en [medeverdachte] uit elkaar te halen en wellicht naar buiten te werken. Het doel was niet om hem uit te schakelen.

Op grond van het bovenstaande verzoekt de verdediging vrijspraak van zowel het primaire als het subsidiaire tenlastegelegde feit.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

Bewijsuitsluiting

Door de verdediging is aangevoerd dat de navolgende verklaringen niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd:

- de door [medeverdachte] op 1 en 2 februari 2010 tegenover de Tsjechische politie afgelegde verklaringen;

- de door [verdachte] op 1 februari 2010 ten overstaan van de Tsjechische politie afgelegde verklaring;

- de door [medeverdachte] en [verdachte] op de plaats delict op 1 februari 2010 afgelegde verklaringen zoals opgenomen in de door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] opgemaakte “Notities”; en

- de ten overstaan van de Nederlandse rechter-commissaris door [verbalisant 2], [verbalisant 1],

[D] en [E] afgelegde verklaringen.

De aan verdachte verweten gedragingen hebben in Tsjechië plaatsgevonden. Daarop is aldaar een onderzoek gestart. Tsjechië heeft vervolgens op basis van het EVOS de strafvervolging overgedragen aan Nederland.

In het strafdossier bevinden zich een aantal brieven met (uitleg over) de Tsjechische regelgeving met betrekking tot de vraag of en zo ja wanneer de door een verdachte in de eerste fase van het opsporingsonderzoek -met andere woorden vóórdat een verdachte in staat van beschuldiging is gesteld- afgelegde verklaringen kunnen worden gebezigd voor het bewijs. In het bijzonder wijst de rechtbank op de brief d.d. 3 december 2010 van mevrouw A. Richterova, plaatsvervangend nationaal lid voor de Republiek van Tsjechië van Eurojust aan mr. J. Kuitert, plaatsvervangend nationaal lid voor Nederland Eurojust en op de brief d.d. 11 februari 2011 van V. Prokop, officier van justitie bij het arrondissementsparket Hradec Kralové te Tsjechië, aan mr. D.C.P.M. Straver, rechter-commissaris in de rechtbank Utrecht. In laatstgenoemde brief worden onder meer een aantal wetsartikelen uit het Wetboek van Strafvordering van de Republiek Tsjechi ë aangehaald. Uit de inhoud van deze brieven en de aangehaalde wetsartikelen blijkt onder meer het volgende.

Verklaringen die in Tsjechië worden afgelegd in de eerste fase van een strafzaak voorafgaand aan de officiële in staat van beschuldigingstelling mogen, gelet op artikel 158 lid 3 en 5 van het Wetboek van Strafvordering van de Republiek Tsjechi ë, niet als bewijsmiddel in de rechtszaak worden gebruikt, tenzij anders in die wet bepaald. Artikel 212 lid 2 Wetboek van Strafvordering van de Republiek Tsjechi ë bepaalt daarbij dat een proces-verbaal van verhoor opgemaakt in de eerste van fase van het onderzoek waarnaar ter terechtzitting is verwezen niet de basis kan vormen voor een uitspraak over de schuld van verdachte, ook niet wanneer dit gebeurt in verband met ander aangedragen bewijsmateriaal.

De strafvervolging is overgedragen op basis van het EVOS. Artikel 26 EVOS bepaalt dat de in de verzoekende staat rechtsgeldig verrichte opsporings- en vervolgingshandelingen dezelfde rechtskracht hebben in de aangezochte staat met dien verstande dat de bewijskracht niet groter is dan in de verzoekende staat. Daarnaast is van toepassing artikel 552gg lid 1 Wetboek van Strafvordering. Dit artikel bepaalt onder meer dat het bewijs dat een verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan tevens door de rechter kan worden aangenomen op basis van ambtshandelingen van buitenlandse opsporingsambtenaren. De bewijskracht van deze buitenlandse stukken kan echter niet uitgaan boven de bewijskracht die zij in de verzoekende staat hebben. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat de betreffende door verdachte en [medeverdachte] in Tsjechië afgelegde verklaringen niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.

Voor wat betreft de weergave van de door verdachte en [medeverdachte] op de plaats delict op

1 februari 2010 afgelegde verklaringen zoals weergegeven in de door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] opgemaakte “Officiële notities” en de ten overstaan van de Nederlandse rechter-commissaris door [verbalisant 2], [verbalisant 1], [D] en [E] afgelegde verklaringen merkt de rechtbank het volgende op. Naar het oordeel van de rechtbank brengt een goede uitleg van de Tsjechische wetsbepalingen met zich mee dat het gedeelte van deze stukken dat gebaseerd is op de door verdachte en [medeverdachte] in de eerste fase van het onderzoek afgelegde verklaringen, niet voor het bewijs kan worden gebezigd.

Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank niet toe aan het bespreken van het zogenaamde “Salduzverweer”, noch aan de vraag of de verklaringen een betrouwbare weergave zijn van de door verdachte en [medeverdachte] afgelegde verklaringen.

Betrouwbaarheid forensisch onderzoek

Door de verdediging zijn kanttekeningen geplaatst bij de betrouwbaarheid van het in Tsjechië uitgevoerde forensisch onderzoek. De rechtbank merkt hier het volgende over op.

De overdracht van de strafvervolging heeft plaatsgevonden op basis van het EVOS. Artikel 26 EVOS bepaalt dat de in de verzoekende staat rechtsgeldig verrichte opsporings- en vervolgingshandelingen dezelfde rechtskracht hebben in de aangezochte staat. Hieruit volgt dat de rechtbank dit onderzoek zal overnemen. Overigens zijn de rechtbank geen concrete aanwijzingen gebleken die tot twijfel aan de betrouwbaarheid moet leiden.

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft gepleegd en zal [verdachte] vrijspreken van het opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven beroven van [slachtoffer]. Op grond van de verklaringen en het forensisch bewijs is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat het handelen van verdachte het gevolg is geweest van een te voren door hem genomen besluit. Voorts is niet komen vast te staan dat verdachte tijd en gelegenheid heeft gehad om zich te beraden over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

Bewijsmiddelen

Aankomst Tsjechië

Op 31 januari 2010 gingen [medeverdachte], [verdachte] en [slachtoffer] samen op vakantie naar [Plaatsnaam] te Tsjechië. Daar zouden zij verblijven in het vakantiehuisje van de familie [verdachte]. Rond 16:00 uur diezelfde dag zijn [medeverdachte], [verdachte] en [slachtoffer] naar restaurant [naam] gegaan om bier te drinken en te eten. Daaropvolgend zijn [medeverdachte], [verdachte] en [slachtoffer] teruggegaan naar het vakantiehuisje, waar zij bier hebben gedronken. Vervolgens zijn ze rond 20:30 uur weer naar het restaurant gegaan. Een ieder heeft meerdere tequila’s en bier gedronken. De eigenaar van het restaurant heeft verklaard dat de Nederlandse jongens rond 23:30 uur naar huis zijn gegaan. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [A]. Bij verdachte is middels een ademtest op 1 februari 2010 om 05:24 uur een promillage van 1,27 gemeten. Bij [verdachte] werd op voornoemde datum middels een ademtest om 05:27 uur een promillage van 1,24 gemeten. Na onderzoek is gebleken dat [slachtoffer] in de tijd van zijn overlijden 1,03 g/kg alcohol in zijn bloed had. Dit komt overeen met een promillage van 1,0. Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij, noch [medeverdachte] en [slachtoffer] na het verlaten van het restaurant nog alcohol heeft gedronken. Gelet op het feit dat de alcoholtest bijna zes uur na het verlaten van het restaurant heeft plaatsgevonden, constateert de rechtbank dat [medeverdachte], [verdachte] en [slachtoffer] bovenmatig veel alcohol hebben gedronken.

[medeverdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer] na aankomst in Tsjechië antidepressiva heeft ingenomen. [slachtoffer] zou hebben gezegd dat hij wist dat deze medicatie eigenlijk niet samen met alcohol kon, maar dat hij toch ging drinken. Dit wordt bevestigd door de verklaring van [verdachte]. Dr. Louwerse, voormalig huisarts van [slachtoffer], heeft verklaard dat [slachtoffer] fluoxetine kreeg voorgeschreven. Dit was de enige voorgeschreven medicatie. Voorts heeft dr. Louwerse verklaard dat [slachtoffer] bij het Meander Medisch Centrum te Amersfoort onder behandeling was voor cluster hoofdpijn. Op 28 september 2009 heeft dr. Louwerse [slachtoffer] hier 10 injecties van Imigran voor gegeven.

De periode 31 januari 2010 23:30 uur - 1 februari 2010 04:08 uur

[A] heeft rond 23:49 uur het restaurant afgesloten. [medeverdachte], [verdachte] en [slachtoffer] waren toen reeds teruggegaan naar het vakantiehuis. Het vakantiehuis bevond zich ongeveer 300 meter van het restaurant. Bij het huis aangekomen ontstond er een woordenwisseling. [slachtoffer] zou tegen [medeverdachte] hebben gezegd dat hij het niet leuk vond dat [medeverdachte] met het meisje bezig was. Daarop pakte [slachtoffer] een vinger beet van [medeverdachte] en begon er aan te draaien. Vervolgens gaf [medeverdachte][slachtoffer] een duw, waarop [slachtoffer] hem een klap op zijn arm gaf. [verdachte] kwam ertussen om de boel te sussen, maar hij kreeg vervolgens een vuistslag van [slachtoffer] op zijn neus. [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat [slachtoffer] heel erg agressief werd. Hij begon om zich heen te slaan. Toen hebben zij samen teruggevochten. Vorenstaande speelde zich af in het schoenenhokje van de woning (de eerste ruimte na de entree). Deze verklaring wordt grotendeels ondersteund door de verklaring van [verdachte]. [verdachte] heeft verklaard dat hij zich niets kan herinneren van de periode tussen de klap op zijn neus en het moment dat hij wakker werd in zijn bed. Tegenover arrestantenverzorger [B] verklaart [verdachte] echter dat hij [slachtoffer], samen met [medeverdachte], uit de woning heeft gewerkt en dat buiten een bedreigende situatie ontstond. Volgens [verdachte] was de situatie zodanig dat het ‘hij of wij’ was.

Ook [medeverdachte] kan zich niets herinneren van de tussenliggende periode. [medeverdachte] herinnert zich dat [slachtoffer] agressief om zich heen begon te slaan in het schoenenhok. Het eerstvolgende dat [medeverdachte] zich herinnert, is het moment dat hij wakker werd in de opening tussen de keuken en de woonkamer. Hij keek naar zijn vinger en zag dat er bloed op zat. Er lag ook bloed op de grond. [medeverdachte] hoorde [slachtoffer] roepen en zag hem buiten in het bloed in de sneeuw liggen. De voordeur bleek op slot te zijn. Het lukte [medeverdachte] niet om de deur te openen. In het schoenenhok zag [medeverdachte] veel bloed liggen. Omdat hij [verdachte] niet wakker kreeg, heeft [medeverdachte] met de telefoon van [verdachte] de moeder van [verdachte] gebeld. Nadat zij [medeverdachte] de opdracht had gegeven [verdachte] wakker te maken en hem had medegedeeld dat zij [getuige] zou bellen is [medeverdachte] door het raam naar buiten geklommen. Toen hij naar [slachtoffer] keek zag hij alleen een snee boven zijn oog en een snee in zijn nek. Een afdruk van een herenschoen op de vensterbank van het raam rechts van de voordeur bevestigd op dit punt de verklaring van [medeverdachte]. Het bevestigt tevens het feit dat [slachtoffer] buiten in de sneeuw lag.

De moeder van [verdachte] herinnerde zich waar de reservesleutel lag en belde [medeverdachte] terug. Op haar instructie heeft [medeverdachte] met behulp van de reservesleutel de voordeur geopend en [slachtoffer] door het eerste schoenenhok naar het daaropvolgende halletje van de woning gesleept.

De rechtbank stelt op grond van het telecomonderzoek vast dat het telefoongesprek naar de moeder van [verdachte] om 03:10 uur heeft plaatsgevonden. Intussen heeft mevrouw [verdachte][getuige] ingeschakeld om polshoogte te nemen bij het vakantiehuis. Wanneer [getuige] ter plaatse komt, ziet hij [slachtoffer] met bebloed gezicht en bloed op zijn arm in de hal liggen. Daarop heeft [getuige] het alarmnummer gebeld.

Politie ter plaatse en het telecomonderzoek

Op 1 februari 2010 om 03:58 uur ontving de politie een melding dat zich in [Plaatsnaam] in huis nr. 114 een bebloede man bevond. Om 04:05 uur arriveerde de politie ter plaatse. Aldaar zag de politie dat de sneeuw in het gebied voor de voordeur doordrenkt was met bloed. Ook op de stenen vloer, de muren en op de meubels was bloed te zien. In de gang van het huis vond de politie op de vloer een gewonde man, hij droeg een zwart sweatshirt en een spijkerbroek die sterk doordrenkt was met bloed. Hij ademde moeilijk. Dit blijkt [slachtoffer] te zijn. Op zijn rechterhand zaten twee snijwonden waaruit bloed stroomde. Links op de kin en de hals zaten twee horizontale scheurwonden met een lengte van ongeveer 5 en 3 centimeter. Ook op de neus zat een scheurwond gevuld met bloed. Naast [slachtoffer] treft de politie [getuige], [medeverdachte] en [verdachte] aan. Politie-inspecteur [verbalisant 2] zag dat de neus van [verdachte] dik was. Er zaten één of twee snijwonden op de pink van [medeverdachte] met een lengte van ongeveer één centimeter lang. [verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij alleen met [medeverdachte] en [slachtoffer] in het huis was na het bezoek aan restaurant [naam]. Uitgesloten is -aldus [verdachte] ter terechtzitting- dat er nog anderen aanwezig waren. Uit de bovenstaande verklaringen volgt dat [medeverdachte], [verdachte] en [slachtoffer] steeds met z’n drieën in het huis waren.

Op 1 februari 2010 om 05:17:54 uur heeft [verdachte] sms-berichten naar [V] en [W] gestuurd met de tekst: “ik ga wss naar gevangenis voor paar jaar in tsjechie dat je het weet”. Om 5:19:11 uur op voornoemde datum heeft [verdachte] sms-berichten naar oma [Y], oma [X] en [Z] verzonden met de tekst: “ik ga wss naar gevangenis voor paar jaar in tsjechie dat je het weet, ik hou van jullie”. Naar oma [X] volgt om 05:21:35 uur op dezelfde datum nog een bericht met de tekst: “WE HEBBEN BIJNA [slachtoffer] VERMOORD”. Daarbij komt dat [verdachte] ongeveer tien minuten later oma [X] heeft gebeld. Zij heeft verklaard dat [verdachte] in dat telefoongesprek heeft gezegd: “we hebben [slachtoffer] bijna vermoord, ik heb mijn neus gebroken en ik ben bewusteloos geweest”.

[C] ontvangt een brief van [medeverdachte] vanuit Tsjechië. Een gedeelte van de tekst was zwart gemaakt. Met behulp van sporenonderzoek werd het mogelijk de tekst te lezen. Er stond: “ik heb iets fout gedaan (onleesbaar) hoop dat het me ooit vergeven word”.

Letsel en doodsoorzaak

Uit de verklaring van Frýzlová, ambulanceverpleegkundige, volgt dat zij [slachtoffer] bewusteloos aantrof en dat hij van boven tot onder bedekt was met bloed. De waardes van de bloeddruk en de zuurstofconcentratie in het bloed waren slecht en alles wees erop dat hij zich in een zeer slechte medisch toestand bevond. Zijn levensfuncties waren bedreigd en hij was onderkoeld.

Uit het forensisch rapport blijkt dat [slachtoffer] steek- en steek/snijverwondingen had aan het hoofd, de hals, romp en bovenste ledematen. De steek/snijwonden aan het hoofd, romp en ledematen zijn toegebracht door een steek/snijvoorwerp. De overige, voornamelijk stompe verwondingen van het hoofd, de hals, romp en ledematen van [slachtoffer] zijn door een directe inwerking van stomp geweld toegebracht, naar alle waarschijnlijkheid door herhaalde slagen met een hard of soepel, stomp, kantig of afgerond voorwerp, zoals bijvoorbeeld een schoenzool, gebalde vuist, een spadeblad of een afgeronde rand van het punt van het lemmet van een mes. In het forensisch rapport wordt geconcludeerd dat de verwondingen binnen een relatief korte tijdsinterval van hoogstens enkele tientallen minuten achter elkaar zijn ontstaan.

De verwondingen in de handpalm en aan de vingers van de rechterhand van [slachtoffer] worden uit het forensisch medische standpunt beschouwd als afweerletsel.

De directe doodsoorzaak is een uitwendige verbloeding geweest, in combinatie met een luchtembolie bij de steekwond aan de linkerhalsader.

De rechtbank heeft kennis genomen van de beelden van de sectie op het lichaam van [slachtoffer].

Forensisch bewijs

Kleding

In de nacht van 31 januari op 1 februari 2010 droeg [medeverdachte] een broek van het merk

G-star. [medeverdachte] heeft verklaard steeds deze broek te hebben gedragen. Op deze broek zijn bloedsporen aangetroffen waarvan meerdere monsters zijn genomen. Uit de monsters van het bloed op de voor- en achterzijde van beide broekspijpen zijn DNA-profielen verkregen die elk in alle vijftien geteste polymorfismen overeenkomen met het DNA-profiel uit het aangeleverde weefselmonster van [slachtoffer]. Van dezelfde broek zijn tevens twee monsters genomen van het bloed op het voorste gedeelte van de broek. Uit deze monsters zijn DNA-profielen verkregen die elk in alle vijftien geteste polymorfismen overeenkomen met het DNA-profiel uit het aangeleverde afstrijksel van het wangslijm van [medeverdachte].

De blauwe spijkerbroek van het merk Jack & Jones met de witte riem, die doordrenkt met roodbruine vloeistof in de woning wordt aangetroffen , is van [verdachte]. Op deze broek zijn bloedsporen aangetroffen, waarvan op twee verschillende plekken monsters zijn genomen. Uit beide monsters zijn DNA-profielen verkregen, die in alle vijftien geteste polymorfismen overeenkomen met het DNA-profiel uit het aangeleverde weefselmonster van [slachtoffer]. Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij dat hij deze broek heeft gedragen ’s avonds in het restaurant. [verdachte] niet weet hoe het bloed van [slachtoffer] op de broek is gekomen en hoe de broek in de keuken is terechtgekomen, weet [verdachte] wel dat hij deze niet op de keukenstoel heeft gehangen nadat hij wakker werd gemaakt door [medeverdachte]. [verdachte] heeft verklaard dat dit niet de broek was die hij aan had toen hij [slachtoffer] bebloed aantrof. Nadat [medeverdachte][verdachte] wakker had gemaakt, liep [verdachte] in zijn boxer naar beneden. Daar zag hij [slachtoffer] liggen. Vervolgens is hij weer naar boven gegaan en heeft hij een trainingsbroek aangetrokken. Deze droeg hij toen de politie kwam.

De rechtbank acht het niet nodig om –zoals door de verdediging is verzocht- een deskundige in te schakelen om nader onderzoek te laten doen naar het reeds verrichtte sporenonderzoek, nu er reeds twee bemonsteringen zijn genomen van de spijkerbroek van het merk Jack & Jones van [verdachte]. Ook de plaatsen waar de broek is bemonsterd geven geen aanleiding tot nader onderzoek. De broek is bemonsterd ruim boven de zoom aan de voorkant van de linkerbroekspijp en aan de rechterbroekspijp onder de achterzak. Op basis van de verkregen onderzoeksresultaten komt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] ten minste bij het toebrengen van letsel aan [slachtoffer] aanwezig is geweest. Onderzoek naar het bloed op het bovenste gedeelte van de voorkant van de spijkerbroek maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank acht het derhalve niet noodzakelijk om een deskundige te benoemen om het in Tsjechië verrichtte sporenonderzoek te beoordelen. Op grond van het vorenstaande wijst de rechtbank het verzoek van de verdediging tot het verrichten van nader onderzoek af.

[verbalisant 2]

Tevens heeft er een schouwing van de lichamen van [medeverdachte] en [verdachte] plaatsgevonden. Er zijn afstrijksels genomen van onder de nagels van beide handen en stukjes nagels van [medeverdachte]. Uit dit monster werd een mengprofiel van DNA verkregen. Van dit mengprofiel maken deel uit alle allelen van alle vijftien geteste polymorfe locussen van DNA-profielen vastgesteld uit de aangeleverde monsters van [medeverdachte] en [slachtoffer].

Ook zijn er afstrijksels genomen van onder de nagels van beide handen en stukjes nagels van [verdachte]. Uit het monster werd een mengprofiel van DNA verkregen. Alle allelen van alle vijftien geteste polymorfe locussen van DNA-profiel vastgesteld uit het aangeleverde afstrijksel van [verdachte] en tegelijkertijd allelen van acht van de vijftien geteste polymorfe locussen van DNA-profiel vastgesteld uit het weefselmonster van [slachtoffer] maken deel uit van dit mengprofiel.

[verdachte][medeverdachte][verdachte]

Op 1 februari 2010 zijn bij [medeverdachte] verwondingen van recente datum vastgesteld. Er werden onder andere oppervlakkige snijwondjes op het handpalmvlak van de eerste vingerleden op de ringvinger en pink van de linkerhand waargenomen. Deze verwondingen zijn veroorzaakt door een snijdend voorwerp. De rechtbank heeft tevens kennis genomen van de beelden van de schouwing van [medeverdachte]. Deze beelden bevestigen het letsel van [medeverdachte], alsmede het ontbreken van blauwe plekken dan wel andersoortig letsel wat duidt op een aanval.

Op 1 februari 2010 zijn bij [verdachte] eveneens verwondingen van recente datum vastgesteld, te weten een zwelling van zachte weefsels van de neuswortel en individuele schrammen op de huid aan de voor- en achterkant van de rechterdij en de binnenkant van de rechterknie. Ook zijn overige verwondingen of blauwe plekken niet bij hem aangetroffen. Het medisch verslag van [verdachte] van dezelfde datum bericht dat er een fractuur van het neusbeen zit met afwijking aan het tussenschot.

Keukenmes en tuinspade

Naar aanleiding van het onderzoek van het plaats delict stelt de politie een aantal sporen veilig, waaronder een keukenmes in de gootsteen van de keuken en een groene tuinspade in de gang.

Zowel van het lemmet als van het handvat van het keukenmes zijn monsters genomen. Uit het monster van het lemmet is DNA-profiel verkregen dat in alle vijftien geteste polymorfismen overeenkomt met het DNA-profiel uit het aangeleverde weefselmonster van [slachtoffer]. Uit het monster van het handvat is DNA-profiel verkregen dat in alle vijftien geteste polymorfismen overeenkomt met het DNA-profiel uit het aangeleverde afstrijksel van het wangslijm van [medeverdachte].

Over het gehele oppervlak van de groene tuinspade zijn roodbruine spetters en sporen aangetroffen. Van de tuinspade zijn meerdere monsters genomen. Uit de twee monsters afgenomen van het houten handvat zijn DNA-profielen verkregen die elk in alle vijftien geteste polymorfismen overeenkomt met het DNA-profiel uit het aangeleverde afstrijksel van het wangslijm van [medeverdachte]. Het metalen schepje van de tuinspade is op twee plekken bemonsterd. Zowel uit het monster van de voorkant als uit het monster van de achterkant is een DNA-profiel verkregen dat in alle vijftien geteste polymorfismen overeenkomt met het DNA-profiel uit het aangeleverde weefselmonster van [slachtoffer].

Uit het forensisch rapport blijkt dat de steek- en snijwonden aan het hoofd, de romp en de ledematen door gebruik van het onderzochte keukenmes kunnen zijn ontstaan. Gezien het karakter van de steek/snijwonden aan de linkerkant van de hals en het karakter van de steekkanalen en verwonding van de diepe halsstructuren kan worden geconstateerd dat deze verwondingen zeer waarschijnlijk door een steek/snijvoorwerp met een gladde snede zijn veroorzaakt, dus door een ander dan het onderzochte keukenmes. Het sectierapport sluit echter niet uit dat ook de wond aan de halsader is toegebracht door hetzelfde keukenmes.

Vanuit het forensisch medische oogpunt kan niet worden uitgesloten dat een aantal verwondingen van [slachtoffer] zijn veroorzaakt door herhaaldelijke slagen met de onderzochte tuinspade.

Bewijsoverwegingen

De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, te weten het medeplegen van het opzettelijk doden van [slachtoffer], heeft begaan.

Op grond van de verklaringen van [medeverdachte] en [verdachte] stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte], [verdachte] en [slachtoffer] na een bezoek aan restaurant [naam] op 31 januari 2010 ruzie kregen in het schoenenhok van de vakantiewoning van de familie [verdachte], alwaar een vechtpartij ontstond. [medeverdachte] en [verdachte] vochten samen tegen [slachtoffer]. Op enig moment is [slachtoffer] buiten de woning gesloten. Immers, wanneer [medeverdachte] ontwaakt, treft hij [slachtoffer] gewond aan in de sneeuw op de veranda van de woning. [medeverdachte] heeft verklaard dat de deur op slot was. Aangezien de voordeur met een sleutel op slot moet worden gedraaid en [medeverdachte] ter zitting heeft verklaard dat hij alleen met [verdachte] en [slachtoffer] in de woning was, heeft [verdachte] of [medeverdachte] de voordeur op slot gedaan, terwijl [slachtoffer] zich buiten de woning bevond. Dit wordt tevens bevestigd door de verklaring van [verdachte] tegenover arrestantenverzorger [B] dat hij [slachtoffer], samen met [medeverdachte], uit de woning heeft gewerkt. Dat er is gestoken met een mes, blijkt uit zowel de vele steek/snijwonden van [slachtoffer], als de oppervlakkige snijwondjes aan de hand van [medeverdachte].

Op grond van het forensische bewijs kan het volgende worden vastgesteld. Uit het forensisch onderzoek volgt dat met het onderzochte keukenmes en de tuinspade de verwondingen van [slachtoffer] kunnen zijn toegebracht. Het sectierapport sluit niet uit dat ook de wond aan de halsader is toegebracht door hetzelfde keukenmes. Het DNA-profiel van het bloed op de handvaten van zowel het keukenmes als de tuinspade komt op alle vijftien geteste kenmerken overeen met het DNA-profiel van [medeverdachte]. Hieruit volgt dat van [medeverdachte] de voorwerpen waar de verwondingen van [slachtoffer] mee zijn toegebracht, heeft vastgehouden. Dat [medeverdachte] deze voorwerpen niet alleen heeft vasthouden maar ook betrokken is geweest bij het toebrengen van letsel aan [slachtoffer] met voornoemde voorwerpen, blijkt uit de aangetroffen DNA-sporen van [slachtoffer] op de broek van [medeverdachte] en onder zijn nagels. Het DNA-profiel van [slachtoffer] stemt op alle vijftien geteste kenmerken overeen met het aangetroffen profiel onder de nagels van [medeverdachte]. Ook op twee van de vier genomen monsters van de broek stemt het DNA-profiel van [slachtoffer] op alle vijftien geteste kenmerken overeen met het aangetroffen profiel van [medeverdachte]. De DNA-profielen afkomstig van de andere twee monsters komen op alle vijftien geteste kenmerken overeen met het DNA-profiel van [medeverdachte].

Dat [verdachte] eveneens aanwezig is geweest bij het toebrengen van letsel aan [slachtoffer], blijkt uit de DNA-sporen aangetroffen op de spijkerbroek met de witte riem die hij op de bewuste avond en nacht heeft gedragen en die doordrenkt met een roodbruine vloeistof werd aangetroffen in de woning. De DNA-profielen verkregen uit twee monsters stemmen op alle vijftien geteste kenmerken overeen met het DNA-profiel van [slachtoffer].

Op grond van het forensisch bewijs constateert de rechtbank dat zowel [medeverdachte] als [verdachte] bij de steekpartij aanwezig was.

Opzet

[slachtoffer] is meermalen met een mes in het hoofd, de hals, romp en bovenste ledematen gestoken. Vervolgens is [slachtoffer] gewond buiten in de sneeuw achter gelaten. Hoewel niet exact is vast te stellen op welk tijdstip de steekpartij heeft plaatsgevonden, kan wel worden vastgesteld dat [slachtoffer] enige tijd buiten in hulpbehoevende toestand heeft verkeerd, aangezien de voordeur op slot zat en [medeverdachte] en [verdachte] in slaap zijn gevallen. Dat [slachtoffer] enige tijd in de kou heeft gelegen blijkt ook uit het feit dat hij onderkoeld was. Gezien de aard, hoeveelheid en de plaats van de opgelopen verwondingen kan worden geconstateerd, dat de aanval herhaaldelijk tegen die lichaamsdelen van [slachtoffer] was gericht, waar de vitale organen zich bevinden. Uit deze uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen, alsmede vervolgens het in hulpbehoevende toestand achterlaten van [slachtoffer] in de sneeuw, volgt dat [medeverdachte] en [verdachte] opzet op de dood van [slachtoffer] hebben gehad. Dat [medeverdachte] hulp inschakelt wanneer hij [slachtoffer] in de vroege ochtend van 1 februari 2010 bebloed aantreft en hem naar binnen haalt, doet hier niets aan af. Voorts is niet aannemelijk geworden dat [verdachte] van elk inzicht ten aanzien van de gevolgen van zijn handelwijze verstoken was.

Medeplegen

De rechtbank stelt voorop dat voor de beantwoording van de vraag of het handelen van [verdachte] en [medeverdachte] als medeplegen kan worden aangerekend, er sprake dient te zijn van een bewuste, volledige en nauwe samenwerking. Voor de beoordeling hiervan is het volgende van belang.

Hiervoor is vastgesteld dat [verdachte] en [medeverdachte] beiden bij het steken en verwonden van [slachtoffer] aanwezig zijn geweest. Op grond van de stukken, de verklaring van [medeverdachte] dat hij alleen met [verdachte] en [slachtoffer] in de woning was rond 23:30 uur en wanneer hij wakker wordt even voor 03:10 uur en er geen enkel ander scenario aannemelijk is geworden waarin een ander persoon bij het toebrengen van de verwondingen betrokken was, kan het niet anders dan dat [medeverdachte] of [verdachte], dan wel beiden, [slachtoffer] meermalen heeft gestoken. Ook staat vast dat [slachtoffer] naar buiten is gewerkt en gewond enkele uren buiten in de vrieskou heeft doorgebracht. [slachtoffer] is aan de verwondingen die hij tengevolge van de vechtpartij met [medeverdachte] en [verdachte] heeft opgelopen overleden.

Dit maakt dat gelet op de vele steek- en snijwonden die aan [slachtoffer] zijn toegebracht [medeverdachte] en [verdachte] elk daar zijn bijdrage aan heeft geleverd door met het mes of de tuinspade op [slachtoffer] in te steken, of door daar een zodanige periode bij te zijn geweest dat hij gezien de lange reeks en de ernst van het steken door de ander, kon en had moeten ingrijpen om de ander een halt toe te roepen. Dit leidt tot de conclusie dat er sprake is geweest van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachten bij het uitgeoefende geweld dat zij over en weer aansprakelijk zijn voor elkaars gedraging.

Tenslotte vindt de rechtbank bevestiging voor deze conclusie in het feit dat [verdachte] kort na zijn ontwaken SMS berichten verstuurd met de tekst “we hebben bijna [slachtoffer] vermoord”, zijn oma belt met een gelijksoortige mededeling en later verklaart “we hebben hem naar buiten gewerkt, het was hij of wij”.

Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] samen met [medeverdachte] opzettelijk [slachtoffer] heeft gedood. Derhalve zal de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde bewezen verklaren.

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op 01 februari 2010 te [Plaatsnaam] (stadsdeel [Plaatsnaam]), tezamen en in vereniging met een ander

opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk die [slachtoffer] met een of meer mes(sen) meermalen in diens hoofd en nek en bovenlichaam, gestoken en gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

5.1 De strafbaarheid van het feit

5.1.1. Beroep op noodweer

De verdediging stelt dat [verdachte] en [medeverdachte] zich moesten verweren tegen [slachtoffer]. [slachtoffer] had de pink van [medeverdachte] ingescheurd en [verdachte] een behoorlijke klap op zijn neus gegeven.

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat objectieve onderzoeksresultaten aan een noodweersituatie in de weg staan. Dat er geen noodweersituatie was blijkt uit het letsel van [slachtoffer], waaronder het afweerletsel.

Gelet op het medicatiegebruik van [slachtoffer] in combinatie met stresserende factoren als alcohol, oververmoeidheid en de bekendheid met depressiviteit en clusterhoofdpijn, sluit de rechtbank niet uit dat [slachtoffer][medeverdachte] en [verdachte] heeft belaagd waardoor een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding is ontstaan. [medeverdachte] en [verdachte] hebben op deze aanranding gereageerd door [slachtoffer] met z’n tweeën te stompen, te schoppen en te steken. De vraag die thans beantwoord moet worden is of het toegepaste verdedigingsmiddel redelijk was of dat er een minder zwaar verdedigingsmiddel mogelijk was.

De rechtbank overweegt dat de aanranding van [slachtoffer] niet dermate ernstig van aard was dat het de gedragingen van [verdachte] en [medeverdachte] rechtvaardigt. Uit de gebezigde verklaringen is gebleken dat [slachtoffer] behoorlijk aangeschoten was en wild met zijn armen maaide. Daarbij heeft hij één keer [medeverdachte] op zijn arm geraakt en [verdachte] één keer op zijn neus geslagen. Bij [medeverdachte] en [verdachte] is voorts geen letsel geconstateerd dat duidt op een krachtige fysieke aanval. Gelet op de verklaringen van [medeverdachte] en [verdachte] en hun geringe verwondingen acht de rechtbank het niet aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van een zodanige aanranding, dat het meermalen steken met een mes op vitale plaatsen in het lichaam van [slachtoffer] geboden was ter noodzakelijke verdediging van het lijf van [medeverdachte] of [verdachte]. Zij hebben in hun reactie op het gedrag van [slachtoffer] naar het oordeel van de rechtbank de eisen van proportionaliteit derhalve overschreden. Hetzelfde geldt voor de eisen van subsidiariteit, nu [medeverdachte] en [verdachte], ook zonder [slachtoffer] messteken toe te brengen, redelijkerwijs op een andere manier zich van de aanval hadden kunnen onttrekken. De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte] en [verdachte] de gelegenheid hebben gehad het schoenenhok -waar de aanval plaatsvond- te verlaten, aangezien de aanval heeft plaatsgevonden dicht bij de deur naar buiten waar één van beiden de sleutel van had, [slachtoffer] onder invloed van alcohol was en meer aangeschoten was dan [medeverdachte] en [verdachte] en dat zij bovendien met z’n tweeën tegenover [slachtoffer] stonden. Ook hadden [medeverdachte] en [verdachte] de mogelijkheid om het schoenenhok via de andere zijde te verlaten. Zij hadden van die mogelijkheid gebruik moeten maken.

Op grond van het bovenstaande verwerpt de rechtbank het beroep op noodweer.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.1.2. Strafbaar feit

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.

- Doodslag

5.2 De strafbaarheid van verdachte

Nu de rechtbank van oordeel is dat de verdachte de mogelijkheid had om weg te gaan had hij van deze mogelijkheid gebruik moeten maken. Niet iedere gemoedsbeweging disculpeert een verdachte. Niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een zodanig hevige gemoedsbeweging, opgewekt door de aanval van [slachtoffer], dat deze onder de hiervoor geschetste omstandigheden de handelswijze van verdachte zou disculperen.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 14 jaren.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met de zeer jeugdige leeftijd van verdachte, alsmede de omstandigheid dat verdachte verder moet leven met iets wat hij nooit heeft gewild. Hij is gelijk naar het slachtoffer toe gegaan toen hij zag wat er aan de hand was en heeft het ambulancepersoneel waar nodig geholpen. Voorts verzoekt de verdediging om passend te bestraffen, zoals vaker geschiedt in zaken waarbij een naaste het leven heeft gelaten.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van de verdachte.

Nu de rechtbank doodslag bewezen acht, is een andere straf aan de orde dan door de officier van justitie geëist. Het opzettelijk benemen van het leven van een ander behoort tot de zwaarste categorie strafbare feiten die de wet kent. De samenleving in het algemeen en in het bijzonder de omgeving van het slachtoffer wordt door dergelijke feiten ernstig geschokt. Vanzelfsprekend komt alleen een vrijheidsstraf van lange duur voor afdoening van dit feit in aanmerking. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank de navolgende omstandigheden betrokken.

[slachtoffer] ging met twee vrienden op vakantie naar het vakantiehuis van de ouders van één van zijn vrienden. Hij begaf zich in een omgeving waarin hij zich veilig en vertrouwd moet hebben gevoeld. Deze twee reisgenoten hebben [slachtoffer] van het leven beroofd, door hem op grove wijze meerdere malen met een mes te steken. Vervolgens is hij naar buiten gewerkt en aan zijn lot over gelaten in de winterse kou van Tsjechië. [slachtoffer] is onderkoeld geraakt en enige uren later overleden aan zijn verwondingen. De beelden van de plaats delict en het slachtoffer na zijn overlijden tonen dat het een gruwelijke daad betreft. De rechtbank rekent deze ernstige daad de verdachten dan ook zwaar aan.

Nabestaanden, familieleden en vrienden van het slachtoffer zullen de rest van hun leven geconfronteerd blijven met het verlies van het slachtoffer en zich de gruwelijke wijze waarop hij om het leven is gebracht moeten blijven herinneren. Die emoties zijn treffend verwoord in de slachtofferverklaringen van onder andere zijn vrouw en vader.

Uit het multidisciplinair gedragsdeskundig triple-onderzoek blijkt dat [verdachte] niet lijdt aan een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Dit was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde niet anders.

De rechtbank neemt deze conclusie over en acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar.

De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat de rapportages omtrent de persoon van verdachte de indruk geven dat verdachte van zichzelf geen gewelddadig dan wel gewetenloos mens is. Ook houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte.

Hoewel verdachte volhardt dat hij lijdt aan geheugenverlies, zal hij moeten leven met de gevolgen van zijn daad, waaronder het tragische besef dat hij een mens het leven heeft ontnomen en dit een onverbiddelijk gegeven is dat nimmer goed kan worden gemaakt. De rechtbank zal verdachte een vrijheidsstraf van na te noemen duur opleggen. Deze straf is –mede gelet op de bewezenverklaring doodslag in plaats van moord- lager dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank heeft hierbij, behalve met hetgeen hiervoor daarover is opgemerkt, ook rekening gehouden met opgelegde straffen in vergelijkbare zaken.

7 De benadeelde partij

7.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank zowel de vordering van [benadeelde] als de vordering van [vader] toewijst met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel met passende vervangende hechtenis. [benadeelde] voegt zich alleen voor de kosten van de lijkbezorging -voor zover deze niet door de verzekering zijn gedekt- en kosten van rechtsbijstand. De hoogte van de vordering is billijk en het betreft kosten die binnen de strafvordering verhaalbaar zijn. Namens [vader] heeft mr. Martens een vordering ingebracht in verband met gemaakte uitvaartkosten en kosten van rechtsbijstand. De officier van justitie stelt dat ook deze vordering voor directe toewijzing vatbaar is.

7.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat uit de wet volgt dat de echtgenote als benadeelde geldt. Alleen de kosten met betrekking tot de lijkbezorging komen voor vergoeding in aanmerking. De vordering van [vader] is voor het overige niet-ontvankelijk.

De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat in alle redelijkheid onder kosten lijkbezorging valt.

7.3 Het oordeel van de rechtbank

De vordering van benadeelde partij [benadeelde]

De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde schadebedrag van € 14.926,52,- een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen met toepassing van de schademaatregel.

De vordering van benadeelde partij [vader]

De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor het overlijden van [slachtoffer]. [vader] is als vader van het slachtoffer geen nabestaande in de zin van artikel 51f Wetboek van Strafvordering. Op grond van artikel 51f, tweede lid, Wetboek van Strafvordering juncto artikel 6:108, eerste en tweede lid van het Burgerlijk Wetboek , kan [vader] als vader van het slachtoffer echter wel zijn vordering tot schadevergoeding voegen in het strafproces wat betreft de kosten die hij heeft gemaakt voor de lijkbezorging. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde schadebedrag van € 1382,78 een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen met toepassing van de schademaatregel en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis.

De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, nu deze kosten niet voor voeging in aanmerking komen.

8 Het beslag

8.1 De onttrekking aan het verkeer

De in beslag genomen tuinschep is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het feit zeer waarschijnlijk is begaan met behulp van dit voorwerp.

8.2 De teruggave

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, in de beslaglijst aangemerkt als voorwerpen 1 tot en met 10, aan

[benadeelde], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de overige in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;

Bewezenverklaring

- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

doodslag

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 jaren;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in Tsjechië en in Nederland in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

Beslag

- gelast de teruggave aan [benadeelde] van de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd: 1 tot en met 10;

- gelast de teruggave aan verdachte van de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd: 11 tot en met 37;

- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerp, genummerd: 12.

Benadeelde partijen

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van

€ 14.926,52,-, ter zake van materiële schade;

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [vader] van

€ 1382,78 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente;

Schademaatregel

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:

* [benadeelde], € 14.926,52,-, 109 dagen hechtenis;

* [vader], € 1382,78, 23 dagen hechtenis;

- bepaalt dat voorzover deze bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;

- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, voorzitter, mr. J.P. Killian en mr. M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.T. Dezentje, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 april 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature