Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Tussenuitspraak. Afwijzing aanvragen voor werkgeverssubsidie voor de aanschaf van een video-intercom-systeem-unit (VIS). De in art. 4, Reïntegratiebesluit gestelde eis dat een voorziening slechts wordt verleend indien deze in overwegende mate op het individu is gericht, geldt niet voor de in art. 36, WIA genoemde werkgeverssubsidies. De aanvragen hadden dan ook niet mogen worden afgewezen op de grond dat het VIS een niet op het individu gerichte voorziening is. In het kader van art. 36, WIA, had Uwv moeten onderzoeken in hoeverre de individuele betrokkenen de aangevraagde unit (mede) gebruiken voor communicatie met bewoners. Het bestreden besluit is onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. De Raad draagt het Uwv op het gebrek in de besluiten te herstellen.

Uitspraak



09/1237 en 10/4947 tot en met 10/4957 WIA

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

T U S S E N U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Naam Stichting], gevestigd te [vestigingsplaats], (hierna: appellante)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 3 februari 2009, 08/1295, 08/1309 tot en met 08/1318 en 08/1670 (hierna: aangevallen uitspraak)

in de gedingen tussen:

appellante

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)

Datum uitspraak: 13 april 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. dr. M.F. Vermaat, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.

Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2010. Namens appellante is verschenen Y. Los, bijgestaan door registerarbeidsdeskundige drs. J.L.S. Lussing-van der Poll, en door mr. dr. Vermaat. Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J. Belder.

De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst.

Bij brief van 1 december 2010 heeft Uwv een nadere brief ingezonden. Namens appellante heeft mr. dr. Vermaat hierop bij brief van 25 januari 2011 een reactie gegeven, waarop Uwv bij brief van 10 februari 2011 heeft gereageerd.

Met toestemming van partijen heeft de Raad vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, waarna hij het onderzoek heeft gesloten.

II. OVERWEGINGEN

1.1. Appellante exploiteert een verzorgingshuis voor dove mensen. Van het personeel is 20% doof of slechthorend. Appellante had een video-intercom-systeem in gebruik waarbij elke bewoner, de receptie en de directeur beschikten over een kleinbeeld-tv met een webcam. Zo konden zij met elkaar ‘bellen’ in gebarentaal. Appellante heeft het systeem in de tweede helft van 2007 vervangen door een nieuw video-intercom-systeem (hierna: VIS), in welk systeem de bewoners, de directeur en de receptie een VIS-unit hebben gekregen. Daarnaast is ook in alle andere ruimtes waar normaal een telefoon zou staan (keuken, koffiekamer, vergaderruimten) een VIS-unit aangebracht.

1.2. Bij aanvragen van 30 juli en 6, 13, 22 en 27 augustus 2007 heeft appellante voor haar dove / slechthorende werknemers [K.-'t J.], [P.-v B.], [B.], [G.-S.], [S.-V.], [K.],

[H.], [A.F.], [L.], [B.], [B.-W.] en [d. G.] (hierna: betrokkenen) op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: Wet Wia) een werkgeverssubsidie aangevraagd van steeds € 4.760,-- voor de aanschaf van een VIS-unit.

1.3. Bij besluiten van 30 augustus, 3, 4, 5 en 13 september en 27 december 2007 heeft Uwv deze aanvragen afgewezen, omdat het VIS geen voorziening is die specifiek is gericht op het individu. Bij appellante is het een algemeen gebruikelijk middel.

1.4. Bij besluiten van 29 en 30 januari 2008 en 26 maart 2008 heeft Uwv de bezwaren van appellante tegen de besluiten van 30 augustus, 3, 4, 5 en 13 september en 27 december 2007 ongegrond verklaard. Hieraan heeft Uwv ten grondslag gelegd dat het VIS niet in overwegende mate op het individu is gericht, maar op de gehele organisatie van appellante. Ook zonder structurele functionele beperkingen zouden betrokkenen door appellante op het VIS zijn aangesloten.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen van appellante tegen de besluiten van 29 en 30 januari 2008 en 26 maart 2008 ongegrond verklaard.

3. In hoger beroep heeft appellante zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.1. Ingevolge artikel 36, eerste lid, van de Wet WIA kan Uwv op aanvraag van de werkgever die met een werknemer een dienstbetrekking is aangegaan subsidie verstrekken voor meerkosten. Ingevolge het tweede lid van artikel 36 worden onder de kosten, bedoeld in het eerste lid, verstaan de kosten van voorzieningen, bedoeld in artikel 35, tweede lid, voor zover die naar de aard der zaak duurzaam zijn verenigd met het bedrijf van de werkgever. Ingevolge het vierde lid van artikel 36 kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere en zonodig afwijkende regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

4.1.2. In artikel 35, tweede lid, van de Wet WIA is het volgende opgenomen: “Onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden uitsluitend verstaan:

a. vervoersvoorzieningen die er toe strekken dat de persoon, bedoeld in het eerste lid, zijn werkplek of opleidingslocatie kan bereiken;

b. intermediaire activiteiten ten behoeve van personen met een visuele, auditieve of motorische handicap;

c. meeneembare voorzieningen ten behoeve van de inrichting van de arbeidsplaats, de productie- en werkmethoden, de inrichting van de opleidingsplaats of de proefplaats en de bij de arbeid of opleiding te gebruiken hulpmiddelen, die in overwegende mate op het individu van de persoon, bedoeld in het eerste lid, zijn afgestemd; en

d. noodzakelijke persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan de persoon opgedragen taken, indien die ondersteuning een compensatie vormt voor zijn beperkingen.”

4.1.3. Ingevolge artikel 4 van het Re ïntegratiebesluit wordt een voorziening als bedoeld in de artikelen 34, tweede lid, en 35 van de Wet WIA slechts verleend indien deze in overwegende mate op het individu is gericht.

4.2.1. De Raad is van oordeel dat uit het samenstel van bovengenoemde bepalingen moet worden afgeleid dat de in artikel 4 van het Re ïntegratiebesluit gestelde eis dat een voorziening slechts wordt verleend indien deze in overwegende mate op het individu is gericht, niet geldt voor de in artikel 36 van de Wet Wia genoemde werkgeverssubsidies. De Raad wijst er daarbij op dat in artikel 4 van het Re ïntegratiebesluit expliciet en alleen wordt verwezen naar artikel 34, tweede lid, en 35 van de Wet WIA en niet naar artikel 36 van de Wet WIA. Deze uitleg vindt voorts steun in de wetsgeschiedenis, nu in de toelichting bij artikel 4 van het Re ïntegratiebesluit wordt verwezen naar artikel 6 van het - voorheen geldende - Re ïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA. Laatstgenoemd artikel, dat bepaalde dat een voorziening als bedoeld in artikel 22 en 31 van de Wet REA slechts werd toegekend indien deze in overwegende mate op het individu is gericht, was opgenomen in hoofdstuk III ‘voorzieningen arbeidsgehandicapten’. In hoofdstuk II van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA, ‘subsidie werkgever ex artikel 16 van de Wet ’ was een dergelijk artikel niet opgenomen. De aanvragen hadden dan ook niet mogen worden afgewezen op de grond dat het VIS een niet op het individu gerichte voorziening is.

4.3.1. Uwv heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat niet is voldaan aan de in artikel 36, eerste lid, van de Wet Wia besloten liggende voorwaarde dat het moet gaan om kosten ten behoeve van het in dienst houden of in dienst nemen van een werknemer met een structurele functionele beperking.

4.3.2. De Raad is van oordeel dat Uwv onvoldoende heeft onderzocht of voor betrokkenen is voldaan aan bovengenoemde voorwaarde. De Raad volgt het Uwv in zijn standpunt dat de kosten niet zijn gemaakt ten behoeve van het in dienst houden of in dienst nemen van een werknemer, indien het werknemers betreft die het VIS gebruiken om te communiceren met bewoners van de [naam Stichting]. De kosten van het VIS zijn in die gevallen immers primair gemaakt ten behoeve van de communicatie met en door bewoners. Indien werknemers het VIS echter uitsluitend gebruiken voor contact met andere medewerkers, kan naar het oordeel van de Raad niet gezegd worden dat deze niet zijn gemaakt ten behoeve van het in dienst houden of in dienst nemen van een werknemer. Uwv had derhalve moeten onderzoeken in hoeverre de individuele betrokkenen de aangevraagde unit (mede) gebruiken voor communicatie met bewoners.

4.4. Gelet op het voorgaande is de Raad van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd, zodat het wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb niet in stand kan blijven. De Raad ziet aanleiding met toepassing van artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet het College op te dragen het hiervoor aangeduide gebrek in de bestreden besluiten te herstellen.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Draagt Uwv op binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in de besluiten van 29 en 30 januari 2008 en 26 maart 2008 te herstellen met in achtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.

Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en H.C.P. Venema als leden, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 april 2011.

(get.) R.M. van Male.

(get.) R.L.G. Boot.

HD


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature