Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 18 mei 2010 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Plukon Poultry B.V. (hierna: Plukon Poultry) een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting voor de bereiding van voedingsmiddelen op het perceel Industrieweg 36 te Wezep. Dit besluit is op 26 mei 2010 ter inzage gelegd.

Uitspraak



201006495/1/M2.

Datum uitspraak: 30 maart 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

het college van burgemeester en wethouders van Oldebroek,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 18 mei 2010 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Plukon Poultry B.V. (hierna: Plukon Poultry) een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting voor de bereiding van voedingsmiddelen op het perceel Industrieweg 36 te Wezep. Dit besluit is op 26 mei 2010 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 28 augustus 2010.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 februari 2011, waar het college, vertegenwoordigd door J.C. Kaat, werkzaam bij de gemeente, en S.F.M. Anzion en C. Struikenkamp, is verschenen. Voorts is ter zitting Plukon Poultry, vertegenwoordigd door J.M. Wit en M.W.L. ten Horn, als partij gehoord.

2. Overwegingen

Overgangsrecht Wabo

2.1. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.2, tweede lid van de Invoeringswet Wabo , volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.

Vergunningsituatie

2.2. Bij besluiten van 11 juli 1995 en 17 december 1996 zijn voor de inrichting onderscheidenlijk een revisievergunning en een veranderingsvergunning verleend die in hoofdzaak zien op het slachten van pluimvee en het verwerken van pluimveevlees. De bij het bestreden besluit verleende revisievergunning heeft betrekking op het verwerken van pluimveevlees, het produceren van 'ready meals' en 'meal components' op basis van grondstoffen van zowel dierlijke als plantaardige aard, het verpakken en distribueren van de eindproducten en enkele nevenactiviteiten.

Beslistermijn

2.3. [appellant] voert aan dat het bestreden besluit ten onrechte niet binnen de daartoe in artikel 3:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn van zes maanden is genomen. Hij brengt naar voren dat tussen het moment van indiening van de aanvraag en het moment waarop de ontwerpbeschikking ter inzage is gelegd reeds tweeënhalf jaar was verstreken. Volgens [appellant] had de besluitvorming zeker in dit geval niet zo lang mogen duren, onder meer omdat in de jaren voorafgaand aan het verlenen van de nieuwe revisievergunning in afwijking van de vergunningen uit 1995 en 1996 reeds veranderingen in de inrichting zijn doorgevoerd.

2.3.1. Een overschrijding van de wettelijke beslistermijn tast de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet aan, zodat deze beroepsgrond niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Voor zover voorafgaand aan het bij het bestreden besluit verlenen van de nieuwe revisievergunning in strijd met de vergunningen uit 1995 en 1996 is gehandeld, was dat een kwestie van handhaving van die vergunningen.

De beroepsgrond faalt.

Volledigheid aanvraag

2.4. [appellant] stelt dat de aanvraag onvolledig is. Volgens hem ontbreekt een beschrijving van milieukritische bedrijfsprocessen, de daaraan ten grondslag liggende ontwerpcriteria en onderhouds- en gebruikerscriteria. Verder ontbreekt volgens [appellant] informatie over onder meer de koelsystemen, en zijn de plattegrondtekeningen bij de aanvraag onvoldoende gedetailleerd.

2.4.1. Gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verhandeld, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen voor het milieu.

De beroepsgrond faalt.

Vermelden toepasselijke regelgeving

2.5. [appellant] voert aan - zo begrijpt de Afdeling zijn betoog - dat in het bestreden besluit ten onrechte niet duidelijk is gemaakt welke algemene maatregelen van bestuur op de inrichting van toepassing zijn, vooral wat betreft de koelsystemen en de opslag van zuurstof.

2.5.1. Het college is niet op grond van enige wettelijke bepaling verplicht om in het bestreden besluit te vermelden welke algemene maatregelen van bestuur op de inrichting van toepassing zijn. Voor de beantwoording van de vraag of een algemene maatregel van bestuur van toepassing is, is ook niet bepalend of deze is vermeld in het bestreden besluit. Of een algemene maatregel van bestuur van toepassing is, volgt uit die regeling zelf.

De beroepsgrond faalt.

Algemeen toetsingskader

2.6. Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Het tweede lid, aanhef en onder a, van dit artikel bepaalt dat de vergunning in ieder geval wordt geweigerd indien door verlening daarvan niet kan worden bereikt dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.

Ingevolge artikel 8.11, tweede lid kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Uit artikel 8.11, tweede en derde lid, volgt dat de vergunning moet worden geweigerd indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.

Bij de toepassing van de hiervoor genoemde bepalingen komt het college een zekere beoordelingsvrijheid toe.

Legionellabesmetting

2.7. [appellant] voert aan dat moet worden gevreesd voor legionellabesmetting vanwege het gebruik van zogenoemde natte koeltorens. Volgens hem had het college ter voorkoming van de risico's voorschriften aan de vergunning moeten verbinden.

2.7.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de maatregelen die in de inrichting ter voorkoming van legionellabesmetting worden getroffen, zoals die in de van de vergunning deel uitmakende aanvraag zijn omschreven, toereikend zijn om onaanvaardbare besmettingsrisico's te voorkomen. Het college acht het daarom niet nodig om nadere voorschriften aan de vergunning te verbinden. [appellant] heeft geen argumenten aangedragen die aanleiding geven voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen.

De beroepsgrond faalt.

Opslag van zuurstofgas

2.8. [appellant] voert aan dat de risico's die zijn verbonden aan de opslag van gasvormige zuurstof onvoldoende zijn beperkt. Volgens hem had het college nadere voorschriften aan de vergunning moeten verbinden met het oog op het voorkomen van brand- en explosiegevaar.

2.8.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de vergunningvoorschriften 15.10 tot en met 15.13 toereikend zijn ter voorkoming van onder meer brand- en explosiegevaar die de opslag van zuurstofgas in de inrichting met zich brengt. In deze voorschriften zijn - in aanvulling op het volgens het college van toepassing zijnde Warenwetbesluit drukapparatuur - vanwege de specifieke eigenschappen van zuurstofgas eisen gesteld met betrekking tot onder meer de te gebruiken leidingmaterialen en het vetvrij houden van de installaties.

2.8.2. [appellant] heeft geen argumenten aangedragen die, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verhandeld, aanleiding geven voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zich niet zodanige risico's voordoen, dat dit zou moeten leiden tot het aan de vergunning verbinden van nadere voorschriften.

De beroepsgrond faalt.

Ondergrondse opslag van dieselolie

2.9. [appellant] betoogt dat de aan de vergunning verbonden voorschriften ten aanzien van de ondergrondse opslag van dieselolie in de inrichting niet toereikend zijn ter bescherming van het milieu. Hij voert hierbij onder meer aan dat het college heeft miskend dat de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 28 "Vloeibare aardolieproducten. Afleverinstallaties en ondergrondse opslag" (hierna: PGS 28) in 2009 is gewijzigd. Verder stelt [appellant] dat het niet nodig is om dieselolie in de inrichting op te slaan aangezien voldoende pompstations voorhanden zijn.

2.9.1. Uit de vergunningvoorschriften 17.1 en 17.2, voor zover hier van belang, volgt dat wat betreft de opslag van dieselolie in de inrichting moet worden voldaan aan de PGS 28 van - zo is in de voorschriften vermeld - maart 2005. Wat betreft de door [appellant] genoemde wijziging van de PGS 28 stelt het college dat weliswaar wordt gewerkt aan een herziene versie, maar dat deze ten tijde van het nemen van het bestreden besluit nog niet was gepubliceerd. Niet is gebleken dat deze stelling van het college onjuist is. Derhalve heeft het college bij zijn beoordeling - en het aan de vergunning verbinden van de voorschriften 17.1 en 17.2 - in zoverre mogen uitgaan van de PGS 28 van maart 2005.

[appellant] heeft geen argumenten aangedragen die aanleiding geven voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorschriften 17.1 en 17.2 wat de opslag van dieselolie betreft toereikend zijn ter bescherming van het milieu.

Uit het stelsel van de Wet milieubeheer volgt dat het bevoegd gezag dient te beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend. Voor een beoordeling van de noodzaak van de opslag van dieselolie in de inrichting

- zoals [appellant] die kennelijk voorstaat - is binnen het kader van de toetsing van de Wet milieubeheer geen ruimte.

De beroepsgrond faalt.

Geluidhinder vanwege het verkeer van en naar de inrichting

2.10. [appellant] betoogt dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met geluidhinder die wordt veroorzaakt door het verkeer van en naar de inrichting. Hij voert aan dat het gedeelte van de Puttensteinsveldweg vanaf het kruispunt met de Industrieweg en de Engelandsweg tot aan het terrein van de inrichting van Plukon Poultry (hierna aangeduid als de toegangsweg) alleen wordt gebruikt door het verkeer van en naar de inrichting van Plukon Poultry en de naastgelegen inrichting.

2.10.1. Het college stelt zich op het standpunt dat het verkeer van en naar de inrichting zich ter hoogte van woningen van derden niet meer onderscheidt van ander verkeer, zodat de daardoor veroorzaakte geluidhinder niet bij de beoordeling van de aanvraag behoeft te worden betrokken.

2.10.2. Verkeer van en naar de inrichting is in het kader van vergunningverlening aan die inrichting slechts een relevante geluidbron, indien de geluidhinder toegerekend kan worden aan het in werking zijn van de inrichting. Dit is het geval zolang dit verkeer zich door zijn rijgedrag onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de weg kan bevinden.

Blijkens de stukken, waaronder het akoestisch rapport, en het verhandelde ter zitting, rijdt het verkeer van en naar de inrichting van Plukon Poultry over de toegangsweg naar het kruispunt met de doorgaande wegen Industrieweg en de Engelandsweg en het verlengde van de Puttensteinsveldweg. De toegangsweg wordt ook gebruikt door het verkeer van en naar de naastgelegen inrichting. Er is geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het college dat het verkeer van en naar de inrichting van Plukon Poultry zich ter plaatse van de woningen van derden aan de Industrieweg, de Puttensteinsveldweg en de Engelandsweg niet meer onderscheidt van het overige verkeer dat zich op deze wegen kan bevinden. De door het verkeer van en naar de inrichting veroorzaakte geluidhinder is ter plaatse van deze woningen derhalve niet toe te rekenen aan het in werking zijn van de inrichting.

De beroepsgrond faalt.

Geluidhinder vanwege de activiteiten in de inrichting

2.11. [appellant] betoogt dat het college bij het stellen van geluidgrenswaarden - wat de omgeving van de woningen aan de Industrieweg, de Puttensteinsveldweg en de Engelandsweg betreft - ten onrechte de aan de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (hierna: de Handreiking) ontleende omgevingskwalificatie woonwijk in de stad als uitgangspunt heeft gehanteerd. Hij voert aan dat deze kwalificatie zich niet verdraagt met het geldende bestemmingsplan. Volgens [appellant] had het college een eigen geluidbeleid moeten vaststellen waarin rekening wordt gehouden met de specifieke eigenschappen van de omgeving.

2.11.1. Het college heeft voor de beoordeling van de van de inrichting te duchten geluidhinder hoofdstuk 4 van de Handreiking als uitgangspunt gehanteerd. In de Handreiking is bepaald dat zolang er nog geen gemeentelijke nota industrielawaai is vastgesteld bij het opstellen van de geluidvoorschriften gebruik moet worden gemaakt van de systematiek van richt- en grenswaarden zoals die in hoofdstuk 4 van de Handreiking zijn opgenomen. In de Handreiking staan richtwaarden vermeld die zijn gerelateerd aan de aard van de woonomgeving - een landelijke omgeving, een rustige woonwijk, weinig verkeer of een woonwijk in de stad - en die als uitgangspunt worden gehanteerd bij het stellen van geluidgrenswaarden.

2.11.2. In de gemeente Oldebroek is geen gemeentelijke geluidnota vastgesteld. Het college heeft daarom aansluiting kunnen zoeken bij de systematiek van omgevingsgerelateerde richtwaarden uit de Handreiking. Bij de kwalificatie van de omgeving in de zin van de Handreiking is de bestemming die het desbetreffende gebiedsdeel op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan heeft niet van belang. De kwalificatie van de omgeving in de zin van de Handreiking heeft - anders dan [appellant] veronderstelt - geen gevolgen voor het geldende planologische regime.

De Afdeling acht het standpunt van het college, dat voor de toepassing van de Handreiking de kwalificatie van deze omgeving als woonwijk in de stad in dit geval het meest passend is, niet onjuist.

De beroepsgrond faalt.

Vergunning voor onbepaalde tijd

2.12. [appellant] voert aan dat ten onrechte een vergunning voor onbepaalde tijd is verleend.

2.12.1. Ingevolge artikel 8.17, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan in een vergunning worden bepaald dat zij slechts geldt voor een daarbij vast te stellen termijn van ten hoogste vijf jaar, indien:

a. de inrichting waarop de vergunning betrekking heeft, naar haar aard tijdelijk is;

b. uit de aanvraag blijkt dat de vergunning slechts voor een daarbij aangegeven termijn wordt gevraagd;

c. dat nodig is in het belang van het ontwikkelen van werkwijzen in de inrichting, die minder nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken;

d. dat nodig is in verband met het ontwikkelen van een beter inzicht in de gevolgen van de inrichting voor het milieu.

Ingevolge het tweede lid worden bij algemene maatregel van bestuur categorieën van inrichtingen waarin afvalstoffen nuttig worden toegepast of worden verwijderd, aangewezen, ten aanzien waarvan de vergunning, voor zover zij deze handelingen betreft, slechts geldt voor een bij de vergunning te stellen termijn van ten hoogste tien jaar. Bij de maatregel kan worden bepaald dat de aanwijzing slechts betrekking heeft op daarbij aangegeven categorieën van gevallen.

Ingevolge het derde lid wordt in een vergunning bepaald dat zij slechts geldt voor een daarbij aangegeven termijn, voor zover dat is bepaald bij een algemene maatregel van bestuur, die is vastgesteld ter uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie. De bij de maatregel aangegeven termijn kan zo nodig afwijken van de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen.

2.12.2. De situaties die zijn beschreven in het tweede en derde lid van artikel 8.17 van de Wet milieubeheer doen zich hier niet voor. Het eerste lid, aanhef en onder a of b, is hier evenmin aan de orde. Het college neemt het standpunt in dat geen aanleiding bestaat voor het verlenen van een vergunning voor onbepaalde tijd op grond van het eerste lid, aanhef en onder c of d. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het college zich niet in redelijkheid op dat standpunt heeft kunnen stellen.

De beroepsgrond faalt.

Slotoverwegingen

2.13. Het beroep is ongegrond.

2.14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en drs. W.J. Deetman en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van staat.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Timmerman

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2011

431-687.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature