Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Deze rechterlijke uitspraak is tegenwoordig bekend onder ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ0037 , LJN BQ0037

Inhoudsindicatie:

Ten aanzien van het klachtonderdeel betreffende de onduidelijke communicatie is het hof van oordeel dat dit klachtonderdeel terecht door klager is voorgedragen. Hoewel het hof de inhoud van het gesprek niet heeft vast kunnen stellen, had het op de weg van de gerechtsdeurwaarders gelegen om klager als toen mede te delen dat zij bezig waren met de executie van het vonnis op het vermogen van klager en dat zij de betaling zouden aanwenden ter voldoening van de schulden ter voorkoming van de executie. Nu zij dit hebben nagelaten hebben zij klachtwaardig gehandeld en acht het hof de maatregel van berisping passend en geboden.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

Beslissing van 8 maart 2011 in de zaak onder nummer 200.068.412/01 GDW van:

[KLAGER],

wonende te [ ],

APPELLANT,

gemachtigde: [A],

t e g e n

1. [GERECHTSDEURWAARDER SUB 1],

2. [GERECHTSDEURWAARDER SUB 2],

3. [GERECHTSDEURWAARDER SUB 3],

(wnd) gerechtsdeurwaarders te [ ],

GEÏNTIMEERDEN.

1. Het geding in hoger beroep

1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 9 juni 2010 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 25 mei 2010, verzonden 1 juni 2010, waarbij de klacht van klager tegen geïntimeerden, verder de gerechtsdeurwaarders, dat er onduidelijk met klager is gecommuniceerd, gegrond is verklaard, het opleggen van een maatregel achterwege is gelaten en de klachten voor het overige ongegrond zijn verklaard.

1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarders is op 20 juli 2010 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.

1.3. Op 29 juli 2010 is ter griffie van het hof een repliek van de zijde van klager ingekomen.

1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof op 9 september 2010. Klager en de gerechtsdeurwaarder sub 2 zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd, de gerechtsdeurwaarder sub 2 aan de hand van een pleitnotitie.

2. De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3. De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4. Het standpunt van klager

Klager heeft de gerechtsdeurwaarders verweten dat zij in de zaak tegen zijn zoon meer malen ernstig zijn te kort geschoten De klacht omvat nader gepreciseerd 3 onderdelen:

a. de gerechtsdeurwaarders wordt verweten dat zij niet hebben gereageerd op het verzoek van klager de lopende de invorderingsacties tegen zijn zoon op te schorten;

b. voorts beschouwt klager het leggen van beslag en de verdere gedragingen van de gerechtsdeurwaarders ten tijde van het beslag, te weten kort na zijn brief van 22 oktober 2008, gegeven de omstandigheden in strijd met de vereiste zorgvuldigheid;

c. ten slotte verwijt klager de gerechtsdeurwaarders dat zij in strijd met de gemaakte afspraak het voldane bedrag ter voldoening van de schulden van zijn zoon hebben gebruikt.

5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de stellingen van klager gemotiveerd weersproken.

6. De beoordeling

6.1. Het hof is - met de kamer - van oordeel dat de klachtonderdelen zoals hiervoor weergegeven onder 4 a en b ongegrond zijn en verenigt zich met de beslissing van de kamer in deze en de gronden waarop deze berusten, zoals omschreven in de bestreden beslissing onder 4.5 en 4.6.

6.2. Ten aanzien van het klachtonderdeel betreffende de onduidelijke communicatie (zie hiervoor onderdeel c onder 4) is het hof van oordeel dat dit klachtonderdeel terecht door klager is voorgedragen. Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat een maatregel niet achterwege kan blijven omdat volgens het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarders in eerste aanleg – bijlage 22, brief van 16 november 2009,

ad Het onderzoek, is dat de medewerker van de gerechtsdeurwaarders in het telefoongesprek met de echtgenote van klager op 22 juli 2009 zijn naam niet heeft willen noemen. Hoewel hieruit de inhoud van het gesprek niet kan worden opgemaakt, kan uit die brief van 16 november 2009 wel worden geconcludeerd dat er telefonisch contact is geweest. Een en ander wordt bevestigd in de reactie op het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarders zoals ingediend door klager van 27 juli 2010. Hierbij is ter adstructie van de stelling van klager een specificatie van de telefoongesprekken van klager overgelegd. Daaruit blijkt dat er op 22 juli 2009 een telefoongesprek met het kantoor van klagers is gevoerd, dat 9.45 minuten heeft geduurd.

Hoewel het hof de inhoud van het gesprek niet heeft vast kunnen stellen, had het op de weg van de gerechtsdeurwaarders gelegen om klager als toen mede te delen dat zij bezig waren met de executie van het vonnis op het vermogen van klager en dat zij de betaling zouden aanwenden ter voldoening van de schulden ter voorkoming van de executie. Nu zij dit hebben nagelaten hebben zij klachtwaardig gehandeld en acht het hof de maatregel van berisping passend en geboden. Aangezien het hof op andere gronden tot een oordeel is gekomen dan de kamer kan de beslissing van de kamer op het punt van de maatregel niet in stand blijven.

6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.

6.4. Het hiervoor voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

7. De beslissing

Het hof:

- vernietigt de beslissing van de kamer voor wat betreft het niet opleggen van een maatregel en, in zoverre, opnieuw rechtdoende:

- verklaart het klachtonderdeel zoals genoemd in 4 onder c gegrond;

- legt de gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping op;

- bevestigt de beslissing voor het overige.

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A Stille, R.J.Q. Klomp en A.W. Jongbloed en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 8 maart 2011 door de rolraadsheer.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 mei 2010 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 707.2009 ingediend door:

[KLAGER],

wonende te [ ],

klager,

gemachtigde [A],

tegen:

[GERECHTSDEURWAARDER SUB 1]. [gerechtsdeurwaarder sub 2] EN [gerechtsdeurwaarder sub 3],

(wnd) gerechtsdeurwaarders te [ ],

beklaagden,

gemachtigde [gerechtsdeurwaarder sub 2].

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 19 november 2009, ingekomen op 20 november 2009, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna de gerechtsdeurwaarders.

Bij brief van 17 december 2009, ingekomen op 21 december 2009, hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend op de klacht.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 april 2010 alwaar de gemachtigde van klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 25 mei 2010.

1. De Feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a) De gerechtsdeurwaarders hebben twee vorderingen op klager in behandeling gehad. Het betreft de inning van bijdragen aan de Vereniging van Eigenaren (hierna: VVE) waarvan klager lid was. In beide zaken is een vonnis ten nadele van de zoon van klager gewezen en is er beslag gelegd op de onroerende zaak van klager.

b) Bij brief van 22 oktober 2008 heeft de gemachtigde van klager zich tot de gerechtsdeurwaarders gewend met het verzoek om in afwachting van een schuldhulpverleningstraject de lopende invorderingsacties tegen klager op te schorten en opgave te doen van de vorderingen op klager.

c) Bij brieven van 24 oktober 2008 hebben de gerechtsdeurwaarders de verzochte opgave gedaan. In beide brieven staat vermeld:”Deze brief is enkel informatief en geeft u geen uitstel.”

d) Bij brief van 28 oktober 2008 hebben de gerechtsdeurwaarders de werkgever van klager een informatieverzoek ex artikel 479g lid 3 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering gedaan.

e) Bij brief van 31 oktober heeft de gemachtigde van klager zich beklaagd over de gevolgde gang van zaken en de gerechtsdeurwaarders een verzochte machtiging verzonden.

f) Bij brief van 4 november 2008 hebben de gerechtsdeurwaarders de gemachtigde van klager bewijs gevraagd waaruit zou blijken dat de schuldhulpverlening is aangevraagd.

g) Bij brief van 12 november 2008 heeft de gemachtigde van klager het verzochte bewijs aan de gerechtsdeurwaarders toegezonden.

h) Bij brief van 9 juli 2009 heeft de gemachtigde van klager de gerechtsdeurwaarders medegedeeld dat de schuldsanering was mislukt en heeft een nieuw voorstel voor een minnelijke afdoening gedaan.

i) Nadat door de gerechtsdeurwaarders de executie van de onroerende zaak van klager in gang hadden gezet heeft de gemachtigde van klager de gerechtsdeurwaarders bij brief van 21 juli 2009 onder meer het volgende geschreven:” …..Op 9 juli heb ik u een brief gezonden met daarin een voortstel om alsnog tot een minnelijke schuldsanering te komen. Tot op heden heb ik daarop geen reactie van [naam kantoor] ontvangen. Vertrouwelijk deel ik u mede dat ik inmiddels voor een aanzienlijk deel van de schulden een akkoord op mijn voorstel ontvangen heb. Mijn voorstel had voor [naam kantoor] tenminste aanleiding moeten zijn om haar pogingen om tot executoriale verkoop van de woning van mijn zoon over te gaan op te schorten. Dat is kennelijk tot op heden niet gebeurd. (…..). Om mijzelf en mijn zoon alle rechten voor te behouden en om verdere ellende te voorkomen zal ik het volgende doen: Ik maak heden € 3.213,15 over, zijnde het volledige bedrag van de vordering van [naam kantoor] op mijn zoon, over naar rekening [ ] t.n.v. [naam kantoor]. Deze betaling dient door [naam kantoor] tot nader order in depot gehouden te worden. Ik eis van u het volgende: Onmiddellijk na ontvangst van mijn betaling wordt uw verzoek aan de SNS Bank om een aanvang te maken met de veilingprocedure ingetrokken …..”.

j) Bij email van 21 juli 2009 heeft klager zijn brief van 21 juli 2009 aan de gerechtsdeurwaarders verzonden. In antwoord daarop hebben de gerechtsdeurwaarders klager bij email van 22 juli 2009 medegedeeld dat zijn voorstel van 9 juli 2009 aan de VVE was voorgelegd en geen verdere toezeggingen konden worden gedaan of afspraken konden worden gemaakt.

k) Bij brief van 14 augustus 2009 hebben de gerechtsdeurwaarders klager medegedeeld dat zijn verzoek is voorgelegd aan het bestuur van de VVE.

l) Bij brief van 20 augustus 2009 hebben de gerechtsdeurwaarders de gemachtigde van klager onder meer medegedeeld dat de VVE niet akkoord ging met het door klager gedane voorstel. Voorts hebben de gerechtsdeurwaarders medegedeeld dat de gelden die door de gemachtigde van klager op hun rekening waren voldaan, verrekend zouden worden tussen de beide in behandeling zijnde dossiers en dat het gelegde beslag al was opgeheven.

m) Tussen de gemachtigde van klager en de gerechtsdeurwaarders is bij brieven van 22 en 25 augustus 2009, 21 september 2009, 27 oktober 2009, 3, 4, 16 en 19 november 2009 verder gecorrespondeerd over het handelen van de gerechtsdeurwaarder in deze zaak.

2. De klacht

2.1 De gemachtigde van klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarders in hun zaken tegen zijn zoon meerdere malen ernstig tekort zijn geschoten in de zorgvuldige uitoefening van hun beroep. De gerechtsdeurwaarders zijn door de gemachtigde van klager op de hoogte gesteld van het feit dat klager door omstandigheden in ernstige financiële problemen is geraakt. De gemachtigde heeft de gerechtsdeurwaarders daarom verzocht alle tegen zijn zoon lopende invorderingsacties op te schorten.

De gerechtsdeurwaarders hebben hem op dat verzoek twee opgaven verzonden van de bij hen lopende vorderingen op zijn zoon. Op zijn verzoek de lopende invorderingsacties op te schorten is geen reactie gegeven (klachtonderdeel 1).

2.2 Na zijn brief van 22 oktober 2008 hebben de gerechtsdeurwaarders een actie in gang gezet beslag te leggen onder de werkgever van zijn zoon. Kort na het leggen van het beslag is de werkgever failliet gegaan. De gemachtigde van klager beschouwt het leggen van beslag en de verdere gedragingen van de gerechtsdeurwaarders ten tijde van het beslag kort na zijn brief van 22 oktober 2008 gegeven de omstandigheden in strijd met de vereiste zorgvuldigheid (klachtonderdeel 2).

2.3 De gerechtsdeurwaarders hebben na de mislukte minnelijke schuldsanering een nieuwe invorderingsactie opgestart namelijk de executoriale verkoop van de woning van zijn zoon. Juridisch gezien was dit wellicht toegestaan maar gezien het tijdstip waarop dit is gedaan in strijd met de vereiste zorgvuldigheid. De gemachtigde van klager zag zich daarom genoodzaakt bij brief van 21 juli 2009 een nieuw voorstel te doen. Het voorstel hield in de gemachtigde het totale bedrag van de vordering op de rekening van de gerechtsdeurwaarders zou storten. Dit bedrag zou door de gerechtsdeurwaarders tot nader order in depot gehouden dienen te worden. Na ontvangst van de betaling zou het door de gerechtsdeurwaarders aan de Bank gerichte verzoek voor het houden van een executieveiling worden ingetrokken waarna de gemachtigde verwachtte dat de gerechtsdeurwaarders akkoord zouden gaan met zijn in zijn brief van 9 juli 2009 gedane voorstel tot betaling van 38,5 % van de openstaande schuld. De gemachtigde heeft voormeld bedrag aan de gerechtsdeurwaarders overgemaakt met de nadrukkelijke aantekening dat dit bedrag in depot gehouden diende te worden. Een medewerker van de gerechtsdeurwaarders heeft de gemachtigde telefonisch bevestigd dat dit zou gebeuren. In strijd met de gemaakte afspraak hebben de gerechtsdeurwaarder het voldane bedrag gebruikt ter voldoening van de schulden van zijn zoon (klachtonderdeel 3).

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat als beklaagden worden aangemerkt de aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders en de waarnemer van gerechtsdeurwaarder [X]. Hiermee is in de aanhef van de beslissing al rekening gehouden.

4.2 Klager heeft ter zitting aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarders zijn klachten hebben verengd tot een aantal door hen geformuleerde punten en daarmee geen recht hebben gedaan aan zijn klacht die eruit bestaat dat de gerechtsdeurwaarders in deze zaak op allerlei manieren onzorgvuldig hebben gehandeld.

4.4 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplever t.

4.4 Om een klacht te kunnen beoordelen dient eerst vastgesteld te worden over welk handelen of nalaten (door de gemachtigde van klager omschreven als ?allerlei manieren?) een oordeel dient te worden gegeven. De door klager geven formulering is daarvoor te ruim en te algemeen gesteld. De Kamer heeft de klachtonderdelen daarom omschreven als hiervoor onder 2 vermeld. Op die onderdelen zal een beoordeling worden gegeven.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel 1 hebben de gerechtsdeurwaarders verwezen naar de inhoud van hun brieven van 24 oktober 2008. Met die brieven hebben de gerechtsdeurwaarders voldaan aan het verzoek van de gemachtigde om opgave te doen van de vorderingen op zijn zoon. In die brieven staat vermeld dat de brieven enkel informatief van aard zijn en dat er geen uitstel wordt gegeven. Door het gebruik van deze woorden had het voor klager voldoende duidelijk moeten zijn dat de lopende invorderingsacties niet zouden worden opgeschort. Hoewel de gerechtsdeurwaarders er beter aan hadden gedaan dit in die woorden aan de gemachtigde van klager mede te delen, kan niet worden geoordeeld dat zij op dit onderdeel tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld.

4.6 Anders dan klager meent hebben de gerechtsdeurwaarders geen beslag gelegd onder de werkgever van klager. Zij hebben slechts een op de wet gebaseerd informatieverzoek bij de werkgever gedaan. De gerechtsdeurwaarders konden een dergelijk verzoek doen omdat zij beschikten over een ten nadele van klager gewezen vonnis. Omdat de gerechtsdeurwaarders het verzoek om opschorting van de invordering hadden afgewezen, de actie al in gang hadden gezet met het opvragen van het BSN nummer van klager, is het voortzetten van de tenuitvoerlegging van het vonnis niet in strijd met de zorgvuldigheid. Klachtonderdeel 2 dient ongegrond te worden verklaard.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel 3 geldt het volgende. De gemachtigde van klager heeft de gerechtsdeurwaarders bij brief van 21 juli 2009 medegedeeld dat hij om de rechten van zijn zoon en die van zichzelf voor te behouden en verdere ellende te voorkomen het verschuldigde bedrag in depot aan de gerechtsdeurwaarders zou overmaken, wat hij ook heeft gedaan. Aan die overmaking verbond de gemachtigde van klager de eis dat de executie van de woning van klager niet zou worden voortgezet.

4.8 De gerechtsdeurwaarders hebben terecht aangevoerd dat in het kader van de executie van een vonnis geen eisen kunnen worden gesteld. Voor het in depot storten van gelden is overeenstemming tussen beide partijen vereist. Dat die overeenstemming is bereikt kan niet worden afgeleid van de eenzijdige verklaring van de gemachtigde van klager. Dat er een toezegging is gedaan door een medewerker van de gerechtsdeurwaarders hebben zij gemotiveerd bestreden. De gerechtsdeurwaarders hebben aangevoerd dat zij de betreffende medewerker om een reactie hebben gevraagd op dit punt en dat de medewerker zich niet kon herinneren een toezegging te hebben gedaan. Het door klager vermelde telefoongesprek is ook niet meer terug te vinden in de telefoonnotities die van elk telefoongesprek worden opgemaakt en bewaard.

4.9 Nu de gerechtsdeurwaarders het standpunt van klager uitdrukkelijk hebben betwist en gezien hetgeen is aangevoerd nader (bewijs)onderzoek op dit punt niets zal opleveren, kan tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit onderdeel van de klacht niet worden vastgesteld.

4.10 Wel kan de gerechtsdeurwaarders worden verweten dat zij onvoldoende duidelijk hebben gecommuniceerd met de gemachtigde van klager. Het betreft hier een verhouding tussen een professional en een leek die onder druk staat. Heldere communicatie is dan vereist. Dat is hier niet gebeurd. In plaats van de mededeling te doen dat geen toezeggingen konden worden gedaan, wat op zich juist is, hadden de gerechtsdeurwaarders de gemachtigde van klager direct moeten mededelen dat zij bezig waren met de executie van een vonnis op klager en dat zij de betaling zouden beschouwen ter voorkoming van de executie en ter voldoening van de schulden. De gerechtsdeurwaarders hebben ook erkend dat er beter gecommuniceerd had moeten worden. In die zin is het klachtonderdeel terecht voorgesteld.

5. Op grond van het voorgaande acht de Kamer een klachtonderdeel gegrond en de overige klachtonderdelen ongegrond. De Kamer acht geen termen aanwezig om tot opleggen van een maatregel over te gaan.

6. Beslist wordt daarom als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart de klacht dat er onduidelijk met klager is gecommuniceerd gegrond;

- laat het opleggen van een maatregel achterwege;

- verklaart de overige klachten ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. J.C.M. van der Weijden (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 mei 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature