Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Vrijstellingsregeling RVV 1990 voor politieambtenaren. Vrijspraak 6 WVW 1994. Veroordeling 5 WVW 1994.

Uitspraak



Sector strafrecht

Parketnummer: 21-002644-10

Uitspraak d.d.: 14 april 2011

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 19 juli 2010 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1968],

wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 maart 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr D.J.P. van Barneveld, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

Primair

hij op of omstreeks 21 januari 2010 te [plaats], althans in het arrondissement Utrecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), daarmede rijdende over de weg, het [straatnaam 1], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,

met de door hem bestuurde (politie-)motorfiets - terwijl hij geen gebruik maakte van optische en geluidssignalen - te rijden over genoemd [straatnaam 1] terwijl deze weg/dit pad door middel van bord G 12a van Bijlage 1 van het RVV 1990 (duidelijk zichtbaar) is aangeduid als verplicht fiets/bromfietspad en/of (vervolgens) gekomen bij de kruising met de (eveneens als verplicht fiets/bromfietspad aangemerkte) [straatnaam 2] geen voorrang te verlenen aan een voor hem, verdachte, van rechts komende fietsster, terwijl hij, verdachte, reed met een hogere snelheid dan de aldaar (voor bromfietsen) toegestane maximum snelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval heeft gereden met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse (gezien de zichtsbeperking vanwege de hoge beplanting) verantwoord was, en/of (vervolgens) zijn motorfiets niet tot stilstand heeft kunnen brengen binnen de afstand waarover de weg te overzien en vrij was, waarna een aanrijding/botsing tussen de door hem, verdachte, bestuurde motorfiets en die fiets(ster) is ontstaan,

waardoor eerdergenoemde fietsster, genaamd [slachtoffer], zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

Subsidiair

hij, op of omstreeks 21 januari 2010, te [plaats], althans in het arrondissement Utrecht, als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het [straatnaam 1],

met de door hem bestuurde (politie-)motorfiets, zonder gebruik te maken van optische en geluidssignalen, terwijl het [straatnaam 1] door middel van bord G 12a van Bijlage 1 van het RVV 1990 (duidelijk zichtbaar) is aangeduid als verplicht fiets/bromfietspad en/of (vervolgens) gekomen bij de kruising met de (eveneens als verplicht fiets/bromfietspad aangemerkte) [straatnaam 2] geen voorrang heeft verleend aan een voor hem, verdachte, van rechts komende fietsster, terwijl hij, verdachte, reed met een hogere snelheid dan de aldaar (voor bromfietsen) toegestane maximum snelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse (gezien de zichtsbeperking vanwege de hoge beplanting) verantwoord was, en/of (vervolgens) zijn motorfiets niet tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de weg te overzien en vrij was,

waarna een botsing/aanrijding tussen de door hem, verdachte, bestuurde motorfiets en die fiets(ster) is ontstaan,

door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Ter beoordeling van de vraag of verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zal het hof achtereenvolgens ingaan op de vraag of en welke feitelijke gedragingen die ten laste zijn gelegd kunnen worden bewezen en of de bewezen geachte feitelijke gedragingen schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 opleveren. Indien dat niet het geval is zal het hof oordelen over de vraag of de bewezen geachte feitelijke gedragingen kunnen worden aangemerkt als gedragingen waardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 .

Bij beantwoording van deze vragen, stelt het hof voorop dat verdachte ten tijde van de verweten gedraging werkzaam was als politieambtenaar in de zin van artikel 3, eerste lid sub a, van de Politiewet 1993 . Op hem was derhalve van toepassing de beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 31 maart 1994, nummer, RVR 172392, houdende vrijstelling van de bepalingen van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, waarbij onder meer wordt bepaald dat:

“ - aan de politieregio's ten behoeve van voornoemde politieambtenaren vrijstelling wordt verleend van de bepalingen van het RVV 1990;

- aan de uitoefening van de bevoegdheden, ontleend aan de vrijstelling, de volgende voorschriften worden verbonden:

a. de veiligheid van het verkeer dient zoveel mogelijk te worden gewaarborgd;

b. van de vrijstelling mag alleen gebruik worden gemaakt voor zover dit voor de uitvoering van de opgedragen taken noodzakelijk is.”

Op grond van de in de eventueel later op te maken aanvulling gebezigde bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

- met een politiemotorfiets, zonder gebruik te maken van optische en geluidssignalen, op een verplicht fietspad heeft gereden,

- zijn politiemotorfiets niet tot stilstand heeft weten te brengen binnen de afstand waarover de weg te overzien en vrij was.

Het hof neemt daarbij in aanmerking dat verdachte met zijn motorfiets op dat fietspad reed in het kader van een verkeerscontrole van bromfietsen en derhalve op dat punt op goede gronden gebruik maakte van de hiervoor weergegeven vrijstelling. Dit is ook de reden dat het hof, anders dan de rechtbank, niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte geen voorrang heeft verleend aan een voor hem van rechts komende fietsster. Ingevolge de vrijstelling behoefde verdachte de van rechts komende fietsster immers geen voorrang te verlenen.

Anders dan de rechtbank acht het hof van de tenlastelegde feitelijke gedragingen evenmin bewezen dat verdachte met een hogere snelheid heeft gereden dan ter plaatse, gezien de gezichtsbeperking vanwege de hoge beplanting en voor de uitvoering van de op dat moment aan hem opgedragen taak, verantwoord was. Het hof overweegt daartoe dat uit de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep in samenhang met de verklaring van de getuige [getuige] en de zich in het dossier bevindende foto's volgt dat verdachte de van rechts komende fietser reeds op 20 tot 30 meter afstand van de kruising heeft waargenomen. Met de door verdachte gereden snelheid (30 km/h = 8,3 m/s) betekent dat, dat hij vanaf de plek waarop hij de fietsster heeft waargenomen voldoende gelegenheid had om zijn motorfiets tijdig voor de kruising tot stilstand te brengen. Verdachte heeft echter verklaard dat hij niet wist of de fietsster reed of stilstond. Verdachte heeft, naar het oordeel van het hof, daarop niet adequaat gereageerd want hij heeft gelet op de afstand tot de kruising zich onvoldoende vergewist wat de fietsster deed en is doorgereden terwijl de mogelijkheid bestond dat de fietsster zich (nog) op het kruisingsvlak bevond op het moment dat verdachte bij de kruising zou zijn aangekomen.

De vraag is vervolgens of de bewezenverklaarde feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 . Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten tegen dat wat van een politiemotorrijder in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Het hof is van oordeel dat in dit geval weliswaar aan verdachte kan worden verweten dat hij zijn motorfiets niet tijdig tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover de weg te overzien en vrij was, maar dat die gedraging in dit geval niet zodanig ernstig is dat deze oplevert een verwijtbaarheid in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 . Dat zou bijvoorbeeld anders zijn indien bewezen kon worden dat verdachte met een onverantwoord hoge snelheid zou hebben gereden en daarin de oorzaak zou hebben gelegen van het niet tijdig tot stilstand brengen van zijn motorfiets, maar dat is, zoals hiervoor overwogen, juist niet het geval. Gelet hierop acht het hof niet bewezen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 , zodat verdachte van het primair tenlastegelegde feit behoort te worden vrijgesproken.

De volgende vraag is of de bewezenverklaarde feitelijke gedragingen vallen aan te merken als gedragingen waardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt of het verkeer op die weg werd gehinderd in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 . Daarvan is naar het oordeel van het hof sprake. Verdachte heeft met zijn motorfiets zonder optische en geluidssignalen op een verplicht fietspad gereden. Dit gedrag is op zichzelf niet zonder risico's omdat verdachte rekening moet houden met het feit dat andere weggebruikers hierop niet anticiperen. In dat licht kan hem worden aangerekend dat hij zijn motorfiets niet tot stilstand heeft weten te brengen binnen de afstand waarover de weg te overzien en vrij was. Op grond hiervan acht het hof het subsidiair tenlastegelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij, op 21 januari 2010, te [plaats], als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het [straatnaam 1],

met de door hem bestuurde (politie-)motorfiets, zonder gebruik te maken van optische en geluidssignalen, terwijl het [straatnaam 1] door middel van bord G 12a van Bijlage 1 van het RVV 1990 (duidelijk zichtbaar) is aangeduid als verplicht fiets/bromfietspad en vervolgens gekomen bij de kruising met de (eveneens als verplicht fiets/bromfietspad aangemerkte) [straatnaam 2] zijn motorfiets niet tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de weg te overzien en vrij was, waarna een botsing/aanrijding tussen de door hem, verdachte, bestuurde motorfiets en een fietsster is ontstaan,

door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overwegingen met betrekking tot de strafbaarheid van het feit

Door de raadsman is subsidiair aangevoerd dat verdachte de veiligheid van het verkeer zoveel mogelijk heeft gewaarborgd en daarmee heeft voldaan aan de voorwaarden van de vrijstelling van de bepalingen van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zoals dat gold ten tijde van het bewezenverklaarde. Verdachte zou volgens de verdediging derhalve gehandeld hebben ter uitvoering van een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 42 van het Wetboek van Strafrecht en daarom dienen te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Het hof overweegt daartoe als volgt. De Toelichting op de hiervoor genoemde beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat houdt - voorzover hier van belang - het volgende in:

“Voor bestuurders van een voorrangsvoertuig (motorvoertuig dat de optische en geluidssignalen voert als bedoeld in artikel 29 van het RVV 1990) is thans in artikel 91 van het RVV 1990 bepaald, dat zij mogen afwijken van de voorschriften van het RVV 1990, voor zover de uitoefening van hun taak dit vereist. Voor deze categorie is dan ook geen ontheffing (vrijstelling) meer noodzakelijk. De aan de politie opgedragen taken worden evenwel niet alleen uitgevoerd met voorrangsvoertuigen, maar ook met andere voertuigen, te voet of te paard. In voorkomende gevallen kan het ook tijdens de uitvoering van die taken noodzakelijk zijn dat van de bepalingen van het RVV 1990 moet worden afgeweken. (...) Omdat het ondoenlijk is om elke denkbare situatie te omschrijven en weer te geven in de politie-vrijstelling, is gekozen voor een algehele vrijstelling van de bepalingen van het RVV 1990.

Deze keuze wordt verantwoord geacht, omdat de schijnbaar grote mate van vrijheid die aan de politie wordt gegeven om verkeersregels, onder omstandigheden, te mogen negeren, in aanzienlijke mate wordt beperkt door artikel 25 Wegenverkeerswet (artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994). Het gebruik van de vrijstelling wordt bovendien beperkt door de daaraan verbonden voorschriften.”

Het hof leidt hieruit af dat de voorwaarde dat de veiligheid van het verkeer zo veel mogelijk dient te worden gewaarborgd (welk voorschrift bepalend is voor de vraag of de verdachte een beroep op de vrijstelling toekomt), mede in het licht van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 , aldus dient te worden begrepen dat daarin tot uitdrukking is gebracht dat in ieder geval in strijd wordt gehandeld met die voorwaarde indien door het onvoldoende in acht nemen van waarborgen sprake is van het veroorzaken van gevaar op de weg.

Het voorgaande brengt met zich dat in de bewezenverklaring van het veroorzaken van gevaar op de weg, zoals in casu, reeds besloten ligt dat niet is voldaan aan de aan de vrijstelling gestelde voorwaarde de veiligheid van het verkeer zoveel mogelijk te waarborgen. Nu op dat punt niet is voldaan aan een van de aan de vrijstelling gestelde voorwaarden komt verdachte te dien aanzien ook geen beroep op het handelen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift toe.

De slotsom luidt dat de door het hof bewezenverklaarde gedraging waardoor gevaar op de weg is veroorzaakt strafbaar is, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die maken dat die gedragingen niet strafbaar zouden zijn.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezene levert op:

Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 .

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft gevaar op de weg veroorzaakt en dat gedaan terwijl op hem als politieagent een bijzonder zorgplicht rustte. Hoewel geen veroordeling volgt terzake de primair tenlastegelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 , heeft het hof bij het opleggen van de straf, als behorende tot de omstandigheden waaronder het feit is begaan, rekening gehouden met de gevolgen van het handelen van verdachte. Zonder dat handelen was geen aanrijding ontstaan en was geen letsel veroorzaakt. Dat neemt niet weg dat de schuldbewuste houding van verdachte en de bewezenverklaring van een lichter feit dan de rechtbank bewezen heeft verklaard enige matiging van de door de rechtbank opgelegde straf rechtvaardigt. Het hof zal dat doen door af te zien van de opgelegde voorwaardelijke rij-ontzegging, temeer omdat het hof, gelet op verdachtes houding ter terechtzitting in hoger beroep, ook geen reden heeft om te veronderstellen dat een dergelijke waarschuwing vanuit speciaal preventief oogpunt nog noodzakelijk zou zijn.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.

Aldus gewezen door

mr A.E. Harteveld, voorzitter,

mr E.A.K.G. Ruys en mr M. Barels, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr R. Robroek, griffier,

en op 14 april 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature