Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Biografie over periode in het huwelijk van Juliana en Bernhard. De daarin opgenomen kwalificaties met betrekking tot een voormalig kamerheer in buitengewone dienst zijn niet onrechtmatig. Voor de gewraakte passages is voldoende steun te vinden in de feiten. Selecteren van feiten is een normaal onderdeel van het schrijfproces. Geen verplichting tot het geven van inzage vooraf.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 462751 / HA ZA 10-2029

Vonnis van 23 maart 2011

in de zaak van

1. [A],

wonende te --,

2. [B],

wonende te --,

eisers,

advocaat mr. M.Ch. Kaaks te Amsterdam,

tegen

1. [D],

wonende te --,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

UITGEVERIJEN ARBEIDERSPERS, ARCHIPEL, BALANS B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagden,

advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam.

Eisers zullen hierna tezamen [A] c.s. en gedaagden tezamen [D] c.s. worden genoemd. Gedaagde onder 2 wordt hierna Arbeiderspers genoemd.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding,

- de akte houdende overlegging producties van [A] c.s. met 38 producties,

- de akte van depot van [D] c.s., met betrekking tot het boek ‘Juliana & Bernhard. Het verhaal van een huwelijk, de jaren 1936-1956’ (herziene editie uit 2009),

- de conclusie van antwoord met 11 producties,

- het tussenvonnis van 13 oktober 2010,

- het proces-verbaal van comparitie van 14 februari 2011, met de daarin genoemde stukken.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. [D] is jurist en historicus en auteur van het boek ‘Juliana & Bernhard. Het verhaal van een huwelijk, de jaren 1936-1956’ (hierna: de biografie), in 2008 uitgegeven door Uitgeverij Balans, onderdeel van Arbeiderspers. [D] heeft voor het schrijven van dit boek onderzoek in archieven gedaan, waaronder – als enige historicus en exclusief – in het Koninklijk Huisarchief. [D] heeft daarnaast literatuur, openbare archieven en niet in openbare archieven aanwezige collecties geraadpleegd, waaronder de Collectie [C]. Laatstgenoemde collectie is aan hem ter inzage gegeven door [E], die daarvan beheerder is.

2.2. [A] en [B] zijn respectievelijk zoon en dochter van [C]. Laatstgenoemde zal verder worden aangeduid als [C]. [C] leefde van 1906 tot 1997. Voor de Tweede Wereldoorlog was [C] als diplomatiek correspondent werkzaam bij het dagblad De Telegraaf. Hij verkeerde vanaf 1948 aan het hof van koningin Juliana en prins Bernhard, aanvankelijk als waarnemend algemeen secretaris der hofhouding, vanaf 1950 tot 1956 als kamerheer in buitengewone dienst bij koningin Juliana.

2.3. In de biografie wordt uitgebreid aandacht besteed aan leden van de hofhouding en andere personen in de naaste omgeving van het koninklijk paar en wordt hun invloed op koningin Juliana en prins Bernhard beschreven. Ook op [C] wordt in de biografie ingegaan, onder meer in de navolgende passages:

Onder de paragraaf, getiteld ‘de onrustzaaier’ (p. 150-151 en 155 van het gedeponeerde boek):

[C]s activistische bedrevenheid met de pen, zijn ijdelheid en lichtgeraaktheid, de tegelijk gekwetste en pathetische toon die hij aansloeg als hij zijn gelijk wilde halen, het valt allemaal terug te vinden in zijn, aanvankelijk vooral over Bernhard lopende contacten met het prinselijk paar. De prins was nu eenmaal geen groot mensenkenner en een gemakkelijke prooi voor iemand als [C], die zeer charmant en dienstvaardig kon zijn en tegelijk een goed journalist was.

(...)

Door hem toe te laten tot hun intieme kennissenkring en door zijn benoeming in een prominente functie aan het hof hadden koningin en prins een paard van Troje binnengehaald. Hij werd een scheurmaker in hun huwelijk. [C]s karakter zou onbarmhartig worden ontleed in een onderzoek van diens (daartoe geanonimiseerd) handschrift door de hoogleraar in de grafologie dr. [F].

Uit het rapport van de grafoloog (p. 156 van het gedeponeerde boek):

‘Een man die veel moeilijkheden met zichzelf en met zijn omgeving veroorzaakt. Innerlijk verkeert hij eigenlijk in een voortdurende conflictsituatie… Bij zijn handelingen spelen de gevoelsmotieven een overwegende rol, er is een gebrek aan zelfbeheersing en zelfcontrole.’

En verder:

(p. 156 van het gedeponeerde boek)

‘Juliana had dus gewaarschuwd kunnen zijn. Zij zegde echter haar vertrouwen in [C] niet op. De prins zal wel niet door haar over [F]s analyse zijn ingelicht. Anders had hij er een bevestiging in kunnen vinden van het uiterst negatieve oordeel dat hij zich intussen van zijn vroegere jachtvriend had gevormd. De vriendschap tussen hen beiden was immers in bittere vijandschap omgeslagen, toen [C] begin 1950 de jacht op de prins had geopend.’

(p. 452-453 van het gedeponeerde boek)

‘De crisis eindigde met het ontslag van [G] en [C]. In misplaatste loyaliteit had Juliana het tweetal veel te lang de hand boven het hoofd gehouden. De lovende dankbetuigingen die beiden bij hun afscheid ten deel vielen, waren bepaald onverdiend. Misschien was Juliana van nature te aardig om het boosaardige in het karakter van anderen goed te peilen.’

(p. 450-451 van het gedeponeerde boek)

‘Ook [C] ging uiterst onverantwoordelijk te werk. Evenals [G] leek hij erop uit Juliana tegen zijn gewezen vriend, de prins, en daarna tegen haar ministers op te stoken.

Niet zonder reden schreef de commissie-[H] in haar rapport dat zij ‘versteld’ stond van de wijze waarop koningin en prins door hun omgeving ‘beoordeeld en veroordeeld’ werden. Ze vond de toestand ‘verziekt’. In de entourage van het hof leek iedereen het persoonlijk leven van Juliana en Bernhard te willen beïnvloeden. Op zichzelf is dit niet zo bijzonder. Aan elk hof heerst de ‘hermelijnkoorts’. Leden van een hofhouding, maar ook buitenstaanders in hun persoonlijke contacten met het staatshoofd, doen zich vaak anders voor dan zij zijn. Zij willen bewust of onbewust zich laten gelden, hopen invloed te kunnen uitoefenen op het stralende middelpunt van alles, zijn daarvoor bereid kwaad te spreken van rivalen naar de koninklijke gunst, kortom te intrigeren. Het is een verschijnsel dat niet tot hoven of hovelingen beperkt blijft. In vroeger eeuwen zorgde de hofnar voor een zeker tegenwicht. Nu die er niet meer is, zijn het de dieren die een grotere rol spelen in het leven van vorstelijke personages. Of het honden zijn of paarden, zij doen zich tegenover hun baasje of berijder niet anders voor dan zij zijn. Maar, zoals het oosterse spreekwoord zegt, onder elke troon leven ook de schorpioenen. Aan het hof van Juliana in het midden van de jaren vijftig was een extreme toestand ontstaan door de ongelukkige, deels door [I]s geïnspireerde keuze van bepaalde personen in de directe omgeving van Juliana’.

2.4. [D] heeft in de biografie een lijst van door hem geraadpleegde archieven opgenomen. De tekst van de biografie is voorzien van voetnoten met bronverwijzingen.

3. Het geschil

3.1. [A] c.s. vorderen - samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad

I

voor recht verklaart dat [D] c.s. jegens [A] c.s. onrechtmatig heeft gehandeld door de in de dagvaarding onder 84 tot en met 87 besproken verdachtmakingen en diskwalificaties jegens [C] in de biografie te uiten en deze uitlatingen te distribueren en openbaar te maken;

II

primair:

Arbeiderspers gebiedt en [D] beveelt om te dulden om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis alle in voorraad zijnde en reeds gepubliceerde en gedistribueerde exemplaren van de biografie te hebben of te doen voorzien van een inlegvel, op eigen briefpapier van de auteur en ter grootte van 90% van het boek, met de door [A] c.s. in het petitum van de dagvaarding geformuleerde tekst;

subsidiair:

Arbeiderspers gebiedt en [D] beveelt om te dulden om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis alle in voorraad zijnde en reeds gepubliceerde en gedistribueerde exemplaren van de biografie te hebben of te doen voorzien van een inlegvel met een schriftelijk weerwoord ter grootte van maximaal 1500 woorden, naar keuze van [A] c.s. en waarin [D] c.s. geen enkele wijziging toevoeging of commentaar zullen (doen) aanbrengen;

III

primair:

[D] c.s. gebiedt een volgende druk van de biografie zodanig (te doen) aan (te) passen dat de litigieuze beweringen jegens [C] daarin niet (meer) voorkomen, althans slechts in zodanige vorm dat deze niet langer een lichtvaardige beschadiging van de nagedachtenis van wijlen [C] vormen en de bewuste passages niet langer onrechtmatig zijn;

Subsidiair:

[D] c.s. gebiedt om in een volgende druk ruimte te (doen) bieden voor een schriftelijk weerwoord ter grootte van maximaal 1500 woorden, naar keuze van [A] c.s., dat zal worden ingevoegd direct volgend op het hoofdstuk getiteld Terugblik en voorafgaand aan de Bijlagen onder de titel: Reactie zijdens de erven [C].

IV

[D] c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een immateriële schadevergoeding van € 7.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2010 tot de dag der gehele voldoening;

V

[D] c.s. hoofdelijk veroordeelt tot verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij in gebreke blijft geheel of gedeeltelijk aan de hiervoor omschreven geboden/verbod te voldoen;

VI

[D] c.s. veroordeelt in de proceskosten.

3.2. [D] c.s. voeren verweer.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil.

4. De beoordeling

4.1. Op grond van artikel 10 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) heeft een ieder recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.

4.2. De vorderingen zoals door [A] c.s. ingesteld, waaronder de vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad, vormen een repressieve beperking van de uitingsvrijheid. Of een dergelijke beperking in overeenstemming is met artikel 10 EVRM, hangt af van de verdere toetsing. Lid 2 van artikel 10 EVRM bepaalt onder welke omstandigheden aan het recht op uitingsvrijheid beperkingen gesteld mogen worden. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen.

4.3. Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen van [D] over [C] onrechtmatig zijn jegens [A] c.s. in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij de beoordeling van de vorderingen van [A] c.s. ziet de rechtbank zich dan ook allereerst voor de vraag gesteld of [D] c.s. onrechtmatig heeft gehandeld jegens [A] c.s. Bij de beantwoording van deze vraag dienen de wederzijdse belangen te worden afgewogen en moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen.

4.4. Het belang van [A] c.s. is er in gelegen dat zij niet ongerechtvaardigd worden blootgesteld aan aantasting van hun eer en goede naam. Het belang van [D] c.s. is daarin gelegen dat [D] zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over kwesties die de samenleving raken en [D] c.s. in de gelegenheid moeten zijn de resultaten van het historisch onderzoek van [D] openbaar te maken.

4.5. [A] c.s. stellen dat de onder de feiten aangehaalde passages in de biografie onrechtmatig zijn, omdat deze onvoldoende steun vinden in de feiten. Voor verdachtmakingen als "de scheurmaker", "de onrustzaaier", "de conspirateur", "het paard van Troje" en "een man met een boosaardig karakter", een man die "de jacht op Prins Bernhard had geopend" en een gevaar was voor het koninklijk huwelijk en het voortbestaan van het Koninklijk Huis, heeft [D] onvoldoende onderbouwing gegeven. De gebezigde uiterst negatieve diskwalificaties worden door hem niet verklaard. Uit de stukken uit het archief van [C], welk archief [D] heeft kunnen inzien, blijkt dat [C] een belangrijke rol heeft gespeeld bij het afwenden van het grote gevaar dat het Koninklijk Huis bedreigde door de handel en wandel van Prins Bernhard. [D] schrijft echter de penibele situatie waarin Prins Bernhard was beland geheel aan [C] toe, hetgeen geschiedvervalsing is, aldus steeds [A] c.s.

4.6. [D] c.s. betwisten dat de beweringen over [C] onvoldoende steun vinden in de feiten. [D] is tot zijn kwalificaties van [C] gekomen op grond van de door hem beschreven feiten. Die feiten zijn aan het licht gekomen door zorgvuldig wetenschappelijk archief- en literatuuronderzoek dat in talloze voetnoten is verantwoord. Dat hij daarbij een selectie van het materiaal heeft gemaakt, is onvermijdelijk. De gegeven interpretatie vindt echter steun in het feitenmateriaal. De beoordeling van de personen die in zijn verhaal een belangrijke rol spelen, behoort tot zijn taak als geschiedschrijver. Dit verhaal dient volgens [D] c.s. evident een algemeen belang. [C] was in het hofschandaal van 1948 tot 1956 een cruciale figuur, aldus steeds [D] c.s.

4.7. Ter onderbouwing van de door [D] gebruikte kwalificaties over [C], verwijzen [D] c.s. naar de desbetreffende pagina’s in de biografie, waarin hij de daaraan ten grondslag liggende feiten heeft omschreven en geannoteerd met verwijzingen naar veelal openbare bronnen, waaronder tevens het archief van [C]. Ook verwijzen zij naar andere auteurs, onder wie gerenommeerde historici, die de gedragingen van [C] negatief hebben beoordeeld. [D] c.s. noemen onder meer de kwalificaties met betrekking tot [C] uit het dagboek van [J], voormalig adviseur van Koningin Juliana en voorzitter commissie [J] 1956-1957, en halen een zevental publicaties aan, die ook zijn vermeld in de literatuurlijst van de biografie. Daarin wordt [C] volgens hen onder meer als volgt beschreven:

- een [K], die zijn beschermheer geheel in koningsmoordenaarsstijl aan de galg probeerde te hangen en de koningin vertelde dat zij door haar man financieel was benadeeld ([L] 1992);

- [C] had het verlangen zelf macht uit te oefenen, hij beraamde een staatsgreep, wilde de onervaren Juliana terzijde schuiven, volgde een geheime agenda, wroette aan het hof ([M & N] 1996);

- intriges van kamerheer [C] ([O] 2004);

- in het nauw gebracht besloot [C] tot een vlucht naar voren en schoof hij [P] alle schuld voor het rumoer rondom het koninklijk huis in de schoenen ([Q] 2005);

- “[P] vervolgde: Dat [C] in deze zaak intrigeerde kan nu eenmaal niet worden ontkend – zijn hele stoken tegen mij bij de koningin is een intrige” en: de Amerikaanse diplomaat [R] rapporteert op 12 september 1956: “Such a sinister individual as [C] (…) can be expected to play it harder and dirtier in the future” ([S] 2006);

- [C] ontpopte zich als een [T] aan het hof. Met dien verstande dat hij niet het gemoed van [U] vergiftigde met infame praatjes over diens gemalin [V], maar omgekeerd [V] met praatjes over haar heer gemaal ([W] 2007);

- Wanneer [C] als onverantwoordelijk raadgever optreedt en zodoende het publiek terrein betreedt, moet de regering hem duidelijk maken, dat door zijn gekwetste ijdelheid ’s lands belang schade lijdt (Elseviers Weekblad 1956).

4.8. [A] c.s. hebben hiertegenover ter onderbouwing van hun stelling dat de onder de vaststaande feiten aangehaalde passages uit de biografie onrechtmatig zijn, hoofdzakelijk volstaan met een verwijzing naar het archief [C], waarin onder meer dagboekaantekeningen zijn opgenomen van [C]. Dit is echter, gelet op de gemotiveerde betwisting van [D] c.s. onder aanhaling van andere bronnen van kritische uitlatingen over de desbetreffende gedragingen van [C], onvoldoende om tot het oordeel te kunnen komen dat de gewraakte passages over [C] onvoldoende steun vinden in de feiten. Dat [D] voor de biografie een selectie heeft gemaakt uit de beschikbare feiten, maakt op zichzelf niet dat daardoor een beeld van [C] wordt geschetst en daarmee onrechtmatig jegens hem of zijn erfgenamen wordt gehandeld. Het selecteren van feiten is immers een normaal onderdeel van het schrijfproces bij een werk zoals de biografie.

4.9. Ook het feit dat [D] c.s. de gewraakte passages niet aan [A] c.s. hebben voorgelegd, brengt niet mee dat zij onrechtmatig hebben gehandeld. Voorop zij gesteld dat er bij publicaties waarin over iemand wordt geschreven geen recht op inzage vooraf bestaat. [D] heeft door inzage in het archief van [C] kennis kunnen nemen van diens beleving van de gebeurtenissen die in de biografie worden beschreven. Hij heeft daarvan ook gebruik gemaakt, zo valt uit voetnoten in de biografie op te maken. Gesteld noch gebleken is dat [A] c.s. bij het ter inzage geven van het archief van hun vader hebben bedongen dat de biografie van [D] voorafgaand aan publicatie aan hen voorgelegd moest worden. Onder deze omstandigheden rustte op [D] c.s. niet de verplichting dit te doen.

4.10. De gewraakte passages in de biografie bevatten weliswaar een andere interpretatie van de feiten dan [A] c.s. voorstaan en kwalificaties die niet steeds vleiend zijn voor [C], maar gezien het uitgebreide archiefmateriaal en de vele andere bronnen die daaraan ten grondslag liggen - zoals blijkt uit de verwijzingen in de voetnoten waarop [D] c.s. zich beroepen - is daarvoor voldoende steun te vinden in de feiten. De aard en inhoud van de door [D] gebruikte bronnen, waaronder het archief van [C] zelf, geven geen aanleiding om te twijfelen aan het waarheidsgehalte van die bronnen. Mede in het licht van eerdere publicaties waarin over [C] is geschreven, zoals in het voorgaande onder 4.7 weergegeven, kan ook niet worden gezegd dat de door [D] gebezigde kwalificaties onnodig grievend zijn. Dat [D] c.s. met de gewraakte passages in de biografie onrechtmatig hebben gehandeld, komt dus niet vast te staan.

4.11. De vorderingen van [A] c.s. zullen dan ook worden afgewezen.

[A] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [D] c.s. worden begroot op:

- vast recht 314,00

- salaris advocaat 768,00 (2,0 punten × tarief EUR 384,00)

Totaal EUR 1.082,00

5. Beslissing

De rechtbank

5.1. wijst de vorderingen af,

5.2. veroordeelt [A] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [D] c.s. tot op heden begroot op EUR 1.082,00.

Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, mr. G. de Groot en mr. B.M. Vroom - Cramer en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2011.?


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature