Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Schade van ambtenaar moet worden beoordeeld aan de hand van oorzakelijk verband tussen werk en psychische schade. Daarbij kijkt men naar buitensporig karakter van de werkzaamheden. Geen grond voor de stelling van eiseres dat de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep moet worden verruimd, in de zin dat met toepassing van artikel 125ter van de Ambtenarenwet en artikel 7:611 van het BW de werkgever in het ambtenarenrecht ook aansprakelijk is voor schade, die is ontstaan voor handelingen van de werkgever buiten de werkzaamheden om.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 09/5353 AW

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],

wonende te [woonplaats],

eiseres,

gemachtigde mr. I. Rhodes,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,

verweerder,

gemachtigde mr. R.C.D. van der Linde.

Procesverloop

Bij besluit van 6 januari 2009 (het primaire besluit) heeft de algemeen directeur van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam geweigerd aansprakelijkheid te erkennen voor door eiseres gestelde schade.

Bij besluit van 28 oktober 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).

Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 december 2010.

Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Feiten en omstandigheden

1.1. Eiseres is op 1 juni 2000 als medewerkster dienstverlening in dienst getreden bij de Sociale Dienst Amsterdam, die op 1 januari 2006 is opgegaan in DWI.

1.2. Bij onherroepelijk besluit van 14 november 2007 heeft DWI eiseres met ingang van 1 januari 2008 ontslagen wegens ongeschiktheid voor de verdere vervulling van haar betrekking wegens ziekte.

1.3. Bij brief van 5 september 2008 heeft eiseres DWI verzocht om aansprakelijkheid te erkennen voor door haar geleden schade ten gevolge van onrechtmatig handelen door DWI (het verzoek).

1.4. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van het verzoek door DWI ongegrond verklaard. Verweerder verwijst daartoe naar de adviezen van de bezwaarschriftencommissie van 10 juni 2009 en 15 oktober 2009. Verweerder stelt dat er geen sprake is van objectief abnormale of excessieve werkzaamheden of werkomstandigheden, waardoor, ongeacht de persoon van de functievervuller, redelijkerwijs verwacht moest worden dat door de vervulling van de functie psychische arbeidsongeschiktheid zou ontstaan. DWI heeft genoegzaam aangetoond dat hij niet te kort is geschoten in het nakomen van de op hem rustende verplichtingen. DWI is dan ook niet aansprakelijk voor de door eiseres gestelde schade, aldus verweerder.

1.5. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat verweerder niet alleen aansprakelijk is voor de schade die eiseres heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden, maar ook voor handelingen van verweerder buiten het werk om. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres toegelicht dat verweerder daarvoor aansluiting had moeten zoeken bij artikel 125ter van de Ambtenarenwet en artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek . Het ambtenarenrecht kent immers geen voorziening voor schade geleden anders dan in de uitoefening van de werkzaamheden, maar die op andere wijze verband houdt met het werk. Eiseres voert aan dat zij schade heeft geleden doordat de Sociale Dienst stelselmatig haar medische toestand heeft gebagatelliseerd, de bevindingen van de behandelend psychiater en psycholoog heeft genegeerd, ondanks de psychische ziekte eiseres is blijven aanspreken op haar functioneren en tegen het advies van deskundigen geweigerd heeft eiseres elders te werk te stellen. Verder heeft verweerder eiseres verdacht van fraude en de sociale recherche ingezet. Verweerder heeft zich dan ook niet als goed werkgever gedragen, aldus eiseres.

2. Beoordeling

2.1. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) strekt de zorgplicht van de werkgever zich mede uit tot het voorkomen van werkomstandigheden die psychisch ziekmakend zijn. Hetgeen door de Hoge Raad der Nederlanden in diens arrest van 11 maart 2005 (LJN AR6657, ABN AMRO Genève) is overwogen met betrekking tot de toepassing van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek in het civiele arbeidsrecht, wordt door de Raad naar de strekking ook voor het ambtenarenrecht onderschreven. Dit laat onverlet dat de vraag naar schending van de zorgplicht van de werkgever slechts aan de orde komt indien de schade in de uitoefening van de werkzaamheden is geleden. Er moet dus oorzakelijk verband bestaan tussen het werk of de werkomstandigheden en de psychische schade. Bovendien kan de zorgplicht niet zo ruim worden opgevat dat van de werkgever wordt verlangd op voorhand bescherming te bieden tegen alle denkbare wrijvingen en (samenwerkings-)problemen die zich op de werkvloer kunnen voordoen. De in het werk of de werkomstandigheden gelegen bijzondere factoren, die de schade zouden hebben veroorzaakt, moeten worden geobjectiveerd. Wanneer de gestelde schade in sterkere mate van psychische aard is, zal in meerdere mate sprake moeten zijn van factoren die in verhouding tot dat werk of die werkomstandigheden - objectief bezien - een buitensporig karakter dragen (uitspraak van de Raad van 8 september 2005, te vinden op www.rechtspraak.nl, LJ-nummer AU2896).

2.2. Gelet op deze overwegingen van de Raad is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om de norm die door de Raad in vaste jurisprudentie is neergelegd te verruimen in die zin dat werkgevers op grond van hun zorgplicht in het ambtenarenrecht ook aansprakelijk worden gesteld voor handelingen van de werkgever buiten het werk om. Eiser heeft deze stelling ook niet onderbouwd. De rechtbank laat daarbij in het midden of de omstandigheden die eiseres noemt moeten worden aangemerkt als handelingen van de werkgever buiten het werk om.

2.3. De rechtbank dient voorts de vraag te beantwoorden of het werk of de werkomstandigheden van eiseres een buitensporig karakter hadden

2.4. De rechtbank stelt vast dat eiseres op 21 maart 2001 is veroordeeld voor het steken van haar ex-vriend, die ook haar collega was. De Sociale Dienst heeft eiseres daarom op 28 mei 2001 overgeplaatst. In 2003 is eiseres op advies van de bedrijfsarts en op kosten van de Sociale Dienst in behandeling gegaan bij een psycholoog. Eiseres is vervolgens vanaf 10 juni 2003 regelmatig arbeidsongeschikt geweest wegens psychische klachten. Uit de gedingstukken blijkt dat de chef basiseenheid van de Sociale Dienst met eiseres functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken heeft gevoerd en afspraken heeft gemaakt over haar terugkeer op de werkplek. Naar aanleiding van een brief van de behandelend psycholoog van eiseres [naam 1] aan [naam 2] van bedrijfsmaatschappelijk werk, heeft op initiatief van [naam 1] op 7 november 2003 een gesprek plaatsgevonden tussen regiomanager [naam 3], eiseres met haar toenmalige advocaat, [naam 2], [naam 1] en [naam 4], vertegenwoordiger van de afdeling P&O, over de verstoorde werkrelatie. [naam 3] was tijdens het steekincident de regiomanager van eiseres en wilde eiseres ontslaan naar aanleiding daarvan. Overigens blijkt uit de brief van [naam 1] van 6 augustus 2003 niet dat er tot dat gesprek zou hebben plaatsgevonden geen functionerings- of beoordelingsgesprekken met eiseres mochten plaatsvinden. Vervolgens heeft eiseres tijdens de re-integratiefoto laten weten dat zij geen sociale belemmering zag voor terugkeer op haar oude werkplek. De Sociale Dienst heeft op advies van de arbeidsdeskundige, die heeft opgemerkt dat eiseres bij voorkeur onder een andere rayonmanager moest werken, bewerkstelligd dat eiseres per 9 februari 2004 in een nieuw team kon starten. Op 22 juni 2005 heeft verweerder eiseres nogmaals overgeplaatst om te voorkomen dat zij in haar functie veel klantencontacten zou moeten hebben. De rechtbank ziet in voormelde handelwijze van verweerder geen aanleiding voor het oordeel dat de Sociale Dienst stelselmatig haar medische toestand heeft gebagatelliseerd, de bevindingen van de behandelend psychiater en psycholoog heeft genegeerd, ondanks de psychische ziekte van eiseres haar is blijven aanspreken op haar functioneren en tegen het advies van deskundigen heeft geweigerd haar elders te werk te stellen, zoals eiseres aanvoert. De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat een aantal artsen heeft geconcludeerd dat de klachten van eiseres werkgerelateerd waren, nog niet betekent dat de werkomstandigheden buitensporig waren.

2.5. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat verweerder naar aanleiding van een tip een onderzoek heeft gestart naar de vraag of eiseres gedurende haar arbeidsongeschiktheid nevenwerkzaamheden verrichtte, niet als buitensporig kan worden aangemerkt. Zoals de gemeentelijke ombudsman in de brief van 27 juli 2007 heeft overwogen en de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft erkend, kan de werkgever een onderzoek starten naar aanleiding van informatie dat een medewerker elders werkzaamheden verricht, terwijl hij bij de werkgever ziek is gemeld. De fouten die de Commissie Onderzoek Eigen Personeel volgens de gemeentelijke ombudsman bij dit onderzoek heeft gemaakt, zoals het niet gemotiveerd eerst achteraf informeren van eiseres over het onderzoek en het raadplegen van SUWI-Net en RDW zijn door eiseres niet ten grondslag gelegd aan het verzoek.

2.6. De rechtbank komt, gelet op het voorgaande, tot de conclusie dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van werk of werkomstandigheden die, objectief gezien, een buitensporig karakter droegen. Verweerder heeft dan ook terecht geweigerd het verzoek van eiseres te honoreren. De rechtbank zal het beroep van eiseres ongegrond verklaren.

2.7. Er bestaat geen aanleiding tot vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht of een veroordeling van verweerder in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Riem rechter, in aanwezigheid van M. van Velzen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2011.

de griffier de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.

Afschrift verzonden op:

D: B

SB


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature