Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 6 juli 2010 heeft het college aan Nova Vastgoed Ontwikkeling B.V. onder vrijstelling van het bestemmingsplan bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van 87 woningen inclusief parkeervoorzieningen en loopdek op een perceel nabij Grutto 2 te Mijdrecht.

Uitspraak



201102298/1/H1 en 201102298/2/H1.

Datum uitspraak: 23 maart 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

[appellant A], [appellant B], [appellant C], [appellant D], [appellant E], [appellant F], [appellant G], [appellant H], [appellant I], [appellant J], [appellant K] en [appellant L], allen wonend te [woonplaats] (hierna: [appellant] en anderen),

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht (hierna: de voorzieningenrechter) van 24 januari 2011 in de zaken nrs. 10/4132 en 11/2 in het geding tussen:

[appellant] en anderen

en

het college van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen (hierna: het college).

1. Procesverloop

Bij besluit van 6 juli 2010 heeft het college aan Nova Vastgoed Ontwikkeling B.V. onder vrijstelling van het bestemmingsplan bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van 87 woningen inclusief parkeervoorzieningen en loopdek op een perceel nabij Grutto 2 te Mijdrecht.

Bij besluit van 15 december 2010 heeft de raad van de gemeente De Ronde Venen de door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaren, voor zover gericht tegen de verleende vrijstelling, gegrond verklaard, doch die vrijstelling onder aanvulling van de motivering ervan bekrachtigd.

Bij besluit van 16 december 2010 heeft het college de door [appellant] en anderen tegen het besluit van 6 juli 2010 gemaakte bezwaren, voor zover gericht tegen de verleende bouwvergunning, ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 24 januari 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter het door [appellant A] tegen het besluit van 16 december 2010 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en het door de overigen ingestelde beroep ongegrond. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 februari 2011, hoger beroep ingesteld. Voorts hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 maart 2011, waar [appellant L], bijgestaan door J. Platvoet, het college en de raad, beide vertegenwoordigd door mr. A. de Vink-Bregman, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [belanghebbende] - te wier naam de bouwvergunning en vrijstelling zijn gesteld - , vertegenwoordigd door C.W. Duchart en [gemachtigde], gehoord.

2. Overwegingen

2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2.2. Het college betoogt tevergeefs dat het hoger beroep, voor zover ingesteld door [appellant A], niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat zij niet voorkomt in de lijst van personen die tegen het besluit van 6 juli 2010 bezwaar hebben gemaakt. Nu [appellant A] niet-ontvankelijk is verklaard in het door haar ingestelde beroep, kon zij tegen de uitspraak, waarbij dat is gebeurd, hoger beroep instellen. Omdat het hogerberoepschrift echter geen gronden bevat die tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het door haar ingestelde beroep zijn gericht, dient het hoger beroep, voor zover ingesteld door [appellant A], ongegrond te worden verklaard. Hierna worden de overige appellanten aangeduid als: [appellant] en anderen.

2.3. Het bouwplan voorziet in de oprichting van aaneengesloten woningen met een hoogte van 9,30 m, een gebouw met 12 appartementen met kap met een hoogte van 14,80 m en een appartementengebouw met 64 appartementen, waarvan een deel is voorzien van een kap met een hoogte van 14,80 m en een deel van een plat dak met een hoogte van 9,30 m en waarvan het kopgebouw op de hoek Roerdomp/Hoofdweg een hoogte heeft van 17,76 m.

Op de gronden waarop het bouwplan is voorzien rust ingevolge het bestemmingsplan "Mijdrecht Woongebied Zuid 2003" de bestemming "Recreatieve doeleinden". Niet in geschil is dat het bouwplan met die bestemming in strijd is. De gronden zijn tevens gelegen binnen het op de plankaart als wijzigingsgebied I aangewezen gebied.

Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de voorschriften van dat bestemmingsplan kan het college, met inachtneming van de in artikel 24 van de ze voorschriften opgenomen procedure, de bestemming van de gronden, gelegen binnen het op de plankaart aangegeven wijzigingsgebied I, wijzigen in de bestemming "Woondoeleinden", als bedoeld in artikel 10 van de ze voorschriften, zij het dat

a. niet meer dan 40% van de gronden mag worden bebouwd ten behoeve van woondoeleinden;

b. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de goothoogte van hoofdgebouwen die zijn gelegen direct langs de Hoofdweg niet meer dan 9 m mag bedragen;

(…).

Omdat het bouwplan de goothoogte, voorgeschreven in voormeld artikel 23, eerste lid, aanhef en onder b, overschrijdt, heeft het college geen gebruik gemaakt van de in dat voorschrift neergelegde wijzigingsbevoegdheid, maar heeft de raad voor het bouwplan krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vrijstelling van het bestemmingsplan verleend.

2.4. [appellant] en anderen betogen dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de ruimtelijke onderbouwing van de vrijstelling niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Zij voeren hiertoe aan dat het bouwplan stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, omdat het in bebouwing voorziet die te hoog is en niet aansluit op de bestaande bebouwing aan de Hoofdweg en de Roerdomp.

2.5. Dat betoog faalt. In de aan het project ten grondslag gelegde nota "Herontwikkeling terrein Grutto 2 te Mijdrecht" van 2 oktober 2008 is uiteengezet dat het wordt gerealiseerd op de locatie, waar voorheen een sporthal en een party/bowlingcentrum aanwezig waren, die in september 2002 zijn afgebrand. Voorts is de ligging van het projectgebied omschreven: direct ten noordoosten ligt het nieuwbouwproject Kastanjehof; in het zuidoosten grenst het projectgebied aan de Hoofdweg, een hoofdontsluitingsweg van de wijk Twistvlied aan de overzijde waarvan sportvelden zijn gelegen; in het zuidwesten ligt de ontsluitingsweg Roerdomp waaraan tegenover het projectgebied halfvrijstaande woningen zijn gesitueerd; voorts zijn aan de noordwestelijk gelegen Grutto hoofdzakelijk aaneengesloten woningen gelegen. In deze als ruimtelijke onderbouwing dienende nota is voorts vermeld dat de appartementen aan de Hoofdweg van een kap zijn voorzien, zodat een karakteristiek gevelbeeld ontstaat aan deze zijde en dat de appartementen en aaneengesloten woningen naar achteren toe een plat dak hebben, wat zorgt voor een rustieke overgang naar de achterliggende woonwijk.

In het besluit van 15 december 2010 heeft de raad nader uiteengezet dat mede op advies van de welstandscommissie een accent is ontstaan op de hoek Roerdomp/Hoofdweg, waarmee het stedenbouwkundig concept wordt geaccentueerd en versterkt. De hoogte van het bouwplan is volgens de raad afgestemd op de hoogte van de direct aangrenzende bebouwing. Ten slotte is vermeld dat de ligging van de percelen geschikt is voor inbreiding, omdat het een binnenstedelijk gebied in het Groene Hart betreft, welke locatie gezien de situering rechtvaardigt dat er wat betreft goothoogten en bouwhoogten in niet onaanzienlijke mate is afgeweken van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid en dat daarbij evenwicht is gezocht tussen enerzijds de belangen van de omgeving en anderzijds een optimaal benutten van de schaarse bouwlocaties. Ter zitting heeft de raad voorts toegelicht dat de nokhoogte van twee appartementsgebouwen van het naastgelegen Kastanjehof 16,5 m bedraagt, in het kader van stedelijke intensivering ruimte is ontstaan voor hoogbouw en deze in het bouwplan zorgvuldig is ingepast nabij de entree van de wijk.

Onder deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter terecht in hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd geen grond gevonden voor het oordeel dat de ruimtelijke onderbouwing niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet.

2.6. [appellant] en anderen betogen verder dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het besluit van 15 december 2010 onvoldoende is gemotiveerd. Zij voeren daartoe aan dat in het advies van de bezwaarschriftencommissie van 28 oktober 2010 is vastgesteld dat onvoldoende is gemotiveerd, waarom van de in artikel 23, eerste lid, vermelde maximaal toegestane goothoogte wordt afgeweken en evenmin dat wordt voldaan aan het in dat voorschrift neergelegde maximaal toegestane bebouwingspercentage. In het besluit van 15 december 2010 zijn deze door de bezwaarschriftencommissie vastgestelde gebreken niet hersteld, aldus [appellant] en anderen.

2.6.1. Dit betoog slaagt evenmin. Daargelaten dat de raad in het besluit van 15 december 2010 heeft uiteengezet, waarom van de in artikel 23, eerste lid, vermelde maximaal toegestane goothoogte wordt afgeweken en voorts is vermeld dat het daarin vermelde maximale bebouwingspercentage niet wordt overschreden, heeft de voorzieningenrechter terecht [appellant] en anderen niet gevolgd in hun betoog omtrent de overschrijdingen van het bouwplan ten opzichte van de in artikel 23, eerste lid, van de planvoorschriften gestelde voorwaarden, nu de desbetreffende wijzigingsbevoegdheid niet is uitgeoefend.

Voor zover [appellant] en anderen betogen dat, indien duidelijk was geweest, dat en in welke mate het bouwplan niet aan het bepaalde in artikel 23 voldeed, de raad niet bereid zou zijn geweest vrijstelling te verlenen, kan dit evenmin leiden tot het daarmee beoogde resultaat, reeds omdat, als het bouwplan daaraan wel zou voldoen, geen vrijstelling nodig zou zijn geweest.

2.7. [appellant] en anderen betogen ten slotte dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de raad in redelijkheid geen vrijstelling voor het bouwplan kon verlenen, omdat het bouwplan dicht bij hun woningen is voorzien en zij erop mochten vertrouwen dat niet van het bepaalde in artikel 23, eerste lid, van de planvoorschriften zou worden afgeweken.

2.7.1. Dit betoog slaagt evenmin. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat een bestemmingsplan in principe de planologische mogelijkheden voor bouwplannen bepaalt en daarvan slechts na een zorgvuldige belangenafweging vrijstelling mag worden verleend. De raad heeft zijn oordeel dat de woningen langs de Roerdomp en de Grutto geen schaduwwerking zullen ondervinden van het gerealiseerde project toegelicht met een rapport van 13 februari 2009 van een architecten- en ingenieursbureau en [appellant] en anderen hebben niet gemotiveerd gesteld dat de daarin uitgevoerde berekening ondeugdelijk is.

De voorzieningenrechter heeft terecht in het in beroep aangevoerde evenmin grond gevonden voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid aan de belangen die gebaat zijn bij realisering van het bouwplan, te weten woningbouw op de schaarse daarvoor geschikte locaties binnen de gemeente, meer gewicht heeft kunnen toekennen dan aan de belangen van de omwonenden bij het ongewijzigd blijven van hun directe leefomgeving.

2.8. Het hoger beroep, voor zover ingediend door [appellant] en anderen, is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.9. Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van staat.

w.g. Loeb w.g. Van Goeverden-Clarenbeek

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2011

488.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature