Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Ondertoezichtstelling - beëindiging van de ondertoezichtstelling ten aanzien van één van de twee minderjarigen, de andere minderjarige is achttien geworden zodat ondertoezichtstelling van hem van rechtswege is komen te vervallen.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Familiesector

Uitspraak : 22 december 2010

Zaaknummer : 200.076.221/01

Rekestnr. rechtbank : JE RK 10-617

[appellant],

wonende te [woonplaats],

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. P. Hoogenraad te Maassluis,

tegen

de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,

gevestigd te Rotterdam,

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: Jeugdzorg.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming,

regio Rotterdam-Rijnmond,

locatie Rotterdam,

hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 29 oktober 2010 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 13 september 2010 van de kinderrechter in de rechtbank te Rotterdam.

Jeugdzorg heeft op 29 november 2010 een verweerschrift ingediend.

De raad heeft het hof bij brief van 11 november 2010 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.

Van de zijde van de moeder is bij het hof op 26 november 2010 nog een aanvullend stuk ingekomen.

Op 1 december 2010 is de zaak mondeling behandeld ten overstaan door mr. Kamminga, raadsheer-commissaris. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en Jeugdzorg. De aanwezigen hebben het woord gevoerd. De hierna te noemen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in raadkamer gehoord.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is, uitvoerbaar bij voorraad, de duur van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] verlengd tot 17 december 2010 en de duur van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] verlengd tot

15 juni 2011.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. Onder meer staat het navolgende vast.

- uit de moeder zijn geboren:

[minderjarige 1], geboren [in 1992], verder: [minderjarige 1], en

[minderjarige 2], geboren [in 1996], verder: [minderjarige 2].

- de vader van [minderjarige 1] en [minderjarige 2], [de vader], is op [in 2010] overleden.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil zijn:

- de verlenging van de duur van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] tot 17 december 1992;

- de verlenging van de duur van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] tot 15 juni 2010.

2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, Jeugdzorg alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in het inleidende verzoek strekkende tot (ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]; het hof begrijpt:) verlenging van de duur van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2], althans dit verzoek af te wijzen.

3. Jeugdzorg bestrijdt het beroep en vraagt de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep, strekkende tot vernietiging van de bestreden beschikking, af te wijzen.

De procedure

4. Het hof ziet aanleiding eerst de eerste grief van de moeder te behandelen. In deze grief klaagt de moeder, onder andere, dat de kinderrechter ten onrechte in de bestreden beschikking enkel heeft vermeld dat de ouders behoorlijk zijn opgeroepen en niet ter terechtzitting zijn verschenen. Ter onderbouwing van haar klacht stelt de moeder dat zij voldoende onderbouwd heeft verzocht om de mondelinge behandeling aan te houden omdat de vader van de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zeer ernstig ziek was en op sterven lag. De dag na de bestreden beslissing is de vader overleden.

5. Het hof overweegt als volgt. Nu de moeder in hoger beroep ten volle in de gelegenheid is gesteld om haar standpunt nader toe te lichten kan de feitelijke gang van zaken in eerste aanleg in het midden blijven.

De verlenging van de duur van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]

6. De moeder stelt – kort samengevat – dat de kinderrechter ten onrechte de duur van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heeft verlengd. Zij voert daartoe onder meer het volgende aan. De moeder heeft zelf hulp gezocht bij diverse hulpverlenende instanties. Dat de moeder alle hulp afwijst, is dan ook onjuist. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben een sociaal netwerk.

7. Jeugdzorg bestrijdt het standpunt van de moeder en voert het volgende daartoe aan. Er is geen verbetering zichtbaar na de aanvang van de ondertoezichtstelling. Er kan niet gewerkt worden aan de doelen van de ondertoezichtstelling en er is weinig zicht op [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. [minderjarige 1] is gediagnosticeerd met PDD-NOS, waardoor hij meer ondersteund zal moeten worden dan een ander kind. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hebben ontwikkelingsbedreigingen op het gebied van emotie, cognitie, sociale vaardigheden en het ontwikkelen van hun autonomie ten opzichte van hun opvoeder. Daarbij komt dat zij niet toekomen aan hun rouwverwerking.

8. Het hof overweegt dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] op 17 december 2010 – de dag dat hij 18 jaar is geworden – van rechtswege is komen te vervallen. De moeder heeft daarom geen belang meer bij haar hoger beroep ten aanzien van de verlenging van de duur van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1], zodat dit moet worden verworpen.

9. Ten aanzien van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2], overweegt het hof als volgt. De duur van de ondertoezichtstelling kan slechts worden verlengd indien de gronden daarvoor, zoals vermeld in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek nog steeds aanwezig zijn. Bij zijn beoordeling dient het hof derhalve te onderzoeken of [minderjarige 2] bij het uitblijven of beëindigen van de ondertoezichtstelling zodanig zal opgroeien, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen dan wel gezondheid ernstig wordt bedreigd en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen.

10. Het hof stelt vast dat de door Jeugdzorg aangevoerde zorgen in haar verweerschrift in hoger beroep met name betrekking hebben op [minderjarige 1]. Desgevraagd heeft de gezinsvoogd ter terechtzitting verklaard dat de zorgen bij Jeugdzorg ten aanzien van [minderjarige 2] er in bestaan dat hij een stille jongen is. Jeugdzorg ziet [minderjarige 2] zo goed als niet en kent hem niet; er is geen zicht zijn sociale en emotionele ontwikkeling.

11. Het hof is, gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting, van oordeel dat de continuïteit in de dagelijkse verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] voldoende gewaarborgd is. Het hof overweegt daartoe als volgt. Met [minderjarige 2] gaat het op dit moment goed. Hij haalt goede cijfers op school en in zijn vrije tijd doet hij aan korfbal. Indien er problemen zijn met het huiswerk van [minderjarige 2] dan kan de broer van de vader, die remedial teacher is, hem daarmee begeleiden. Van een vervuilde thuissituatie is geen sprake (meer). Het hof gaat er van uit dat de moeder, indien [minderjarige 2] te kennen geeft dat hij daar behoefte aan heeft, zich zal richten tot de gespecialiseerde hulpverlenende instanties voor de verwerking van het vroegtijdige overlijden van zijn vader. Dit heeft zij, zo heeft de moeder onweersproken ter terechtzitting verklaard, reeds eerder gedaan door met [minderjarige 2] (en [minderjarige 1]) een bezoek te brengen aan de psycholoog.

12. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de wettelijke gronden voor een ondertoezichtstelling niet meer aanwezig zijn. Hetgeen Jeugdzorg te dien aanzien heeft aangevoerd houdt evenmin een grond voor verlenging van de ondertoezichtstelling tot 15 juni 2011. Het hof zal dan ook de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] per heden opheffen. De bestreden beschikking dient in zoverre te worden vernietigd.

13. Derhalve wordt beslist als volgt.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking voor zover het betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] voor de periode ingaande 22 december 2010;

heft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] op met ingang van 22 december 2010;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

verwerpt het hoger beroep van de moeder ten aanzien van de verlenging van de duur van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1];

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Mos-Verstraten en Van der Burght, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2010.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature