Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling.

Het hof is uit oogpunt van normhandhaving en met het oog op speciale preventie, alsmede ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit van oordeel dat een combinatie van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren, alsmede een onvoorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van 150 uren, passend en geboden is.

Uitspraak



parketnummer: 24-000007-10

parketnummer eerste aanleg: 07-603140-09

Arrest van 25 maart 2011 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 december 2009 in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren op [1990] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats], [adres],

verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. Polat, advocaat te Lelystad.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis vrijgesproken ter zake van het primair ten laste gelegde en heeft de verdachte ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde misdrijf veroordeeld tot straffen en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis is omschreven.

Gebruik van het rechtsmiddel

De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.

Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

De vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal vrijspreken ter zake van het primair ten laste gelegde en hem ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis.

Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.

De beslissing op het hoger beroep

Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:

hij op of omstreeks 15 augustus 2009 te [plaats] aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken jukbeen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met kracht) meermalen, in elk geval éénmaal in/op/tegen het gezicht, in elk geval op/tegen het hoofd te stompen/slaan;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 15 augustus 2009 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon

(te weten [benadeelde]), (met kracht) meermalen in/op/tegen het gezicht, in elk geval op/tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken jukbeen), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Vrijspraak ter zake van het primair ten laste gelegde

Het hof acht - evenals de advocaat-generaal en de verdachte en zijn raadsman - niet bewezen hetgeen onder primair aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Meer in het bijzonder acht het hof niet bewezen dat de verdachte het opzet heeft gehad om [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

Overweging met betrekking tot het bewijs van het subsidiair ten laste gelegde

De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof erkend dat hij [benadeelde] een aantal keren heeft geslagen. De verdachte heeft ontkend dat die [benadeelde] ten gevolge daarvan een gebroken jukbeen heeft opgelopen. Hiertoe heeft de verdachte aangevoerd dat hij die [benadeelde] niet zodanig hard heeft geslagen dat dergelijk letsel kon optreden en dat iemand anders die [benadeelde] dit letsel moet hebben toegebracht.

Het hof stelt hierover het volgende vast.

Aangever [benadeelde] heeft bij de politie verklaard dat hij door één bepaalde jongen (het hof begrijpt: de verdachte [verdachte]) in zijn gezicht is geslagen en dat hij daarna door een aantal jongens is geschopt in zijn rug, schouders en op zijn achterhoofd.

Deze lezing van de feiten wordt blijkens het strafdossier ondersteund door diverse getuigenverklaringen.

Aangezien het de verdachte is geweest die de klappen in het gezicht aan [benadeelde] heeft toegebracht en niet is gebleken of aannemelijk geworden dat [benadeelde] vervolgens nog door iemand anders in zijn gezicht is geslagen (geen van de betrokkenen heeft het daar namelijk over), moet het bij [benadeelde] opgetreden letsel, te weten een gebroken jukbeen, zijn ontstaan ten gevolge van het door de verdachte aangewende geweld.

De door de verdediging aangevoerde mogelijkheid dat het letsel van [benadeelde] kan zijn veroorzaakt doordat hij nog een keer geslagen is, kennelijk door een ander dan de verdachte, is niet meer dan een veronderstelling. Het is daarnaast een kennelijke misvatting, aangezien uit het strafdossier naar voren komt dat het niet [benadeelde] is geweest die op een later moment nog bij een vechtpartij betrokken was, maar zijn broer Meindert [benadeelde].

Uit het strafdossier blijkt daarentegen dat [benadeelde] direct na de door de verdachte op hem uitgeoefende geweldshandelingen is vertrokken, om zich onder medische behandeling te stellen.

Op grond van het bovenstaande acht het hof het subsidiair ten laste gelegde bewezen, zoals hieronder nader aangegeven.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 15 augustus 2009 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon, te weten

[benadeelde], met kracht meermalen in/op/tegen het gezicht heeft geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken jukbeen) heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.

Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.

Kwalificatie

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

Strafbaarheid

Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.

Strafmotivering

Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [benadeelde].

De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van die [benadeelde] en heeft hem ernstig lichamelijk letsel, te weten een gebroken jukbeen, en pijn toegebracht. Het hof hanteert ter zake van een dergelijk delict een oriëntatiepunt voor straftoemeting dat in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf impliceert.

Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 januari 2011 blijkt - ten voordele van de verdachte - dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van enig strafbaar feit.

Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Het hof is op grond van het bovenstaande en uit oogpunt van normhandhaving en met het oog op speciale preventie, alsmede ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit van oordeel dat de straf die door de politierechter is opgelegd en die eveneens is gevorderd door de advocaat-generaal, passend en geboden is. Het hof zal derhalve eveneens overgaan tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te melden duur, alsmede een onvoorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van een eveneens nader te noemen duur.

Vordering van de benadeelde partij

Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.

Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het subsidiair bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van

€ 1.120,40. Derhalve kan de vordering geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.

Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Schadevergoedingsmaatregel

Aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade van € 1.120,40 die door het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal aan de verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dit schadebedrag ten behoeve van het slachtoffer.

Toepassing van wetsartikelen

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht , zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

De uitspraak

HET HOF,

RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:

vernietigt het vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, en opnieuw recht doende:

verklaart het aan de verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;

verklaart het aan de verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;

veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand;

beveelt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

veroordeelt de verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdvijftig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van vijfenzeventig dagen zal worden toegepast;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;

wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend honderdtwintig euro en veertig cent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2009 tot aan de dag van algehele voldoening;

veroordeelt de verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend honderdtwintig euro en veertig cent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2009 tot aan de dag van algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];

beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van eenentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling, noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;

bepaalt dat indien de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien de veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. J.A.A.M. van Veen en mr. J.H. Bosch, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier. Mr. Bosch is buiten staat dit arrest te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature