Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 30 november 2010 heeft het college het wijzigingsplan "Wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied Drunen", 1e partiële herziening, [locatie]" vastgesteld.

Uitspraak



201100994/2/R3.

Datum uitspraak: 4 april 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

1. de vereniging Natuur- en Milieuvereniging gemeente Heusden (hierna: de milieuvereniging), gevestigd te Drunen, gemeente Heusden,

2. het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college van gedeputeerde staten),

verzoekers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Heusden (hierna: het college),

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 30 november 2010 heeft het college het wijzigingsplan "Wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied Drunen", 1e partiële herziening, [locatie]" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben de milieuvereniging bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 januari 2011, en het college van gedeputeerde staten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 januari 2011, beroep ingesteld.

Bij afzonderlijke brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 januari 2011, heeft de milieuvereniging en eveneens bij afzonderlijke brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 januari 2011, heeft het college van gedeputeerde staten de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 16 maart 2011, waar de milieuvereniging, vertegenwoordigd door mr. H.P.J.M. Peters, het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door J.D.F. Verboom, werkzaam bij de provincie, en het college, vertegenwoordigd door ing . M.R. Molijn, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. J.G.M. van Mierlo, als belanghebbende verschenen.

Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het plan voorziet in een agrarisch bouwvlak op het perceel [locatie] te Drunen, waardoor op dit perceel een grondgebonden agrarisch bedrijf met een bedrijfswoning kan worden opgericht.

2.3. [belanghebbende] heeft ter zitting betwijfeld of de milieuvereniging als belanghebbende bij het bestreden besluit kan worden aangemerkt.

Gelet op de statutaire doelstelling van de milieuvereniging en op de toelichting die de milieuvereniging ter zitting heeft gegeven omtrent de feitelijke werkzaamheden, ziet de voorzitter vooralsnog geen aanleiding voor het oordeel dat de milieuvereniging geen belanghebbende is bij het bestreden besluit.

2.4. De milieuvereniging en het college van gedeputeerde staten betogen onder meer dat het wijzigingsplan in strijd is met het provinciale beleid, zoals dit onder andere is opgenomen in de Verordening Ruimte Noord-Brabant. Voorts brengt de milieuvereniging naar voren dat het wijzigingsplan in strijd is met de door de raad op 20 juli 2010 vastgestelde Ontwikkelingsvisie Buitengebied, waarin staat dat nieuwvestiging van (grondgebonden) agrarische bedrijven niet is toegestaan binnen het deelgebied Duin, waarbinnen voornoemd perceel ligt.

De milieuvereniging en het college van gedeputeerde staten verzoeken om schorsing van het besluit om te voorkomen dat het bedrijf wordt opgericht voordat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak.

2.5. Ter zitting is gebleken dat een omgevingsvergunning voor bouwen bij het college is aangevraagd. Indien het plan niet wordt geschorst, kan de omgevingsvergunning voor bouwen op basis van het plan worden verleend. In zoverre is een spoedeisend belang aanwezig, zodat zal worden bezien of aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening.

2.6. Tussen partijen is niet in geschil dat het plangebied in de AHS-landschap en in de groenblauwe mantel ligt, alsook in het deelgebied Duin van de gemeentelijke Ontwikkelingsvisie Buitengebied.

2.7. Ter zitting is door het college van gedeputeerde staten bevestigd dat ten tijde van het vaststellen van het plan de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011 (hierna: de verordening) weliswaar door provinciale staten was vastgesteld, maar nog niet in werking was getreden. Tot de inwerkingtreding van de verordening per 1 maart 2011 werd hetgeen nu in de verordening is geregeld, als beleid gehanteerd. Dit beleid was neergelegd in de Paraplunota ruimtelijke ordening. Voor zover van belang, houdt dit beleid in dat nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf in de AHS-landschap niet is toegestaan.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting kan worden afgeleid dat het beleid richtinggevend was voor het college bij de vaststelling van het wijzigingsplan. Omdat het beleid ruimte voor afwijking biedt, is in de omstandigheden van dit geval aanleiding gezien om aan de plannen van [belanghebbende] medewerking te verlenen. Daarbij is in aanmerking genomen dat [belanghebbende] reeds op een andere locatie een agrarisch bedrijf in eigendom heeft, dat na verplaatsing zal worden beëindigd, de verplaatsing van de bedrijfsvoering naar één locatie een gewenste en logische situatie is, waarvoor het college de noodzaak aanwezig acht en voorts het nieuwe agrarische bouwvlak deels is ontstaan door afsplitsing van een reeds bestaand bouwvlak.

2.8. De voorzitter is er op voorhand niet van overtuigd dat in de door het college omschreven omstandigheden voldoende rechtvaardiging is gelegen om, anders dan uit het provinciaal en gemeentelijk beleid voortvloeit, een nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf op deze locatie mogelijk te maken. Daarbij is van belang dat afsplitsing van een deel van een bestaand agrarisch bouwvlak naar voorlopig oordeel ertoe leidt dat ter plaatse een nieuw bedrijf ontstaat dat na toekenning van een afzonderlijk bouwvlak tevens de mogelijkheid heeft hier een bedrijfswoning te bouwen. Gelet hierop en op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan door het starten met de bouwwerkzaamheden ziet de voorzitter aanleiding het verzoek toe te wijzen en de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

2.9. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heusden van 30 november 2010, waarbij het wijzigingsplan "Wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied Drunen", 1e partiële herziening, [locatie]" is vastgesteld;

II. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Heusden aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) voor de vereniging Natuur- en Milieuvereniging gemeente Heusden en € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) voor het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Pikart-van den Berg

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2011

350-679.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature