Uitspraak
10/2679 ANW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (Turkije), (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 april 2010, 09/3828 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb)
Datum uitspraak: 11 april 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van
10 september 2010 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 10 september 2010 heeft appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 28 februari 2011, waar partijen - de Svb met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 10 september 2010 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 18 juni 2010 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft appellante verklaard dat zij het griffierecht heeft betaald. Ter onderbouwing hiervan heeft zij een betalingsspecificatie overgelegd.
Uit de betalingsspecificatie blijkt dat namens appellante op 30 augustus 2010 bij de balie van GWK Travelex een contante betaling is gedaan van € 111,-. Dit bedrag is vervolgens op 1 september 2010 bijgeschreven op de rekening van de Raad. De laatste dag waarop het griffierecht tijdig had kunnen worden betaald, is echter 16 juli 2010.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 111,-) zal door de griffier van de Raad aan appellante worden terugbetaald.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
IvR