Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

De verdachte heeft zich in kort tijdsbestek twee maal schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld en daarnaast aan het plegen van een diefstal gevolgd door geweld. Hij heeft met zijn medeverdachten twee meisjes belaagd en geïntimideerd, waarbij deze meisjes van dichtbij met sneeuwballen zijn bekogeld, zijn bedreigd en geschopt. De verdachte is er met de fiets van één van hen vandoor gegaan en dit meisje is later door een medeverdachte ten val gebracht. Dit hele incident is door medeverdachten gefilmd met mobiele telefoons. Hierna heeft de verdachte wederom met medeverdachten andere voorbijgangers, vier meisjes, op vergelijkbare wijze belaagd en geïntimideerd. Ditmaal werd geen fiets weggenomen, wel werd één van de meisjes onder haar rok betast en werden twee van de vier slachtoffers geslagen en/of gestompt. Ook dit incident is met - in elk geval - één mobiele telefoon gefilmd. Een filmpje van het incident is op internet (de site "Youtube") geplaatst en heeft uitgebreide media-aandacht gegenereerd, waardoor de slachtoffers keer op keer werden en worden geconfronteerd met de voor hen angstaanjagende en intimiderende feiten. Daarnaast heeft de publicatie van het filmpje in het hele land tot grote commotie en verontwaardiging geleid. De verdachte wordt door de rechtbank als één van de gangmakers beschouwd, nu het stelen van de fiets de opmaat lijkt te zijn geweest tot het collectief aanwenden van geweld en uiten van bedreigingen tegen de aangeefsters [A] en [B]. Door ook bij het tweede incident met de vier aangeefsters aanwezig te zijn en mee te lopen heeft de verdachte - in elk geval - bijgedragen aan het getalsmatige overwicht en dus aan de intimidatie en bedreiging van de meisjes.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector familie- en jeugdrecht

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken

Parketnummer 09/920057-11

Tul 09/600125-10

Datum uitspraak: 24 maart 2011

Tegenspraak

(Promis)

De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats],

adres: [adres],

thans gedetineerd in het Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 10 maart 2011.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie

mr. B.J. Berton en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. P.C.E. van den Hoek, advocaat te Waddinxveen, en door de verdachte naar voren is gebracht.

Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de vader van de verdachte naar voren heeft gebracht.

2. De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 17 december 2010 te Gouda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg, Groen van Prinsterersingel ter hoogte van het Omlooppad, in elk geval op of aan een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan

verdachte en/of zijn/haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/haar mededader(s) hetzij de vlucht

mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (hardhandig) van de fiets duwen/trekken van die [A] en/of het slaan en/of met geschoeide voet schoppen van die [A];

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

2.

hij op of omstreeks 17 december 2010 te Gouda met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Groen van Prinsterersingel ter hoogte van het Omlooppad, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [A] en/of [B], welk openlijk geweld bestond uit

- het tegen de wil van die [A] en [B] gooien van sneeuwballen tegen en/of in de richting van die [A] en [B] en/of

- het omsingelen van die [A] en/of (vervolgens)

- hardhandig van de fiets duwen/trekken van die [A] en/of

- het ten val laten brengen van die [A] en/of

- het met geschoeide voet schoppen tegen het/de be(e)n(en) van die [A] en/of

- het meermalen duwen en trekken aan die [A] en/of

- het (hardhandig) duwen van een sneeuwbal in/tegen het gezicht van die [A] en/of

- het gooien/hardhandig duwen van een fiets in de richting van die [A] en/of

- het schoppen tegen het/de be(e)n(en) van die [B] en/of

- het duwen en/of tackelen van die [B] en/of

- het trekken aan de fiets en/of de sleutels van die [B] en/of

- het schoppen tegen de fiets van die [B] en/of

- het roepen van "dat kan er nu gebeuren"en/of "kankerhoeren" en/of "twit (vertaald "pak ze/haar")" althans andere woorden van soortgelijk dreigende en/of beledigende aard of strekking en/of

- het uitlachen van die [B] en/of [A] en/of

- het laten ontstaan van een dreigende situatie voor die [A] en/of [B] door het continu filmen van de geweldshandelingen

art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.

hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 17 december 2010 te Gouda met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Het Omlooppad, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [C] en/of [D] en/of [E] en/of [F], welk geweld bestond uit:

- het schreeuwen tegen die [E] en/of [C] en/of [D] en/of (vervolgens)

- het insluiten van die [E] en/of [C] en/of [D] en/of

- het meermalen slaan en/of met geschoeide voet schoppen tegen het lichaam van de [E] en/of

- het (hardhandig) beetpakken van die [E] en/of (vervolgens)

- het filmen onder de rok van die [E] en/of

- het optillen van de rok van die [E] en/of (vervolgens)

- het naar beneden trekken van de (onder)broek van die [E] en/of (vervolgens)

- het in de bil(len) knijpen van die [E] en/of

- het stoppen van sneeuw in de panty van die [E] en/of

- het roepen van "lekker wijf, kom maar, dan doe ik het nog een keer" of woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of

- het van korte afstand met sneeuw bekogelen van die [E] en/of [C] en/of [D] en/of

- het slaan op de arm van die [C] en/of

- het vastpakken van die [C] en/of (vervolgens)

- het maken van neukbewegingen in de richting van [C] en/of

- het duwen/trekken aan die [D] en/of

- het slaan/stompen tegen de rug van die [D] en/of

- het trekken aan de tas van die [D] en/of

- het meermalen met geschoeide voet schoppen tegen de benen van die [D] en/of

- het uitlachen van die [E] en/of [C] en/of [D] en/of

- het laten ontstaan van een dreigende situatie voor die [E] en/of [C] en/of [D] door het continu filmen van de geweldshandelingen en/of

- het (hardhandig) van de fiets duwen van die [F] ten gevolge waarvan zij bovenop haar fiets is gevallen en/of

- het op boze/dreigende toon roepen tegen die [F] "meisje, meisje" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3. Het bewijs

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging met (bedreiging met) geweld van een fiets (feit 1) en openlijke geweldpleging (feiten 2 en 3).

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat ten aanzien van feit 1 de bewezenverklaring wordt beperkt tot de diefstal van de fiets.

3.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak van feit 1 bepleit. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte niet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had.

Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw verzocht de verdachte deels vrij te spreken, omdat hij niet in alle ten laste gelegde handelingen een significant aandeel heeft gehad.

Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte na feit 2 naar huis is gegaan. De verklaringen over de betrokkenheid van de verdachte lopen uiteen en zijn niet concreet genoeg om tot een bewezenverklaring te komen.

3.3 De beoordeling van de tenlastelegging

Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. 1

Ten aanzien van feit 1:

Op 17 december 2010 bevond aangeefster [A] zich samen met een vriendin (tevens aangeefster in feit 2) op de Groen van Prinsterersingel ter hoogte van het Omlooppad te Gouda. Zij zagen voor hen op de rijbaan een groep jongens en meisjes staan, die de vrije doorgang belemmerden.2 Vlak nadat [A] langs de groep jongens en meisjes fietste, gleed zij uit. Zij kreeg direct van één van de jongens een sneeuwbal in haar gezicht gegooid en werd uitgelachen. Kort nadat [A] was uitgegleden pakte de verdachte de fiets van [A] en liep hiermee richting het Omlooppad. [A] probeerde achter haar fiets aan te gaan, 3 maar een aantal jongens uit de groep belemmerde haar dit door haar te schoppen. 4

De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de fiets van aangeefster heeft gepakt en hiermee richting het Omlooppad is gelopen.5

De rechtbank overweegt dat uit voornoemde feiten en verklaringen niet blijkt dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbrak. Immers, op het moment dat de verdachte de fiets pakte en hiermee wegliep bracht hij het goed buiten het bereik van de aangeefster en is de verdachte aldus als heer en meester over de fiets gaan beschikken. Dat hij enige tijd later de fiets weer terugduwde naar de aangeefster doet hier niets aan af.

Op basis van het vorenstaande acht de rechtbank dan ook voldoende wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal gevolgd van geweld in vereniging gepleegd.

Ten aanzien van feit 2:

De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.

De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:

- de bekennende verklaring door verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 maart 2011;

- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1623 2010190701-1, d.d. 17 december 2010, inhoudende de verklaring van [A] (p. 388-391);

- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen in het dossier met het nummer PL1623 2010190254-1, d.d. 17 december 2010, inhoudende de verklaring van [B] (p. 393-396).

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het openlijk geweld heeft geïnitieerd door een sneeuwbal op het hoofd van aangeefster [A] te gooien en haar fiets te pakken. Tijdens het openlijk geweld is hij nadrukkelijk aanwezig geweest door de fiets richting [A] te duwen, voor de camera te gaan staan, door te groep te lopen en langs de op de grond zittende [A] te springen.

Gelet op vorenstaande heeft de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het openlijk geweld en kan hij derhalve verantwoordelijk worden gehouden voor alle bewezenverklaarde handelingen.

Ten aanzien van feit 3:

Op 17 december 2010 bevonden aangeefsters [C], [D] en [E] zich op het Omlooppad te Gouda. Zij waren van hun fiets afgestapt om foto's van de sneeuw te maken.6 [E] zag toen dat er een groep van jongens en meisjes schreeuwend en scheldend haar kant op kwam lopen. Op het moment dat [E] op het Omlooppad liep werd zij door de groep beetgepakt, geschopt en geslagen. Tevens werd haar rokje opgetild, haar broek naar beneden getrokken en werd zij in haar billen geknepen.7 Terwijl dit gebeurde werd er ook onder het rokje van [E] gefilmd8 en werd er gezegd 'lekker wijf, kom maar, dan doe ik het nog een keer'.9

Ondertussen wilde [C] voorkomen dat de tas van [D] werd gepakt. Zij werd echter tegengehouden door één van de daders die haar wegtrok en haar een klap op haar arm gaf. Hierna werd [C] vastgepakt door een andere dader en werden er neukbewegingen in haar richting gemaakt.10

Kort hierop kwam de hele groep om [C], [D] en [E] heen staan en werden zij ingesloten.11 Plots kreeg [D] een krachtige vuist in haar rug en werd er aan haar jas getrokken. Hierop reageerde [D] door een van de daders een vuistslag te geven waarop zij meermalen, door meerdere daders, is geschopt tegen haar benen. Tijdens het schoppen was een aantal aanwezige meisjes aan het lachen.12

Gedurende bovenstaande (gewelds)handelingen zijn aangeefsters vanaf korte afstand met sneeuw bekogeld en is er continu gefilmd, waardoor er voor hen een dreigende situatie is ontstaan.13

Vervolgens kwam aan het begin van het Omlooppad aangeefster [F] aanlopen. Een aantal daders uit de voornoemde groep liep richting [F].14 Er werd door één van de daders richting [F] geroepen 'meisje meisje'. Toen [F] vlak langs één van de daders liep draaide hij zich om en duwde haar omver, waardoor zij bovenop haar fiets viel. [F] is vervolgens opgestaan en weggelopen waarna zij achter zich nog op een boze toon hoorde roepen: "hé meisje meisje'.15

Overweging ten aanzien van feit 3

De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij niet bij feit 3 betrokken kan zijn geweest, omdat hij na feit 2 naar huis is gegaan, ongeloofwaardig en schuift deze terzijde. De rechtbank overweegt hiertoe dat aangeefster [C], nadat zij de videobeelden met betrekking tot feit 2 heeft gezien, de verdachte voor 100% herkent als één van de daders. [C] weet de verdachte zelfs bij naam te noemen.16

Voorts bevat het dossier een verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat de verdachte bij feit 3 aanwezig was.17 De rechtbank hecht gelet op vorenstaande geen waarde aan de ontlastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] dat hij na feit 2 samen met de verdachte naar huis is gegaan.

Alles in onderlinge samenhang beziend komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld in vereniging gepleegd tegen personen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat kort daarvoor op dezelfde plaats door de groep een vergelijkbare daad is gepleegd.

3.4 De bewezenverklaring

Op grond van het onder 3.3 overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende kennelijke schrijf- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging dat:

1.

hij op 17 december 2010 te Gouda tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg, Groen van Prinsterersingel ter hoogte van het Omlooppad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan [A], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het met geschoeide voet schoppen van die [A];

2.

hij op 17 december 2010 te Gouda met anderen, op de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen[A] en [B], welk openlijk geweld bestond uit

- het tegen de wil van die [A] en [B] gooien van sneeuwballen tegen en in de richting van die [A] en [B] en

- het omsingelen van die [A] en

- het ten val laten brengen van die [A] en

- het met geschoeide voet schoppen tegen de benen van die [A] en

- het meermalen duwen en trekken aan die [A] en

- het hardhandig duwen van een fiets in de richting van die [A] en

- het schoppen tegen de benen van die [B] en

- het duwen en tackelen van die [B] en

- het trekken aan de fiets en de sleutels van die [B] en

- het schoppen tegen de fiets van die [B] en

- het roepen van "dat kan er nu gebeuren"en "kankerhoeren" en "twit" althans woorden van soortgelijk dreigende en beledigende aard of strekking en

- het uitlachen van die [B] en [A] en

- het laten ontstaan van een dreigende situatie voor die [A] en [B] door het continu filmen van de geweldshandelingen.

3.

hij op 17 december 2010 te Gouda met anderen, op de openbare weg, Het Omlooppad, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [C] en [D] en [E] en [F], welk geweld bestond uit:

- het schreeuwen tegen die [E] en

- het insluiten van die [E] en [C] en [D] en

- het meermalen slaan en met geschoeide voet schoppen tegen het lichaam van de [E] en

- het (hardhandig) beetpakken van die [E] en

- het filmen onder de rok van die [E] en

- het optillen van de rok van die [E] en

- het naar beneden trekken van de broek van die [E] en

- het in de billen knijpen van die [E] en

- het roepen van "lekker wijf, kom maar, dan doe ik het nog een keer" of woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en

- het van korte afstand met sneeuw bekogelen van die [E] en [C] en [D] en

- het slaan op de arm van die [C] en

- het vastpakken van die [C] en

- het maken van neukbewegingen in de richting van [C] en

- het duwen/trekken aan die [D] en

- het stompen tegen de rug van die [D] en

- het trekken aan de jas van die [D] en

- het meermalen met geschoeide voet schoppen tegen de benen van die [D] en

- het uitlachen van die [D] en

- het laten ontstaan van een dreigende situatie voor die [E] en [C] en [D] door het continu filmen van de geweldshandelingen en

- het (hardhandig) van de fiets duwen van die [F] ten gevolge waarvan zij bovenop haar fiets is gevallen en

- het op boze toon roepen tegen die [F] "meisje, meisje" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

4. De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5. De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6. De straf

6.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 7 weken, waarvan 3 weken jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door de Stichting Nidos, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij het Palmhuis.

6.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft ten aanzien van de feiten 1 en 3 vrijspraak bepleit. In het geval de rechtbank anders oordeelt heeft de raadsvrouw verzocht een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte coöperatief is geweest en spijt heeft van hetgeen er is gebeurd. Voorts is de thuissituatie van de verdachte aan het stabiliseren en is er hulpverlening van de Stichting Nidos ingezet.

6.3. Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal een lagere dan de door de officier van justitie gevorderde straf opleggen, maar acht evenals de officier van justitie een deels voorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.

De verdachte heeft zich in kort tijdsbestek twee maal schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld en daarnaast aan het plegen van een diefstal gevolgd door geweld. Hij heeft met zijn medeverdachten twee meisjes belaagd en geïntimideerd, waarbij deze meisjes van dichtbij met sneeuwballen zijn bekogeld, zijn bedreigd en geschopt. De verdachte is er met de fiets van één van hen vandoor gegaan en dit meisje is later door een medeverdachte ten val gebracht. Dit hele incident is door medeverdachten gefilmd met mobiele telefoons. Hierna heeft de verdachte wederom met medeverdachten andere voorbijgangers, vier meisjes, op vergelijkbare wijze belaagd en geïntimideerd. Ditmaal werd geen fiets weggenomen, wel werd één van de meisjes onder haar rok betast en werden twee van de vier slachtoffers geslagen en/of gestompt. Ook dit incident is met - in elk geval - één mobiele telefoon gefilmd.

De rechtbank realiseert zich dat de verdachte en zijn medeverdachten aanvankelijk voorbijgangers zullen hebben bekogeld met sneeuwballen vanuit een uitgelaten vakantiestemming, de kerstvakantie was net begonnen, maar is van oordeel dat dit niet afdoet aan de ernst van de feiten en de impact die deze op de slachtoffers hebben gehad. Zij zijn belaagd en mishandeld door een groep van circa twaalf personen die hen niet uit het oog leek te willen verliezen, sterker nog, die alles filmde. Hierbij komt dat een filmpje van het incident op internet (de site "Youtube") is geplaatst en uitgebreide media-aandacht heeft gegenereerd, waardoor de slachtoffers keer op keer werden en worden geconfronteerd met de voor hen angstaanjagende en intimiderende feiten. Daarnaast heeft de publicatie van het filmpje in het hele land tot grote commotie en verontwaardiging geleid.

De verdachte wordt door de rechtbank als één van de gangmakers beschouwd, nu het stelen van de fiets de opmaat lijkt te zijn geweest tot het collectief aanwenden van geweld en uiten van bedreigingen tegen de aangeefsters [A] en [B]. Door ook bij het tweede incident met de vier aangeefsters aanwezig te zijn en mee te lopen heeft de verdachte - in elk geval - bijgedragen aan het getalsmatige overwicht en dus aan de intimidatie en bedreiging van de meisjes.

De verdachte is eerder veroordeeld voor een strafbaar feit en liep nog in een proeftijd. Toen de verdachte in een schorsing liep van onderhavige feiten is het hem niet gelukt om zich aan de schorsingsvoorwaarden te houden, waardoor zijn schorsing is opgeheven en zijn voorlopige hechtenis is hervat. Deze omstandigheden in combinatie met de ernst van de feiten brengen de rechtbank ertoe, in afwijking van het in het rapport van 4 maart 2011 door de Raad voor de Kinderbescherming neergelegde advies, jeugddetentie op te leggen.

De verdachte is nog jong en zal in de toekomst mogelijk nog wel eens in de verleiding komen om al dan niet met anderen ongein uit te halen. Om te voorkomen dat dit wederom uit de hand loopt en ontaardt in het plegen van strafbare feiten acht de rechtbank een stok achter de deur op zijn plaats en zal zij de jeugddetentie deels voorwaardelijk opleggen. Hieraan zal de rechtbank conform voornoemd advies van de Raad voor de Kinderbescherming de bijzondere voorwaarde verbinden van jeugdreclassering ook als dat inhoudt het ondergaan van een behandeling bij het Palmhuis, nu de begeleiding en ondersteuning door de voogd, grootouders en de vader ontoereikend is gebleken.

7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[A] heeft zich ten aanzien van feit 2 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 500,-.

7.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de volledige vordering van de benadeelde partij [A].

Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen van een bedrag groot € 500,-, ten behoeve van [A].

7.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, nu zij vrijspraak voor het onder 2 ten laste gelegde feit heeft bepleit.

Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat beoordeling van de vordering onevenredig belastend is voor het strafgeding. Aangeefster heeft in haar vordering verwoord dat zij immateriële schade zou hebben geleden onder andere doordat het filmpje op internet is gezet, waardoor zij (weer) met het incident werd geconfronteerd. De verdachte is echter niet degene die het filmpje op internet heeft gezet, en hij is dus ook niet aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade.

7.3. Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 2 bewezen verklaarde. Gelet op de onderbouwing van de vordering komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade van € 500,- billijk voor.

Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.

De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 500,-.

De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 17 december 2010 is ontstaan.

Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 december 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A].

8. De vordering tenuitvoerlegging

8.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 8 maart 2011 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank d.d. 31 augustus 2010 voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 60 uren.

8.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.

8.3. Het oordeel van de rechtbank

De kinderrechter acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 31 augustus 2010, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.

9. De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:

36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77ee, 77gg, 141 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10. De beslissing

De rechtbank,

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

ten aanzien van feit 1:

DIEFSTAL, GEVOLGD VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;

ten aanzien van feit 2, 3:

OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN, MEERMALEN GEPLEEGD;

verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

veroordeelt de verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 5 WEKEN;

bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;

bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 2 WEKEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;

dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij het Palmhuis;

verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde jeugddetentie;

ten aanzien van feit 2

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [A], een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 december 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;

met bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, betalingsverplichting aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;

veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,- vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 december 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A];

bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;

bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;

ten aanzien van parketnummer 09/600125-10

gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kantonrechter in deze rechtbank d.d. 31 augustus 2010, gewezen onder parketnummer 09/600125-10, te weten een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie.

Dit vonnis is gewezen door

mr. J.C. U-A-Sai, kinderrechter, voorzitter,

mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter,

mr. M. Dam, kinderrechter,

in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Limpt, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2011.

1 Waar hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal pagina 1 tot en met 570, met het nummer PL1620 2011022435-87, politie Hollands Midden, met bijlagen.

2 Proces-verbaal van aangifte [A], blz. 388.

3 Proces-verbaal van aangifte [A], blz. 389.

4 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte ], blz. 196.

5 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 10 maart 2011, verklaring van verdachte.

6 Proces-verbaal van aangifte [C], blz. 398 en 399.

3 Proces-verbaal van aangifte [E], blz. 420.

4 Proces-verbaal van aangifte [C], blz. 399.

5 Proces-verbaal van aangifte [E], blz. 420.

6 Proces-verbaal van aangifte [C], blz. 399.

7 Proces-verbaal van aangifte [D], blz. 406.

8 Proces-verbaal van aangifte [D], blz. 407.

9 Proces-verbaal van aangifte [E], blz. 420.

10 Proces-verbaal van aangifte [D], blz. 407.

11 Proces-verbaal van aangifte [F], blz. 426.

16 Proces-verbaal van aangifte [C], blz. 403.

17 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], blz. 368.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature