Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Gezamenlijk gezag vereist een voor het kind niet belastend optreden van de ouders. Zij dienen bij gezamenlijk gezag zijn veiligheid (daarmede) niet in gevaar te brengen. Belangrijke beslissingen mogen niet worden geblokkeerd.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Familiesector

Uitspraak : 16 maart 2011

Zaaknummer : 200.070.731/01

Rekestnr. rechtbank : F1 RK 09-529

[appellant],

wonende te [woonplaats],

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. A.T. Bol te Rotterdam,

tegen

[geintimeerde],

wonende te [woonplaats],

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. K. el Joghrafi te Rotterdam-Hoogvliet.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming,

regio Rotterdam-Rijnmond,

locatie Rotterdam,

hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 20 juli 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 3 mei 2010 van de rechtbank Rotterdam.

De moeder heeft op 8 september 2010 een verweerschrift ingediend.

De zaak is op 9 februari 2011 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk, de heer A. El Manouzi;

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

- mevrouw A. Timmers en een stagiaire namens de raad.

De advocaten van partijen hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de tussenbeschikking van de rechtbank van 27 juli 2009 en de bestreden beschikking.

Bij de tussenbeschikking van 27 juli 2009 is onder meer de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is de zaak ten aanzien van het gezag over de minderjarige [de minderjarige], geboren [in 2006] te [geboorteplaats], hierna te noemen: de minderjarige, en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van de minderjarige aangehouden en verwezen naar een nader te bepalen gezagszitting.

Bij de bestreden beschikking is, uitvoerbaar bij voorraad, het gezamenlijk gezag van de vader en de moeder beëindigd en is bepaald dat het gezag over de minderjarige thans alleen aan de moeder toekomt. Het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling is afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. Vaststaat dat de echtscheidingsbeschikking op 30 oktober 2009 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is het ouderlijk gezag over de minderjarige, alsmede de omgang tussen de vader en de minderjarige.

2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling, inhoudende dat hij iedere week van zaterdag 12.00 uur tot zondag 12.00 uur omgang heeft met de minderjarige, toe te wijzen, althans een dusdanige omgangsregeling c.q. toedeling van zorg- en opvoedingstaken vast te stellen als het hof in goede justitie vermeent te behoren, en voorts het verzoek van de moeder tot wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag in een eenhoofdig gezag zijdens de moeder, af te wijzen.

3. De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt bij beschikking de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking, zonodig onder het verbeteren van gronden, te bekrachtigen. Ter terechtzitting heeft de moeder haar verweer gewijzigd in die zin, dat zij thans verzoekt de bestreden beschikking ten aanzien van de omgang te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de vader het recht op omgang met de minderjarige te ontzeggen.

Hoor en wederhoor

4. Het hof overweegt als volgt. Voor zover de vader stelt dat sprake is van een schending van het beginsel van hoor en wederhoor doordat hij zijn mening niet aan de rechtbank kenbaar heeft kunnen maken, is dit gebrek in hoger beroep hersteld, nu de vader in hoger beroep alsnog voldoende heeft kunnen reageren op de door de moeder in eerste aanleg ingenomen standpunten. Gelet hierop gaat het hof aan de derde grief van de vader voorbij.

Gezag

5. De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er sprake is van een grote tegenstelling tussen partijen en dat wijziging van het gezag daarom in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Hij betoogt dat de verslechterde communicatie tussen hem en de moeder puur en alleen zag op de echtscheiding. De vader betwist dat hij nog contact met de moeder heeft gezocht nadat de echtscheiding is uitgesproken. Naar zijn mening had de rechtbank op zijn minst moeten onderzoeken of er nog steeds sprake was van een grote tegenstelling tussen de vader en de moeder. De vader stelt dat hij geenszins voornemens is de minderjarige mee te nemen naar het buitenland. Hij woont inmiddels duurzaam in Nederland en wenst hier dan ook te blijven. De vader acht het in het belang van de minderjarige dat hij betrokken blijft bij de beslissingen rondom de opvoeding en verzorging van de minderjarige.

6. De moeder stelt zich op het standpunt dat gezamenlijke gezagsuitoefening geenszins in het belang van de minderjarige is. Zij betoogt dat de vader zich naar haar toe zeer agressief en gewelddadig heeft gedragen. De vader heeft in dit kader een huisverbod opgelegd gekregen. Daarnaast is hij strafrechtelijk veroordeeld voor strafbare feiten die hij jegens de moeder heeft begaan. De moeder heeft zich genoodzaakt gezien om professionele hulp in te schakelen om zodoende beschermd te worden tegen de vader. Zij maakt ook thans nog gebruik van het Aware-alarmsysteem. De moeder wijst erop dat de verblijfsstatus van de vader nog niet definitief is en dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning in het verleden is afgewezen. Naar de mening van de moeder is het in het belang van de minderjarige dat de moeder beslissingen kan nemen zonder daarbij gehinderd te worden door de vader. Constructief overleg tussen partijen over belangrijke onderwerpen aangaande de minderjarige is niet mogelijk , aldus de moeder.

7. Namens de raad is ter terechtzitting verklaard dat de vader en de moeder lijnrecht tegenover elkaar staan en dat de minderjarige daar tussenin zit. De raad maakt zich zorgen over de minderjarige.

8. Het hof overweegt als volgt. Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren kan dat betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, ligt eenhoofdig gezag van een van de ouders niet in de rede, tenzij andere redenen een wijziging van het gezag noodzakelijk maken.

9. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat er sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen de vader en de moeder. In de periode rond de echtscheiding in 2009 is de vader strafrechtelijk veroordeeld wegens gewelddadig gedrag jegens de moeder. Sinds februari 2009 heeft de moeder onafgebroken de beschikking over het zogenaamde Aware-alarmsysteem, een alarmsysteem waarmee zij de politie kan alarmeren indien zij door de vader wordt lastiggevallen. Deze alarmaansluiting is tot twee keer toe verlengd. Ter terechtzitting heeft de moeder te kennen gegeven dat de vader haar nog altijd niet met rust laat. Op grond van het voorgaande is aannemelijk dat de situatie rondom de moeder door toedoen van de vader duurzaam onveilig is, hetgeen direct met zich brengt dat ook de veiligheid van de minderjarige niet is gegarandeerd. Onder de gegeven omstandigheden acht het hof de vader en de moeder niet in staat tot een gezamenlijke uitoefening van het gezag over de minderjarige op een wijze die voor de minderjarige niet belastend is en haar veiligheid niet in gevaar brengt. Het hof verwacht niet dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. Naar het oordeel van het hof is het dan ook in het belang van de minderjarige noodzakelijk dat de moeder alleen is belast met het gezag over de minderjarige.

10. Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover daarbij het gezamenlijk gezag van de vader en de moeder is beëindigd en aan de moeder het eenhoofdig gezag over de minderjarige is toegewezen.

Omgang

11. De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat een omgangsregeling niet in het belang van de minderjarige is. Hij betoogt dat hij altijd een goede band heeft gehad met de minderjarige. In eerste aanleg heeft de vader te kennen gegeven dat hij alles wil doen wat nodig is om tot een herstel van het contact tussen hem en de minderjarige te komen. Hij is bereid om mee te werken aan een raadsonderzoek, een vorm van mediation of begeleide omgang. Volgens de vader is de rechtbank ten onrechte aan dit alles voorbijgegaan.

12. De moeder stelt zich op het standpunt dat een omgangsregeling met de vader geenszins in het belang van de minderjarige is. Zij wijst erop dat de rechtbank niet verplicht was om een raadsonderzoek te gelasten. De moeder betoogt dat de rechtbank niet heeft getwijfeld over de haalbaarheid van een omgangsregeling. Het was meteen al duidelijk dat een omgangsregeling in de onderhavige zaak niet tot de mogelijkheden behoorde, aldus de moeder.

13. Namens de raad is ter terechtzitting verklaard dat het voor een kind eigenlijk noodzakelijk is dat er tussen ouders enigszins overeenstemming bestaat over de omgang. Nu de vader en de moeder lijnrecht tegenover elkaar staan, vraagt de raad zich af of een raadsonderzoek iets zal opleveren.

14. Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:377a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek hebben het kind en de niet met het gezag belaste ouder recht op omgang met elkaar, tenzij sprake is van één van de in het derde lid van dit artikel limitatief opgesomde gronden voor ontzegging van dit recht, welke gronden als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

15. Het hof acht zich thans voldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen over het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en de minderjarige. Dientengevolge zijn er geen termen aanwezig om een raadsonderzoek te gelasten.

16. Naar het oordeel van het hof is omgang tussen de vader en de minderjarige thans in strijd met de zwaarwegende belangen van de minderjarige. Gebleken is dat de moeder zeer angstig is voor de vader. De angsten van de moeder blijken niet zonder grond te zijn, gegeven het in het verleden jegens hem uitgesproken huisverbod, de strafrechtelijke veroordeling en de rond de moeder getroffen en nog altijd aanwezige veiligheidsmaatregelen. Onder de gegeven omstandigheden kan de moeder de minderjarige niet ondersteunen in de omgang met de vader. De minderjarige is gezien haar jonge leeftijd nog te zeer afhankelijk van de moeder om daarin alleen en zonder ondersteuning van de moeder haar weg te gaan. Het hof neemt bij zijn oordeel voorts in aanmerking dat de verblijfsstatus van de vader in Nederland nog onduidelijk is. Ter terechtzitting heeft de moeder erop gewezen dat de vader in Nederland tot ongewenst vreemdeling is verklaard. De vader heeft aangegeven dat hij tegen de beslissing van 30 september 2010 waarbij hij tot ongewenst vreemdeling is verklaard, in hoger beroep is gegaan.

17. Gelet op het voorgaande ziet het hof aanleiding om de vader het recht op omgang met de minderjarige te ontzeggen.

18. Mitsdien beslist het hof als volgt.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking ten aanzien van de omgang en, in zoverre opnieuw beschikkende:

ontzegt de vader het recht op omgang met de minderjarige;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Mos-Verstraten, Van Leuven en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Verburg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 maart 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature