Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Deze rechterlijke uitspraak is tegenwoordig bekend onder ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ0193 , LJN BQ0193

Inhoudsindicatie:

WIJ-uitspraak

Verweerder mocht terugkomen op eerder gedaan werkleeraanbod omdat eiser daar geen recht op heeft, nu hij uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgt.

De rechtbank kan uit de tekst van de WIJ niet afleiden dat een jongere, om aanspraak te kunnen maken op een inkomensvoorziening, recht moet hebben op een werkleeraanbod. In art. 42, eerste lid, van de WIJ is het geen recht hebben op een werkleeraanbod niet als weigeringsgrond opgenomen.

De Wet studiefinanciering 2000 is voor eiser niet als een voorliggende voorziening aan te merken nu eiser, in verband met de duur van zijn studie, op die wet geen beroep meer kan doen.

Rechtbank voorziet zelf. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.

Uitspraak



RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, team bestuursrecht

procedurenummer: 10 / 3880 WWB

uitspraak van de meervoudige kamer

in de zaak van

[naam persoon],

wonende te [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde mr. E. Türk,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom,

verweerder.

1. Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 3 september 2010 (bestreden besluit), inzake zijn recht op een werkleeraanbod en op een inkomensvoorziening krachtens de Wet investeren in jongeren (WIJ).

Tevens heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bij uitspraak van 27 september 2010, procedurenummer 10/ 3446 WWB, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, in die zin dat met ingang van 20 augustus 2010 door verweerder aan eiser een inkomensvoorziening per maand wordt toegekend in aanvulling op het door eiser te lenen bedrag op grond van de voorliggende voorziening, totdat op het beroep is beslist.

Bij besluit van 1 oktober 2010 heeft verweerder aan eiser met ingang van 20 augustus 2010 een inkomensvoorziening toegekend ter hoogte van € 913,06 per maand tot de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep.

Het beroep is behandeld ter zitting van 16 november 2010, waarbij aanwezig waren eiser en zijn gemachtigde en namens verweerder mr. [naam persoon] en klantmanager [naam persoon].

De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

2. Beoordeling

2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Eiser heeft zich op 14 juli 2010 bij verweerder gemeld voor een werkleeraanbod in het kader van de WIJ. Hij was toen 26 jaar en hij stond ingeschreven bij de Erasmus Universiteit Rotterdam omdat hij nog een tentamen moest doen en een scriptie moest afmaken.

Tijdens een intakegesprek op 22 juli 2010 is aan eiser een formulier “werkleeraanbod/ traject” uitgereikt, dat door hem en een klantmanager van verweerder, [naam persoon], is ingevuld en ondertekend.

Voorts heeft verweerder bij primair besluit van eveneens 22 juli 2010 vastgesteld dat eiser op grond van artikel 23 van de WIJ geen recht heeft op een werkleeraanbod omdat hij een opleiding volgt aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, zodat sprake is van een door het Rijk betaalde opleiding. Iemand die geen recht heeft op een werkleeraanbod heeft op grond van artikel 24 van de WIJ ook geen recht op een inkomensvoorziening. Daarom is ook die voorziening geweigerd.

Tegen het primaire besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.

Bij het bestreden besluit heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften in het kader van de sociale zekerheid van verweerder (adviescommissie), het bezwaar ongegrond verklaard.

2.2 Eiser heeft in beroep, samengevat, aangevoerd dat hij op basis van internationale verdragen aanspraak maakt op een uitkering. Hij heeft geen inkomsten maar wel kosten. Reeds daarom is sprake van zeer dringende redenen. Eiser heeft expliciet nogmaals een beroep gedaan op artikel 16 van de Wet werk en bijstand (WWB). Er is sprake van een acute noodsituatie. De Memorie van Toelichting bij de WIJ maakt ook duidelijk dat er een mogelijkheid van bijstandverlening kan zijn. Eiser heeft aanvankelijk wel een werkleeraanbod gekregen, maar dit is door verweerder ingetrokken. Hij doet beroep op een hardheidsclausule.

In een aanvullend beroepschrift heeft eiser aangevoerd dat hij niet een afdwingbaar recht heeft op een werkleeraanbod, maar dat de wet zich er niet tegen verzet dat verweerder het aanbiedt. Uit artikel 24 van de WIJ blijkt niet dat voor het recht op inkomensvoorziening is vereist dat daadwerkelijk een werkleeraanbod aan de jongere is gedaan. Voldoende is een aanvraag van de jongere om een werkleeraanbod. De afwijzing staat niet in de weg aan het verstrekken van een inkomensvoorziening. De in artikel 42 van de WIJ beschreven situaties doen zich niet voor. Er is geen als passend en toereikend aan te merken voorziening buiten de WIJ. Het is maatschappelijk onaanvaardbaar om iemand in de situatie van eiser uit te sluiten van een inkomensvoorziening op grond van de WIJ.

Eiser heeft de rechtbank gevraagd om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente.

2.3 Ingevolge artikel 5 van de WIJ wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:

- inkomensvoorziening: de inkomensvoorziening, bedoeld in artikel 2 4;

- werkleeraanbod: het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen scholing, opleiding of sociale activering alsmede ondersteuning bij arbeidsinschakeling.

In artikel 13, eerste lid, aanhef en onder b, van de WIJ is bepaald dat desgevraagd recht heeft op een werkleeraanbod: de jongere die zich in de leeftijdscategorie van 18 tot en met 26 jaar bevindt en wiens in aanmerking te nemen inkomen lager is dan de inkomensvoorzieningsnorm waarbij voor het in aanmerking te nemen inkomen het inkomen van de echtgenoot

buiten beschouwing wordt gelaten.

In artikel 21 van de WIJ is bepaald dat het college een aan de jongere gedaan werkleeraanbod kan intrekken of herzien, indien:

a. wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de jongere;

b. de jongere niet voldoet aan een of meer op hem rustende verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 5 en hem dit te verwijten valt.

In artikel 23, eerste lid, aanhef en onder a, van de WIJ is bepaald dat de jongere die uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgt geen recht op een werkleeraanbod heeft.

In artikel 24 van de WIJ zijn bepalingen gegeven over het recht op inkomensvoorziening.

In artikel 25, eerste lid, van de WIJ is bepaald dat het college het recht op een inkomensvoorziening ambtshalve vaststelt, gelijktijdig met de vaststelling van het recht op een werkleeraanbod.

In artikel 42, eerste lid, van de WIJ is bepaald dat geen recht op een inkomensvoorziening bestaat:

a. indien de jongere het werkleeraanbod heeft geweigerd;

b. voor zover de jongere of zijn gezin een beroep kan doen op een naar zijn aard en doel als passend en toereikend aan te merken voorziening buiten deze wet, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven;

c. voor zover uit houding en gedragingen van de jongere ondubbelzinnig blijkt dat deze de verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5, niet wil nakomen;

d. indien de jongere wegens werkstaking of uitsluiting niet deelneemt aan de arbeid, voor zover diens gebrek aan middelen daarvan het gevolg is;

e. indien de jongere per kalenderjaar langer dan dertien weken verblijf houdt buiten Nederland, dan wel een aaneengesloten periode van langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland;

f. indien het werkleeraanbod op grond van artikel 21 is ingetrokken, tenzij het

werkleeraanbod is ingetrokken uitsluitend omdat het college van oordeel is dat om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet kan worden gevergd dat de jongere uitvoering geeft aan het werkleeraanbod;

g. indien de jongere rechtens zijn vrijheid is ontnomen;

h. indien de jongere zijn militaire of vervangende dienstplicht vervult;

i. gedurende de periode dat het recht op een werkleeraanbod is opgeschort;

j. indien de jongere 18, 19 of 20 jaar is en in een inrichting verblijft;

k. indien de jongere een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen kunstenaars ontvangt of indien hij is gehuwd met een persoon die een zodanige uitkering ontvangt;

l. indien de jongere onbetaald verlof geniet als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Werkloosheidswet of indien de jongere gehuwd is met een zodanig persoon, voor zover diens gebrek aan middelen daarvan het gevolg is, tenzij de jongere alleenstaande ouder is en hij verlof geniet als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg;

m. indien de jongere een zelfstandige is die aanspraak kan maken op bijstand op grond van artikel 78f van de Wet werk en bijstand ;

n. indien de jongere van het werkleeraanbod is uitgesloten op grond van artikel 2 2.

2.4 De rechtbank staat eerst stil bij het feit dat eiser al een werkleeraanbod had gekregen, toen verweerder weigerde hem een inkomensvoorziening toe te kennen omdat hij geen recht heeft op een werkleeraanbod. Ter zitting heeft verweerder erkend dat het formulier “werkleeraanbod/traject”, dat aan eiser is uitgereikt, is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de consulent eiser op dezelfde dag telefonisch heeft meegedeeld dat het werkleeraanbod op een vergissing berustte en dat eveneens op dezelfde dag het primaire besluit is genomen waarbij een werkleeraanbod is geweigerd. Verweerder wil het primaire besluit beschouwd zien als een intrekking van het eerder gedane werkleeraanbod. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij het primaire besluit, in combinatie met het voorafgaande telefoongesprek, ook zo heeft opgevat.

De rechtbank stelt voorop dat aan verweerder in beginsel niet de bevoegdheid kan worden ontzegd om een eerder genomen besluit, dat naar zijn opvatting onjuist is, alsnog in te trekken of te wijzigen.

De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het eerder genomen besluit waarbij eiser een werkleeraanbod is gedaan onjuist is omdat eiser geen recht heeft op een werkleeraanbod. In dat verband is van belang dat in artikel 23, eerste lid, aanhef en onder a, van de WIJ is bepaald dat de jongere die uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgt geen recht op een werkleeraanbod heeft. Eiser stond ingeschreven bij de Erasmus Universiteit Rotterdam. Weliswaar hoefde hij alleen nog maar een scriptie te maken en een tentamen af te leggen, maar de rechtbank is, in navolging van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in de uitspraak van 27 mei 2008 (LJN: BD2899), van oordeel dat de inschrijving bepalend is voor het van toepassing zijn van een bepaling als deze.

Gelet hierop mocht verweerder bij het primaire besluit van zijn eerdere besluitvorming terugkomen. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder met zijn besluitvorming niet in strijd gekomen met het rechtszekerheids- of het vertrouwensbeginsel, mede gelet op het feit dat de intrekking nog dezelfde dag heeft plaatsgevonden en eiser zelf ook van mening is dat hij strikt genomen geen afdwingbaar recht op een werkleeraanbod heeft.

Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het bestreden besluit voor zover het betrekking heeft op de weigering van een werkleeraanbod, in rechte stand kan houden.

Het beroep is in zoverre ongegrond.

2.5 Vervolgens dient beoordeeld te worden of verweerder op goede gronden een inkomensvoorziening in het kader van de WIJ heeft geweigerd.

Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat iemand die geen recht heeft op een werkleeraanbod ook geen recht heeft op een inkomensvoorziening. Dit standpunt lijkt steun te vinden in de wetsgeschiedenis van de WIJ. Zo blijkt uit de Memorie van Antwoord (Kamerstukken II, 31 775, nr. 3, blz. 5) van de bedoeling dat een inkomensvoorziening alleen gegarandeerd is in de situatie dat een werkleeraanbod wegens in de persoon van de jongere gelegen of niet verwijtbare omstandigheden zijnerzijds geen optie is, of dit aanbod onvoldoende inkomsten genereert. Geen van deze situaties doet zich voor volgens verweerder. Met de zogenaamde paradigmawisseling is bij de totstandkoming van de WIJ beoogd dat de inkomensvoorziening in de WIJ een afgeleide is van het werkleeraanbod.

Eiser heeft geen recht op een werkleeraanbod en dus ook geen recht op een inkomensvoorziening, aldus verweerder.

De rechtbank kan echter uit de tekst van de WIJ niet afleiden dat een jongere, om aanspraak te kunnen maken op een inkomensvoorziening, recht moet hebben op een werkleeraanbod.

De omstandigheden waaronder een jongere geen recht heeft op een inkomensvoorziening zijn limitatief opgesomd in artikel 42, eerste lid, van de WIJ .

De rechtbank stelt vast dat in dit artikellid het geen recht hebben op een werkleeraanbod niet als weigeringsgrond is opgenomen. Gelet hierop kan een inkomensvoorziening niet worden geweigerd op de grond dat er geen recht is op een werkleeraanbod.

Voorts heeft verweerder het standpunt ingenomen dat het bepaalde in artikel 42, eerste lid, aanhef en onder b, van de WIJ zich tegen toekenning van een inkomensvoorziening verzet, omdat de Wet studiefinanciering 2000 voor eiser als een voorliggende voorziening is aan te merken. Verweerder heeft erkend dat eiser, in verband met de duur van zijn studie, geen beroep meer kan doen op de Wet studiefinanciering 2000. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank die wet niet aan te merken als een naar zijn aard en doel als passend en toereikend aan te merken voorziening als bedoeld in artikel 42, eerste lid, aanhef en onder b, van de WIJ .

2.6 De rechtbank concludeert uit hetgeen hiervoor is overwogen dat noch het bepaalde in artikel 42 van de WIJ , noch een andere wettelijke bepaling zich verzet tegen toekenning van een inkomensvoorziening krachtens de WIJ aan een jongere in de positie van eiser.

Dit betekent dat het bestreden besluit, voor zover daarbij de weigering van een inkomensvoorziening is gehandhaafd, berust op een ondeugdelijke motivering en wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb moet worden vernietigd. Het beroep is in zoverre gegrond.

Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden van eiser geen bespreking meer.

2.7 Om de procedure niet langer te laten duren dan noodzakelijk is, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit, voor zover daarbij een inkomensvoorziening is geweigerd, te herroepen, te bepalen dat aan eiser een inkomensvoorziening wordt toegekend en te bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit.

2.8 De in overweging 2.7 bedoelde inkomensvoorziening dient te worden toegekend met ingang van de meldingsdatum

14 juli 2010 en dient te bestaan uit het normbedrag van € 652,19 en een toeslag van € 260,87 per maand, zodat de totale inkomensvoorziening € 913,06 per maand bedraagt. Inkomsten dienen daarop in mindering te worden gebracht. Gelet op het feit dat eiser op 18 oktober 2010 via een uitzendbureau is gestart met werken in loondienst en vanaf deze datum een inkomen heeft waarmee hij in zijn levensonderhoud kan voorzien, is de looptijd van de inkomensvoorziening beperkt tot

18 oktober 2010.

2.9 Met betrekking tot het verzoek om vergoeding van wettelijke rente overweegt de rechtbank als volgt. Nu het bestreden besluit is vernietigd, is als regel gegeven dat sprake is van een vertraging in de voldoening van een geldsom en dat aldus schade is geleden bestaande in de wettelijke rente over die geldsom. De wettelijke rente is volgens vaste rechtspraak van de CRvB (bijvoorbeeld 8 mei 2008, LJN: BD2846) verschuldigd over de nabetalingen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de betalingen hadden moeten plaatsvinden, tot aan de dag van voldoening. De rente dient te worden berekend over de bruto-uitkering. Voorts is de wettelijke rente slechts toewijsbaar over het verschil tussen de bruto-uitkeringen die eiser had behoren te genieten en de bruto-uitkeringen die eiser eventueel heeft genoten op basis van andere sociale zekerheidswetten. Uitkeringen die in de plaats van de onderhavige uitkering zijn verstrekt, dienen derhalve in mindering te worden gebracht op de grondslag voor de renteberekening. Verder geldt dat na afloop van een jaar het bedrag waarover de wettelijke rente wordt berekend dient te worden vermeerderd met de over dat jaar verschuldigde rente.

2.9 Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.

Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten van eiser, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op het hieronder opgenomen bedrag.

3. Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij de weigering van een inkomensvoorziening is gehandhaafd;

herroept het primaire besluit, voor zover daarbij een inkomensvoorziening is geweigerd;

bepaalt dat aan eiser een inkomensvoorziening wordt toegekend over de periode van 14 juli 2010 tot 18 oktober 2010 van

€ 913,06 per maand;

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;

verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

gelast dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 41,- vergoedt;

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 874,-;

veroordeelt verweerder tot betaling aan eiser van de in 2.9 omschreven schadevergoeding, bestaande uit wettelijke rente.

Aldus gedaan door mr. M.C. Woudstra, voorzitter, en door mrs. J.G.M. Wouters en M. Breeman, leden, en door de voorzitter en mr. P. Oudkerk, griffier, ondertekend.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2011.

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.

Afschrift verzonden op:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature