Uitspraak
Uitspraak
P R O C E S - V E R B A A L
van de mondelinge uitspraak van de
CENTRALE RAAD VAN BEROEP
enkelvoudige kamer
Datum: 16 maart 2011
Aanvang: 10.15 uur
Zitting heeft: mr. T. Hoogenboom.
Griffier: T.J. van der Torn.
________________________________________________________________________
2e zaak, reg.nr.: 09/3492 WAZ
[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker), verschenen bij gemachtigde [v. B.],
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv), vertegenwoordigd door mr. J. Visch.
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft [v. B.] verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 5 juni 2009, 04/1603 WAZ.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
II. OVERWEGINGEN
1. De uitspraak waarvan herziening is verzocht, ziet op weigering van het Uwv aan verzoeker een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen toe te kennen op de grond dat de mate van verzoekers arbeidsongeschiktheid op en na 6 juli 2002 minder dan 25% bedraagt.
2. Verzoeker stelt dat de Raad in de juist genoemde uitspraak ten onrechte niet expliciet een oordeel heeft gegeven over de stelling van verzoeker dat zijn belastbaarheid wordt overschreden in functies in de SBC-codes 264140, 272070 en 272040. Dit is volgens verzoeker in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en ook is sprake van kennelijke misslagen.
3. Het oordeel van de Raad.
3.1. In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden gelegen als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), welke bepaling hier van toepassing is ingevolge artikel 21 van de Beroepswet . De feiten en omstandigheden die verzoeker heeft vermeld, waren bij verzoeker bekend vóór de uitspraak van 5 juni 2009. De Raad verwijst naar de rechtsoverwegingen onder 4.3 en 4.4 van die uitspraak. Dus is niet voldaan aan artikel 8:88, eerste lid, onder b, van de Awb .
3.2. Voor zover verzoeker betoogt dat de beslissing vervat in de uitspraak van de Raad van 5 juni 2009 onjuist is, oordeelt de Raad dat, zoals is overwogen in de uitspraak van de Raad van 3 oktober 2003 (LJN AN7982), het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen.
3.3. Het verzoek om herziening dient te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Waarvan proces-verbaal.
________________________________________________________________________
Utrecht, 16 maart 2011
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) T.J. van der Torn
NW