Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 18 mei 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Reparatieplan Kernen Texel" vastgesteld.

Uitspraak



201006909/1/R1.

Datum uitspraak: 6 april 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellante B] (hierna in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te [woonplaats],

en

de raad van de gemeente Texel,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 18 mei 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Reparatieplan Kernen Texel" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juli 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 30 september 2010.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak, gelijktijdig met zaaknummer 201008448/1/H1, ter zitting behandeld op 14 maart 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.L.M. Frantzen, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.H. Witte, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. [appellant] voert als formele grond aan dat de raad ten onrechte het vaststellingsbesluit noch de weerlegging van de zienswijze aan hem heeft toegezonden. Voorts voert hij aan dat het vaststellingsbesluit, de weerlegging van de zienswijze en het vastgestelde bestemmingsplan ten onrechte niet digitaal ter beschikking zijn gesteld.

2.1.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het vaststellingsbesluit en de weerlegging van de zienswijze op 2 juni 2010 aan [appellant] zijn gezonden. Ter zitting stelt de raad zich op het standpunt dat sprake is van een verplichting tot elektronische bekendmaking, waar gevolg aan is gegeven door de bekendmaking van 4 juni 2010. De raad erkent dat het vastgestelde plan niet gedurende de gehele termijn van terinzageligging elektronisch beschikbaar was.

2.1.2. In artikel 3.8, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) is vermeld dat in afwijking van artikel 3:1, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) op een besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan artikel 3:44 van de Awb van toepassing is. Hieruit volgt dat de raad nu [appellant] over het ontwerp een zienswijze naar voren heeft gebracht, een exemplaar van het vaststellingsbesluit had moeten toezenden. Nog daargelaten dat de raad stelt dat dit stuk samen met de zienswijzenota wel aan [appellant] is toegezonden, overweegt de Afdeling dat deze beroepsgrond betrekking heeft op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet kan aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit. Ook de beroepsgrond van [appellant] met betrekking tot het niet digitaal beschikbaar zijn gedurende de gehele termijn van het vaststellingsbesluit, de weerlegging van de zienswijze en het vastgestelde bestemmingsplan heeft betrekking op een onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en kan reeds daarom de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten.

2.2. Het plan dient onder meer als reparatieplan voor de onthouding van goedkeuring door gedeputeerde staten aan de voor het perceel De Ruyterstraat 127 voorziene bestemming in het bestemmingsplan "Oudeschild" uit 2004 (hierna: het perceel).

2.3. Inhoudelijk betoogt [appellant] dat bij het bestreden plan ten onrechte geen woonbestemming is toegekend aan het perceel. In dit verband voert hij aan dat geen behoefte bestaat aan een maatschappelijke functie op het perceel, geen sprake is van een cluster van maatschappelijke functies en het perceel, gelet op de ligging, daartoe ook niet geschikt is. Voorts voert hij aan dat een woning op het perceel geen inbreuk maakt op landschappelijke waarden, omdat het aansluit op bebouwd gebied, en evenmin een aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden vormt. Ten slotte wijst hij op de voormalige pastorie, waaraan wel een woonbestemming is toegekend.

2.4. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat in Oudeschild een minimumniveau aan maatschappelijke bestemmingen gehandhaafd moet blijven en dat het vanuit ruimtelijk oogpunt niet wenselijk is om op het perceel een woonbestemming toe te laten. In dit verband stelt de raad dat een bestaand lint van woonbestemmingen wordt doorbroken en dat problemen met privacy ontstaan.

2.5. Aan het perceel zijn de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" en, voor zover thans van belang, de aanduiding "bedrijfswoning" toegekend.

Ingevolge artikel 7, onder A, van de planregels zijn de op de verbeelding voor "Maatschappelijke doeleinden" aangewezen gronden bestemd voor onderwijsvoorzieningen, sociaal/culturele en welzijnsvoorzieningen, museale voorzieningen, sport- en recreatievoorzieningen, sociaal-medische voorzieningen, religieuze voorzieningen en dienstwoningen.

Ingevolge artikel 1, onder 30, van het bestemmingsplan "Oudeschild" uit 2004 wordt onder een dienstwoning verstaan een woning in of bij een gebouw op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

Op het perceel staat het voormalige verenigingsgebouw van de katholieke kerk 't Bondje.

Bij het voordien geldende plan "Oudeschild" uit 1976 was aan het perceel de bestemming "Bijzondere doeleinden" toegekend. Deze gronden mochten volgens de planvoorschriften uitsluitend worden gebruikt voor religieuze, medische, educatieve en sociale doeleinden met de daarbij behorende hoofdgebouwen in de vorm van kerken, kruisgebouwen, scholen en verenigingsgebouwen en gebouwen voor sociale en culturele doeleinden, dienstwoningen, bijgebouwen en de daarbij benodigde andere bouwwerken en andere werken.

2.6. De Afdeling stelt voorop dat aan de raad een grote mate van beleidsvrijheid toekomt bij het ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening toekennen van bestemmingen en geven van regels. De Afdeling overweegt voorts dat [appellant] ter zitting gemotiveerd heeft bestreden dat in Oudeschild behoefte bestaat aan een gebouw voor maatschappelijke activiteiten en dat de raad zijn betoog dat deze behoefte wel bestaat, ook desgevraagd niet van een deugdelijke motivering heeft voorzien. Voorts is de aanwezigheid van de kerk en een kunstgalerie in de naaste omgeving van 't Bondje niet voldoende om te kunnen spreken van een cluster van maatschappelijke bestemmingen en te concluderen dat ook 't Bondje een maatschappelijke bestemming dient te krijgen. Evenmin heeft de raad voldoende gemotiveerd waarom een dienstwoning tot minder problemen zal leiden met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer van omwonenden en het doorbreken van het bestaande bebouwingslint dan de door [appellant] gewenste reguliere woonbestemming.

2.7. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" en de aanduiding "bedrijfswoning" wat betreft het perceel De Ruyterstraat 127 niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.

2.8. Gelet hierop behoeven de overige door [appellant] aangevoerde beroepsgronden geen bespreking.

2.9. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Texel van 18 mei 2010 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Reparatieplan Kernen Texel" voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden", en de aanduiding "bedrijfswoning" wat betreft het perceel De Ruyterstraat 127;

III. veroordeelt de raad tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellante B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

IV. gelast dat de raad aan [appellant A] en [appellante B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van staat.

w.g. Konijnenbelt w.g. Huszar

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2011

533-676.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature