Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Afwijzing aanvraag om vergoeding van een reis naar Indonesië van drie maanden, met begeleiding van zijn echtgenote. Geen strikte medische noodzaak aanwezig. Er is niet gebleken dat de reis plaatsvond in het kader van de afsluiting van een psycho-therapeutische behandeling op basis van een voorafgaand behandelplan. Appellant heeft zelf het initiatief genomen voor de reis.

Uitspraak



10/739 WUBO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),

en

de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, thans: de Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: verweerder)

Datum uitspraak: 21 april 2011

I. PROCESVERLOOP

Dit geding, dat aanvankelijk is gevoerd door de raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR), is in verband met een wijziging van taken, zoals neergelegd in de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen (Wet van 15 april 2010, Stb. 2010, 182), voortgezet door de Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van verweerder wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de - voormalige - Raadskamer WUBO van de PUR.

Appellant heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 31 december 2009, kenmerk BZ 9397, JZ/V70/2009. Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo), verder: bestreden besluit.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. G. van Leeuwen, werkzaam bij SRK rechtsbijstand. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank (Svb).

II. OVERWEGINGEN

1. Appellant, geboren in 1937 in het voormalig Nederlands-Indië, is op grond van psychische invaliditeit erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. Aan hem is over een lange periode een vergoeding toegekend voor psychotherapeutische behandeling.

2. In juli 2009 heeft appellant een aanvraag ingediend om vergoeding van een reis naar Indonesië van drie maanden, met begeleiding van zijn echtgenote. Verweerder heeft op die aanvraag afwijzend beslist bij besluit van 16 november 2009. Die afwijzing is na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het thans bestreden besluit. Hierbij is met name overwogen dat, gelet op de medische adviezen, de reis niet plaatsvindt ter afronding van een psychotherapeutisch behandelplan.

3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in beroep naar voren hebben gebracht overweegt de Raad als volgt.

3.1. Gezien de aard van de gevraagde voorziening acht verweerder een vergoeding op grond van artikel 32 van de Wubo slechts mogelijk als voor de reis een strikte medische noodzaak aanwezig is. Een dergelijke noodzaak acht verweerder slechts aanwezig als wordt voldaan aan richtlijnen die worden gehanteerd ten aanzien van therapeutische reizen, te weten:

a. er is sprake van onverwerkt verdriet, onverwerkte rouw en/of gevoelens van machteloosheid en vernedering die het leven ziekelijk beïnvloeden, en

b. het bezoek dient als (hiërarchisch) eindpunt van een therapeutisch behandelproces, en

c. er is voorafgaande aan de reis een behandelplan, en

d. na afloop van de reis vindt een evaluatie plaats.

De Raad heeft al meermalen uitgesproken een dergelijke benadering van verweerder, gelet op de aard van de gevraagde voorziening en de daarmee gemoeide kosten, in het algemeen niet onjuist of onredelijk te achten.

3.2. Op grond van de voorhanden zijnde gegevens stelt de Raad vast dat appellant vanwege zijn psychische klachten ten tijde van zijn aanvraag onder behandeling was en dat de reis naar Indonesië, die heeft plaatsgevonden van 22 december 2009 tot en met 15 maart 2010, voor hem erg genezend heeft gewerkt. De huisarts en de behandelend psycholoog van appellant hebben de aanvraag van appellant ook ondersteund. Er is echter niet gebleken dat de reis plaatsvond in het kader van de afsluiting van een psycho-therapeutische behandeling op basis van een voorafgaand behandelplan. Appellant heeft zelf het initiatief genomen voor de reis. Naar het oordeel van de Raad is dan ook niet voldaan aan alle onder 3.1 weergegeven - strikte - vereisten voor toekenning van deze voorziening en heeft verweerder in de omstandigheden van dit geval geen aanleiding behoeven te zien om van deze vaste gedragslijn af te wijken.

4. Gezien het vorenstaande dient het beroep van appellant ongegrond te worden verklaard.

5. De Raad acht ten slotte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en G.W.B. van Westen als leden, in tegenwoordigheid van B. Bekkers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2011.

(get.) A. Beuker-Tilstra.

(get.) B. Bekkers.

HD


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature