Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Kinderalimentatie . In het kader van de echtscheidingsprocedure kan een verzoek tot het treffen van een nevenvoorziening (in casu: de kinderalimentatie) ook voor het eerst in hoger beroep worden gedaan. Geen machtiging inmiddels meerderjarig kind.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Familiesector

Uitspraak : 6 april 2011

Zaaknummer : 200.030.592/01 en 200.081.973/01

Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-7928

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

tegen

[verweerster],

wonende te [woonplaats],

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. T. Venneman te ’s-Gravenhage.

VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 6 januari 2010, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Bij die beschikking heeft het hof de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de in de bestreden beschikking uitgesproken echtscheiding en is iedere verdere beslissing ten aanzien van de nevenvoorzieningen aangehouden.

Nadien zijn bij het hof voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de vrouw:

- op 11 februari 2011 een faxbericht d.d. 11 februari 2011 met bijlagen;

- op 14 februari 2011 een brief d.d.14 februari 2011 met bijlagen;

De zaak is op 24 februari 2011 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;

De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen. Bij brief van 24 juni 2010 heeft de voormalige advocaat van de man, mr. C.P.J.M. van Ruijven te Naaldwijk, het hof bericht niet langer voor de man als advocaat te fungeren.

VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In hoger beroep zijn thans nog in geschil de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud voor de vrouw (hierna ook partneralimentatie ), de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de door de vrouw aan de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna ook kinderalimentatie ) van de jong-meerderjarige [naam jongmeerderjarige], geboren [in 1991] te [geboorteplaats] (hierna: [de jongmeerderjarige]). [de jongmeerderjarige] verblijft bij de man.

De echtscheidingsbeschikking is op 25 februari 2010 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

2. De man verzoekt het verzoek van de vrouw om partneralimentatie af te wijzen en het verzoek van de vrouw om de verdeling (het hof leest: van de huwelijksgemeenschap) te bevelen af te wijzen. De man verzoekt bij wijze van nevenverzoeken:

-een bedrag aan kinderalimentatie vast te stellen van € 300,- per maand, met ingang van januari 2008, althans een bedrag en een ingangsdatum die het hof juist acht;

-de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen conform het door hem verzochte;

-te verklaren voor recht dat de vrouw geen aanspraak heeft op partneralimentatie.

3. De vrouw bestrijdt het beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de man in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans zijn verzoek af te wijzen.

Partneralimentatie

4. De vrouw heeft in haar verweerschrift van 24 augustus 2009 verklaard dat zij met haar nieuwe partner samenwoont en derhalve geen verweer voert tegen de stellingen van de man hieromtrent en zich aldus op dit punt refereert aan het oordeel van het hof. Ter zitting heeft zij dit herhaald. Gelet op het voorgaande alsmede op de ingangsdatum die de rechtbank heeft gehanteerd, zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de daarin bepaalde partneralimentatie vernietigen en het inleidend verzoek van de vrouw daartoe afwijzen.

Verdeling huwelijksgemeenschap

5. Ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap stelt de man dat de vrouw niet bereid lijkt te zijn enig deel van de schulden uit de gemeenschap voor haar rekening te nemen, reden waarom hij niet verwacht dat een verdeling via de notaris zal lukken. De man stelt voor om als peildatum 1 januari 2008 te nemen, aangezien de vrouw op dat moment de echtelijke woning heeft verlaten. Het saldo van de huwelijksgemeenschap is volgens de man € 100.000,- negatief. De man betwist dat de openstaande schulden aan hem verknocht zijn. Voorts stelt hij dat de verklaring dat hij alle schulden voor zijn rekening neemt, niet overeenstemt met zijn wil. Hij beroept zich op een wilsgebrek. Voorts voert hij aan – althans zo verstaat het hof hem – dat hij door een verdeling op grond waarvan hij de schulden geheel voor zijn rekening zou nemen benadeeld wordt voor meer dan een kwart en de verdeling volgens hem vernietigbaar is op grond van art. 3:196 van het Burgerlijk Wetboek.

6. De vrouw betwist dat zij niet bereid is schulden voor haar rekening te nemen. Partijen hebben daarover al voorstellen over en weer uitgewisseld. De vrouw wenst de verdeling via de notaris af te wikkelen en stelt dat de man zich zal dienen in te spannen om de verdeling bij de notaris te realiseren. Ten aanzien van de schulden van partijen stelt de vrouw dat de door de gokverslaving van de man veroorzaakte schulden voor zijn rekening dienen te komen. Zij betwist dat er sprake is van dwang of dwaling bij de totstandkoming van de schriftelijke bevestiging van de man daartoe. De verdeling zoals de man voorstaat kan niet door de vrouw worden aanvaard. Zij verbindt aan haar stellingen ter zake echter geen verzoek aan het hof te beslissen omtrent de draagplicht van deze vooromschreven schulden.

7. Het hof overweegt als volgt. De man heeft zijn verzoek tot vaststelling van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap niet nader onderbouwd en evenmin is door partijen een beschrijving van de goederen en schulden van de huwelijksgemeenschap overgelegd. Vanwege deze ontoereikende informatieverschaffing kan het hof de (wijze van) verdeling van de huwelijksgemeenschap niet vaststellen.

Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van het daarin bepaalde omtrent de verdeling van de huwelijksgemeenschap – het bevel tot verdeling – derhalve bekrachtigen en het verzoek van de man afwijzen.

Kinderalimentatie

8. Ten aanzien van zijn verzoek tot kinderalimentatie stelt de man dat hij de kosten van de zoon van partijen, [de jongmeerderjarige], die bij hem woont, alleen draagt sinds het vertrek van de vrouw uit de echtelijke woning en dat van de vrouw gevergd kan worden om met terugwerkende kracht vanaf de datum van haar vertrek mee te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [de jongmeerderjarige]. De man schat de behoefte van [de jongmeerderjarige] op € 600,- per maand en acht het redelijk dat de vrouw met € 300,- per maand in de kosten bijdraagt, met ingang van 1 januari 2008.

9. De vrouw stelt ten aanzien van dit zelfstandig verzoek van de man dat hij in eerste aanleg geen zelfstandig verzoek heeft ingediend als bedoeld in artikel 282 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, reden waarom hij thans in hoger beroep niet voor het eerst een zelfstandig verzoek kan indienen. De man dient hierin niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de vrouw. Voor het geval het hof de man wel ontvankelijk verklaart, stelt de vrouw dat de man ten onrechte om kinderalimentatie ten behoeve van [de jongmeerderjarige] vraagt. [de jongmeerderjarige] gaat immers niet meer naar school en werkt voor de man. Hij vergaart genoeg inkomen en (het hof begrijpt) er is derhalve geen sprake van behoeftigheid. Voorts stelt de vrouw onvoldoende draagkracht te hebben. Zij stelt niet méér uren te kunnen werken dan zij thans doet.

10. Het hof stelt voorop dat het verzoek van de man om kinderalimentatie een verzoek tot het treffen van een nevenvoorziening in de zin van artikel 827 Rv betreft, dat derhalve ook in hoger beroep kan worden gedaan. Het hof acht de man ontvankelijk in zijn verzoek tot kinderalimentatie.

11. Het hof overweegt voorts als volgt. Voor zover het verzoek betrekking heeft op de periode dat [de jongmeerderjarige] nog minderjarig was, is het hof van oordeel dat, gelet op de omstandigheid dat de man zijn verzoek, na de betwisting door de vrouw, niet nader heeft onderbouwd, dit verzoek bij gebreke van nadere gegevens zal moeten worden afgewezen. Voor zover het verzoek betrekking heeft op de periode vanaf de dag dat [de jongmeerderjarige] jongmeerderjarig is geworden, is het hof van oordeel dat het op de weg van [de jongmeerderjarige], als zelfstandig procespartij, had gelegen om indien nodig een verzoek tot een bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud te doen. Gesteld noch gebleken is dat [de jongmeerderjarige] de man heeft gemachtigd om zijn belangen dienaangaande in deze procedure te behartigen. Het hof zal het verzoek van de man tot kinderalimentatie ten behoeve van [de jongmeerderjarige] derhalve afwijzen.

12. Het hof beslist daarom als volgt.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking voor zo¬ver daarin is bepaald dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud een bedrag van € 1.000,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, zal uitkeren en, in zoverre opnieuw beschikkende:

wijst het inleidende verzoek van de vrouw tot een uitkering tot haar levensonderhoud alsnog af;

bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Dusamos en Stollenwerck, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature