Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Spoed Kort Geding. Burenruzie. Inbreuk op privacy buren door plaatsing beveiligingscamera’s op eigen erf

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



Uitspraak

zaaknummer 200.073.302/01 SKG

14 december 2010

GERECHTSHOF AMSTERDAM

VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

ARREST

in de zaak van:

1. [APPELLANT 1],

2. [APPELLANT 2],

beiden wonende te [woonplaats],

APPELLANTEN,

advocaat: mr. J.C. Klompé, kantoorhoudende te Loosdrecht,

t e g e n

1. [GEÏNTIMEERDE 1],

2. [GEÏNTIMEERDE 2],

beiden wonende te [woonplaats],

GEÏNTIMEERDEN,

advocaat: mr. J.N.H. Ursem, kantoorhoudende te Alkmaar.

Partijen worden hierna (in enkelvoud) [appellanten] en [geïntimeerde] genoemd.

1. Het geding in hoger beroep

Bij dagvaarding van 18 augustus 2010 is [appellant] in hoger be¬roep gekomen van het door de voorzieningenrechter in de rechtbank Alkmaar onder nummer 120712/KG ZA 10-211 tussen hem als eiser en [geïntimeer-de] als gedaagde gewe¬zen en op 22 juli 2010 uitge¬sproken vonnis in kort geding. De dagvaarding bevat de grieven.

[appellant] heeft tegen het vonnis waarvan beroep vier grieven aange-voerd, twee producties in het geding gebracht en gecon¬cludeerd dat het hof het vonnis zal vernietigen en zijn in eerste aanleg ingestelde vorderingen alsnog zal toewijzen, met (hoofdelijke) veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de beide instanties en de wettelijke rente daarover.

Bij aktes van 14 september 2010 en 28 september 2010 heeft [appellant] (in totaal: vijf) producties in het geding gebracht.

Bij antwoordmemorie heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden, produc-ties in het geding gebracht en geconcludeerd, kort gezegd, tot be-krachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] tot betaling van

- € 2.403,30 ter zake van de proceskosten in eerste aanleg,

- € 2.403,38 ter zake van de proceskosten in hoger beroep,

- € 339,15 ter zake van onderzoek,

- € 131,- dan wel € 199,- ter zake van nakosten,

een ander te vermeerderen met de wettelijke rente.

Ter zitting van 10 november 2010 hebben partijen hun zaak mondeling door hun advocaat doen bepleiten, beide advocaten aan de hand van aan het hof overgelegde pleitaantekeningen. Bij die gelegenheid zijn door [appellant] nog aanvullende producties overgelegd en zijn aan het hof originele foto's getoond, waarvan er drie door het hof zijn behouden.

Partijen hebben arrest gevraagd.

2. De feiten

Geen geschil bestaat omtrent de in het vonnis waarvan beroep onder 2.1 tot en met 2.4 genoemde feiten die door de voorzieningenrechter tot uitgangspunt zijn genomen, zodat ook het hof van deze feiten zal uitgaan.

3. Beoordeling van het geschil

3.1. Deze zaak gaat over het volgende.

(i) Partijen, woonachtig in [woonplaats], zijn buren van elkaar. De verstandhouding tussen hen is gedurende een ruim aantal jaren, vanaf omstreeks 1995, zeer slecht. Diverse civiele procedures zijn ge-voerd. Omstreeks mei 2010 heeft [geïntimeerde] twee bewakingsca-mera's geplaatst aan de zijkant van zijn woning. Volgens [appellant] maakt [geïntimeerde] met deze camera's inbreuk op zijn privacy. In dit geding vordert [appellant] dan ook de veroordeling van [geïnti-meerde] om de bewakingscamera's binnen drie dagen na betekening van de uitspraak te (laten) verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 1000,- per dag. Ter zitting in eerste aanleg heeft [appellant] zijn vordering subsidiair in deze zin aan-gevuld dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld de (montage van de) ca-mera's zodanig aan te (doen) passen dat met de camera's voor [appel-lant] controleerbaar niet langer opnamen van zijn erf en woning kun-nen worden gemaakt.

(ii) In het vonnis waarvan beroep heeft de voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, kort gezegd op de grond dat inbreuk op de privacy van [appellant] niet is komen vast te staan. De voorzieningenrechter zag reden om de proceskosten van het geding te compenseren.

3.2. De door [appellant] aangevoerde grieven bestrijden het oordeel van de voorzieningenrechter dat inbreuk op de privacyrechten van [appellant], als gevolg van de door [geïntimeerde] geplaatste ca-mera's, niet aannemelijk is geworden. De grieven lenen zich voor ge-zamenlijke behandeling.

3.3. Het hof constateert als volgt:

? het geschil speelt zich af tussen twee buren. De verstandhouding tussen partijen is bijzonder slecht;

? op het erf van de ene buur ([geïntimeerde]) zijn twee camera's ge-plaatst die nagenoeg geheel gericht zijn op het erf/de woning van de andere buur ([appellant]). Het gaat om camera’s met een zogehe-ten fish eye lens met een panoramisch bereik van ongeveer 180 gra-den, met de mogelijkheid van inzoomen. De met de camera's gemaakte beelden worden opgeslagen op een op de camera's aangesloten compu-ter en op een zich in de camera's bevindende interne Micro-SD kaart met een capaciteit van 32 GB;

? in de procedure zijn door [appellant 1] twee verklaringen overge-legd:

a. een verklaring van [getuige 1], van 29 juni 2010, waarin staat te lezen (productie 3 in eerste aanleg):

In de week van 7 t/m 13 juni heb ik op het huis van de familie [appellant], wonende naast [adres] te [plaats], gepast. Vele mo-menten heb ik mij bekeken en daardoor onprettig gevoeld door op-names van maarliefst 3 camera's. Deze camera's, geplaatst op [adres] te [plaats], staan gericht op het huis en in het bijzon-der de woonkamer van de familie [appellant].

Onprettig en bekeken voelde ik mij doordat elk maal zodra ik een beweging maakte in de huiskamer van de familie [appellant], een rood lampje ging branden op de camera's geplaatst op [adres] te [plaats]. Waarschijnlijk duidde het rode lampje op de camera's op een gestarte opname.

b. een verklaring van [getuige 2], gerechtsdeurwaarder te [plaats], van 13 september 2010 te 14.10 uur, die zich naar [adres] te [plaats] heeft begeven en daar als volgt heeft gecon-stateerd:

Er hangen twee camera's van de zijgevel van het pand [adres], één voor aan de gevel en één achter in de hoek langs de trap, welke beide gericht zijn naar het [adres] van de Fam. [appel-lant], en welke camera's beide in werking zijn, blijkens de rode lichten die bij beweging de buurt oplichten. Zij doen dit ook op grotere afstand en zelfs bij beweging van lopende mensen op het pad van requiranten (hof: [appellant]).

? niet in dispuut is dat het op zichzelf mogelijk is om op het erf van [geïntimeerde] deugdelijk werkende beveiligingscamera's te plaatsen waarvan uiterlijk waarneembaar is dat deze geen beelden kunnen maken van het erf/de woning van [appellant].

3.4. Aan hetgeen hiervoor is vermeld ontleent het hof - evenals, naar te verwachten is, de bodemrechter zal doen - het vermoeden dat [geïntimeerde] met de huidige camera's inbreuk maakt op de privacy van [appellant]. Het is - in de gegeven omstandigheden - vooral de combinatie van enerzijds het gericht staan van de camera's op het erf van [appellant] en anderzijds het registreren door de camera’s van bewegingen op het erf (en zelfs in de woning) van [appellant], die aan dit vermoeden ten grondslag ligt.

3.5. Het gaat er in deze zaak niet om of het [geïntimeerde] is toe-gestaan om – zichtbare - bewakingscamera's te plaatsen ten behoeve van de beveiliging van zijn erf en woning. Dat recht komt hem zon-dermeer toe. Waar het wel om gaat is of, tegen de achtergrond van hetgeen onder 3.3 werd overwogen, waaruit het vermoeden voortvloeit dat de camera's inbreuk maken op de privacy van [appellant], van de zijde van [geïntimeerde], de partij die beschikt over alle relevante gegevens met betrekking tot de werking/het vermogen van de camera's, voldoende is aangevoerd om dat vermoeden te ontzenuwen.

3.6. Naar het oordeel van het hof is dit laatste niet het geval. Daartoe overweegt het hof het volgende.

3.7. [geïntimeerde] heeft bestreden dat de LED-lampjes oplichten dan wel gaan branden bij beweging op het erf/in de woning van [appel-lant]. Bij LED-verlichting is, aldus [geïntimeerde], onmogelijk dat deze lampjes feller of minder fel licht geven, LED-verlichting kan alleen aan of uit staan. Volgens [geïntimeerde] (pleitaantekeningen hoger beroep, 4.3) hebben “mensen het idee dat ze een lampje waarne-men dat feller en minder fel gaat branden wanneer zij voor de camera langs lopen” maar is dat niet de werkelijkheid.

Het hof acht deze verklaring onvoldoende tegenover (in ieder geval) de alleszins duidelijke verklaring van de deurwaarder die bij bewe-ging van lopende mensen op het pad (het hof begrijpt: de deurwaarder liep niet zelf op het pad, maar hij keek naar de LED-verlichting terwijl anderen over het pad liepen) zag dat de rode lichten op-lichtten. Het hof gaat er vanuit dat, als er geen sprake was van het feller gaan branden van de LED-lampjes, zich dan moet hebben voorge-daan dat de LED-lampjes ‘uit’ waren maar door de beweging op het erf van [appellant] zijn ‘aan’gegaan. In dat geval zijn de camera's, zo-als tot de instelmogelijkheden van de camera's behoort, afgesteld op de registratie van beweging en niet, zoals [geïntimeerde] wil doen geloven, ‘ad random’ (memorie van antwoord, 3.17) of ‘op continu’ (pleitaantekeningen hoger beroep, 4.5), waarmee zou worden aangeduid dat het branden van de LED-lampjes dient als controlemiddel of de camera's van stroom worden voorzien.

3.8. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat de aanwezige camera’s tot 1.50 meter geschikt zijn voor identificatie, tot 3 meter geschikt voor herkenning en tot 5 meter geschikt voor waarneming. [geïnti-meerde] beroept zich te dezen op documentatiemateriaal met betrek-king tot de onderhavige camera. [geïntimeerde] wijst erop dat de af-stand tussen de camera en het huis van [appellant] 15 tot 17 m be-draagt en concludeert dat onmogelijk herkenbare beelden gemaakt kun-nen worden.

Ook deze gegevens kunnen het door het hof aangenomen vermoeden niet ontzenuwen.

3.9. Terecht heeft [appellant] erop gewezen dat de kwaliteit van de camera’s (gelet op het aantal pixels van 2048x1536) van zodanige kwaliteit is dat (aangenomen moet worden dat) herkenbare beelden van personen op zijn erf kunnen worden gemaakt. Het beroep dat [geïnti-meerde] heeft gedaan op de specificaties van de camera's met het be-toog dat geen herkenbare beelden van het erf/woonhuis van [appel-lant] kunnen worden gemaakt, komt het hof niet overtuigend voor wan-neer (onder meer) kennis wordt genomen van de door [geïntimeerde] overgelegde productie 12. Dit is een door een van de beide camera’s gemaakte opname van een zich op het erf van [geïntimeerde] bevinden-de onbekende. Hoewel zich in het procesdossier slechts een kopie van de gemaakte opname bevindt ziet het hof een heldere scherpe foto met een scherptediepte die zeker groter lijkt dan op grond van de door [geïntimeerde] verstrekte gegevens zou worden verwacht. Daaraan doet de door [geïntimeerde] overgelegde productie 16 bij de memorie van antwoord, een vijfmaal ingezoomde opname, niet af.

3.10. Ook doet [geïntimeerde] een onjuiste opgave van de afstand tussen de camera's enerzijds en het erf/de woonhuis van [appellant] anderzijds; deze afstand is aanzienlijk kleiner dan de door [geïnti-meerde] gestelde 15 tot 17 meter. Deze afstanden bedragen volgens [appellant] 6 tot 9 meter, welke opgave bevestiging lijkt te vinden in de overgelegde kadastrale tekeningen.

3.11. De door [geïntimeerde] ingeschakelde deskundige [deskundige], aan wie de vraag is voorgelegd of door de aanwezige camera's privacy van naastgelegen percelen zou worden geschaad en die schrijft bekend te zijn met de (werking van de) onderhavige camera's en opname-apparatuur, spreekt (zoals verwacht had kunnen worden) niet over het beperkte bereik van de camera's, maar baseert hij, als hij tot de conclusie komt dat geen inbreuk op de privacy wordt gemaakt, die conclusie (slechts) op de in de camera's aangebrachte software. Daarmee doelt [deskundige] op de software die delen van gemaakte op-namen onherkenbaar maakt doordat daarin zichtbare zwarte/grijze blokken (zogeheten obscure areas) worden aangebracht. De aangebrach-te blokken leiden ertoe, aldus [deskundige], dat van naastliggende percelen geen beeldmateriaal en live beelden kunnen worden gemaakt. Het hof begrijpt hieruit dat de privacybescherming van [appellant] volgens de deskundige niet voortvloeit uit de beperkte opnamemoge-lijkheden van de camera's maar uit de door de software gegeven moge-lijkheden om obscure areas te creëren.

3.12. Naar het oordeel van het hof bieden de vorenomschreven obscure areas ([geïntimeerde] stelt dat het volledige erf van [appellant] door middel van de software onherkenbaar is gemaakt) onvoldoende be-scherming van de privacy van [appellant]. Een vaststaand gegeven is immers dat de instellingen van de software op eenvoudige wijze kun-nen worden gewijzigd. Er is daarom geen enkele redelijke zekerheid dat, zonder dat [appellant 1] dat bemerkt, door of in opdracht van [geïntimeerde] geen wijzigingen in de software worden aangebracht.

3.13. Het hof stelt voorts vast dat [geïntimeerde] er geen verkla-ring voor heeft weten te geven dat, terwijl het zo zou zijn dat be-wegingen in de obscure areas niet zouden worden geregistreerd, desalniettemin door de getuige [getuige] en de gerechtsdeurwaarder is waargenomen dat in geval van beweging de LED-lampjes gingen branden of oplichtten.

3.14. Tenslotte acht het hof van belang dat het begrip herkenbaar niet eenduidig is. Wanneer het gaat om de waarneming van een perso-nen die bekend is aan de waarnemer, zal (veel) eerder sprake zijn van herkenning dan wanneer het gaat om de herkenning door en van we-derzijds onbekende personen. Naar het oordeel van het hof hanteert [geïntimeerde] een te enge uitleg van het begrip herkenbaar.

3.15. De conclusie van het voorgaande is dat [geïntimeerde] onvol-doende heeft aangevoerd om het vermoeden, zoals beschreven onder 3.3, te ontzenuwen, zodat het hof, op grond van hetgeen thans bekend is, voldoende aannemelijk acht dat in een eventueel door [appellant] aanhangig te maken bodemprocedure zal komen vast te staan dat de door [geïntimeerde] geplaatste camera's inbreuk maken op de privacy van [appellant]. Ten onrechte heeft daarom de voorzieningenrechter de primaire vordering afgewezen. De grieven, bij de verdere behande-ling waarvan geen belang bestaat, treffen doel en leiden tot vernie-tiging van het vonnis waarvan beroep. De (primaire) vordering van [appellant] zal alsnog worden toegewezen. De hoogte van de dwangsom zal worden gematigd en aan de te verbeuren dwangsom zal een maximum worden verbonden. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in beide instanties worden ver-oordeeld.

4. Beslissing

Het hof:

? vernietigt het vonnis waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:

? veroordeelt [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] binnen drie werk-dagen na betekening van dit arrest de aan hun woning aangebrachte bewakingscamera's te (laten) verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte aan [appellant 1] en [appellant 2] van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of dagdeel dat aan de ver[appellant 2]eling niet wordt voldaan, zulks tot een maximum van € 50.000,-;

? veroordeelt [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in de kosten van het geding in beide instanties, tot deze uitspraak aan de zijde van [appellant 1] en [appellant 2] in eerste aanleg begroot op € 359,27 aan verschotten en € 816,- aan salaris en in hoger beroep op € 406,09 aan verschotten en € 2.682,- aan salaris;

? verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Huijzer, G.J. Visser en P.V.F. Bos en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 14 decem-ber 2010.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature