Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Omgang tussen de vader en de minderjarigen. Artikel 1:377 a, leden 1 en 3, strijd met zwaarwegende belangen van de minderjarigen.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Familiesector

Uitspraak : 9 maart 2011

Zaaknummer : 200.068.687/01

Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-1630

[appellant],

wonende te [woonplaats],

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. S. de Kluiver te ’s-Gravenhage,

tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],

verweerster in hoger beroep

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. E.G.S.N. Asselbergs te ’s-Gravenhage.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming,

regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord,

locatie Den Haag,

hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 14 juni 2010 in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van 20 maart 2009 en 7 mei 2010 van de rechtbank ’s-Gravenhage.

De moeder heeft op 2 augustus 2010 een verweerschrift ingediend.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de vader:

- op 9 juli 2010 een brief van 8 juli 2010 met bijlagen;

van de zijde van de moeder:

- op 17 augustus 2010 een brief van 17 augustus 2010 met bijlagen.

De zaak is op 27 januari 2011 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

- namens de raad: mevrouw M. Koot.

De advocaat van de vader en de advocaat van de moeder hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikkingen.

Bij beschikking van 20 maart 2009 is een beslissing ter zake van de omgangsregeling tussen de vader en de hierna te noemen minderjarigen aangehouden en is de raad verzocht een onderzoek te verrichten, alsmede de rechtbank te rapporteren en te adviseren.

Bij beschikking van 7 mei 2010 is, uitvoerbaar bij voorraad, de vader het recht op omgang ontzegd met de hierna te noemen minderjarigen. Voorts is bepaald dat de moeder met ingang van de datum van de beschikking de vader viermaal per jaar, te weten met Kerstmis, Pasen, in de zomervakantie en in de herfstvakantie, schriftelijk informatie zal verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van de minderjarigen, en daarbij zal voegen een kopie van het laatste schoolrapport en eenmaal per jaar een goed gelijkende recente kleurenfoto van elk van de minderjarigen zal verschaffen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. Onder meer staat het volgende vast:

-uit de moeder zijn geboren:

1. [in 2002]: [de minderjarige 1],

2. [in 2003]: [de minderjarige 2],

(hierna: de minderjarigen);

- de vader heeft de minderjarigen erkend;

- de moeder oefent het gezag over de minderjarigen uit.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de omgang tussen de vader en de minderjarigen.

2. De vader verzoekt de bestreden beschikkingen te vernietigen (naar het hof begrijpt:) voor zover daarin de vader het recht op omgang met de minderjarigen is ontzegd, en, opnieuw beschikkende, een omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen vast te stellen.

3. De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn appel dan wel dat zijn grieven in appel ongegrond worden verklaard en dat de bestreden beschikkingen zullen worden bekrachtigd.

De procedure

4. In zijn eerste grief klaagt de vader dat de rechtbank ten onrechte op verzoek van de moeder haar huidige partner in staat heeft gesteld de zitting van 22 maart 2010 bij te wonen en het bezwaar van de vader zonder enige motivering heeft verworpen. Hij voert daartoe het volgende aan. Uitsluitend wanneer een andere partij instemt, kan een derde de zitting bijwonen. De huidige partner van de vrouw had niet als belanghebbende beschouwd mogen worden.

5. De moeder bestrijdt de grief van de vader en stelt dat sprake is van een discretionaire bevoegdheid van de rechter. Dit is volgens haar niet een beslissing waartegen hoger beroep kan worden ingesteld.

6. Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 803 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geschiedt de mondelinge behandeling met gesloten deuren. In eerste aanleg heeft de rechtbank kennelijk aanleiding gezien de huidige partner van de moeder ter zitting toe te laten, maar is hij niet aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 798 Rv . Gelet daarop kan de feitelijke gang van zaken in eerste aanleg in het midden blijven en gaat het hof aan de eerste grief van de vader voorbij.

7. Naar het oordeel van het hof lenen de tweede tot en met de vierde grief van de vader zich voor gezamenlijke behandeling.

De omgang

8. In deze grieven stelt de vader, kort samengevat, de ontzegging aan de vader van het recht op omgang met de minderjarigen aan de orde. De vader betoogt dat de rechtbank heeft nagelaten het wettelijke uitgangspunt van artikel 1:377a, Burgerlijk Wetboek (BW), tot uitgangspunt te nemen. De vader meent dat het weglaten en niet meewegen van voornoemd wederzijds wettelijk recht en het laten onderzoeken van ontzeggingsgronden vooringenomenheid toont. Dit heeft er volgens de vader toe geleid dat niet het belang van de minderjarigen, hun rechten en het recht van de vader, maar de problematiek van de vader en de weerstand van de moeder doorslaggevend zijn geworden.

9. De moeder heeft vorenstaande grieven gemotiveerd bestreden. Voorts heeft de moeder, onder meer, gesteld dat zij de vader heeft uitgenodigd voor een gesprek om eventueel het contact met de minderjarigen onder haar begeleiding en/of haar huidige partner op te starten, met als voorwaarde dat de vader nuchter zou zijn voor en tijdens het bezoek. De vader heeft nimmer gereageerd op deze uitnodiging. Gelet op het uitblijven van enige reactie voelt de moeder zich nog meer gesterkt in haar overtuiging dat het niet in het belang van de minderjarigen is dat zij hun vader zien.

10. Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 1:377a, eerste lid, BW het kind en de niet met het gezag belaste ouder recht op omgang met elkaar hebben, tenzij sprake is van de in het derde lid van voornoemd artikel limitatief genoemde gronden voor ontzegging van dit recht.

11. Het hof overweegt als volgt. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking van 20 maart 2009 geoordeeld dat een onderzoek door de raad geïndiceerd is. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de vader een recht heeft op omgang met de minderjarigen en dat het onderzoek de vraag dient te betreffen of er sprake is van gronden als genoemd in artikel 1:377a, derde lid, BW , die aan dit recht in de weg staan en zo nee, welke omgangsregeling in het belang van de minderjarigen is. Anders dan de vader betoogt, heeft de rechtbank naar het oordeel van het hof dan ook niet het wettelijke uitgangspunt in de bestreden beschikking achterwege gelaten, laat staan dat is gebleken van enige vooringenomenheid van de rechtbank.

12. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de moeder op zeer jonge leeftijd een relatie is aangegaan met de vader, die op dat moment bij Parnassia werd behandeld voor zijn TBS. Hij is een chronische psychiatrische patiënt, gediagnosticeerd met schizofrenie en alcoholgebruik. Tijdens de relatie van de vader en de moeder zijn de minderjarigen geboren. De minderjarigen zijn tot eind december 2003 door de vader opgevoed. Nadien is er een contactregeling tussen de vader en de minderjarigen tot stand gekomen bij de moeder en haar huidige partner thuis. Wegens alcoholgebruik van de vader en weinig ontplooiing van initiatieven ten aanzien van het contact met de minderjarigen, heeft de moeder uiteindelijk de omgangsregeling beëindigd. De minderjarigen verblijven op dit moment bij de moeder en haar huidige partner in een positieve opvoedingssituatie.

13. Gelet op de korte duur van de opvoeding door de vader en de korte duur van de omgangsregeling is de emotionele binding tussen de minderjarigen en de vader beperkt tot stand gekomen, zodat zij hun vader nauwelijks kennen. Pas vorig jaar zijn zij op de hoogte gesteld van zijn bestaan. Opbouw van contact tussen de vader en de minderjarigen zal derhalve enkel mogelijk zijn vanuit hun vertrouwde omgeving. Daartoe is door de moeder een voorstel gedaan, waar de vader niet mee heeft ingestemd. Op dit moment is er bij de moeder, gelet op de problemen in het verleden en de negatieve reactie ter zitting van de vader op het voorstel van de moeder, onvoldoende draagvlak voor omgang tussen de vader en de minderjarigen. Indien er een omgangsregeling zal worden vastgesteld, zal dit de draagkracht van de moeder te boven gaan, hetgeen bij de minderjarigen zal leiden tot spanningen en/of loyaliteitsproblemen. Het hof is dan ook, met de rechtbank, van oordeel dat omgang op dit moment in strijd is met zwaarwegende belangen van de minderjarige, zodat de tweede, derde en vierde grief van de vader falen.

14. Nu het hof de grieven van de vader ongegrond acht, zal de bestreden beschikking worden bekrachtigd.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Dijk, Mink en Hulsebosch, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 maart 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature