Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Ondertoezichtstelling nodig om te voorkomen dat de moeder juist bij belangrijke keuzes verkeerde inschattingen maakt. Weerstand van de moeder tegen de hulpverlening rechtvaardigt de beschermingsmaatregel.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Familiesector

Uitspraak : 26 januari 2011

Zaaknummer : 200.076.089/01

Rekestnr. rechtbank : JE RK 10-1808

[verzoekster],

wonende te [woonplaats],

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. T.C. ten Rouwelaar te Amsterdam,

tegen

de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland,

vestiging Rijnland,

locatie te Leiden,

hierna te noemen: Jeugdzorg.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming,

regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord,

locatie Den Haag,

hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 26 oktober 2010 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 27 juli 2010 van de kinderrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage.

Jeugdzorg heeft op 25 november 2010 een verweerschrift ingediend.

De raad heeft het hof bij brief van 10 november 2010 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.

Op 15 december 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de advocaat van de moeder en namens Jeugdzorg: mevrouw R.V.M. Heite en mevrouw N.A.R. Terlouw. De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd. De hierna te noemen minderjarige heeft geen gebruik gemaakt van de door het hof geboden gelegenheid om mondeling zijn mening ten aanzien van de ondertoezichtstelling kenbaar te maken.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam] geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] (hierna: de minderjarige), verlengd van 25 augustus 2010 tot 25 augustus 2011 met behoud van Jeugdzorg, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg .

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de periode van 25 augustus 2010 tot 25 augustus 2011.

2. De moeder verzoekt de ondertoezichtstelling met onmiddellijke ingang te beëindigen.

Zij stelt – kort samengevat – dat de gronden voor een ondertoezichtstelling niet aanwezig zijn. De kinderrechter heeft bij eerdere beschikking van 20 april 2010 de ondertoezichtstelling slechts voor een korte periode verlengd in verband met de inzet van de moeder, haar vertrouwen in de begeleiding door het Centrum voor Autisme en de ontwikkeling van de minderjarige. Daarna zou in het vrijwillige kader de hulpverlening worden voortgezet, aldus de moeder. Volgens de moeder hebben zich sindsdien geen nieuwe feiten en omstandigheden voorgedaan die een nieuwe verlenging noodzakelijk maakte. De moeder is van mening dat er thans voldoende hulpverlening is ingezet, welke nog wordt uitgebreid. Zij heeft vertrouwen in de hulpverlening en heeft goed contact met de hulpverleners. De minderjarige krijgt Sociale Vaardigheidstraining, gaat naar het Stottercentrum en de moeder krijgt ouderbegeleiding. Ook op school gaat het volgens de moeder beter met de minderjarige. Moeder betwist dat zij de problemen van de minderjarige niet erkent. De moeder wil een behoorlijke en fatsoenlijke opleiding voor de minderjarige. De minderjarige wil naar de Technische Universiteit en de moeder wil hem die kans geven.

3. Jeugdzorg bestrijdt het beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep, strekkende tot vernietiging van de beschikking, af te wijzen. Jeugdzorg stelt – onder meer – dat de school van de minderjarige, de kinderarts, het Centrum voor Autisme en de gezinsbegeleidster van Cardea Jeugdzorg ook na de zitting bij de rechtbank zorgen hebben geuit over de ontwikkeling van de minderjarige en met betrekking tot het herkennen en erkennen van de problematiek van de minderjarige door de moeder. Volgens Jeugdzorg accepteert de moeder de hulpverlening die is opgestart. Zij is echter nog altijd onvoldoende in staat om de problematiek van de minderjarige te herkennen, te accepteren en vervolgens in haar keuzes aan te sluiten bij de mogelijkheden en behoeften van de minderjarige.

Jeugdzorg heeft ter zitting nogmaals naar voren gebracht dat de moeder onvoldoende in staat is in te zien wat de minderjarige nodig heeft. Zij gaat in haar keuzes voorbij aan de ontwikkeling van de minderjarige. De moeder blijft hierin sturing nodig hebben. Zeker ook bij de schoolkeuze voor de minderjarige. De school van de minderjarige adviseert om hem naar speciaal onderwijs te sturen en stelt dat VMBO-niveau haalbaar is voor de minderjarige, terwijl de moeder de minderjarige liever naar een HAVO/VWO school stuurt.

Het is belangrijk dat Jeugdzorg betrokken blijft, ook omdat zich steeds meer keuzemomenten in het leven van de minderjarige zullen voordoen.

4. Het hof overweegt als volgt. Gelet op artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) kan een ondertoezichtstelling slechts worden verlengd indien de wettelijke gronden daarvoor nog steeds aanwezig zijn. Het hof zal derhalve onderzoeken of nog steeds sprake is van een situatie dat de minderjarige zodanig opgroeit, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen.

5. Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de wettelijke gronden voor een ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. Het hof acht de moeder, met de hulp die zij krijgt en waaraan zij haar medewerking verleent, in staat om de minderjarige met zijn eigenheid en problematiek te verzorgen en op te voeden. Naar het oordeel van het hof heeft de moeder echter bij een aantal voor de minderjarige fundamenteel belangrijke keuzes, die voor zijn verdere ontwikkeling van groot belang zijn, met name de keuze van de middelbare school voor de minderjarige, een ander inzicht in de mogelijkheden en belangen van de minderjarige dan de betrokken hulpverlening. Het hof acht het risico groot dat de moeder de mogelijkheden van de minderjarige niet goed weet in te schatten. Nu zij weerstand lijkt te hebben tegen de visie van de hulpverlening blijft sturing nodig om te voorkomen dat de moeder voor de minderjarige keuzes maakt die niet in zijn belang zijn en zijn ontwikkeling ernstig kunnen schaden of bedreigen.

Gelet op het voorgaande en nu voornoemde bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige naar het oordeel van het hof niet is af te wenden zonder een ondertoezichtstelling, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

6. Het hof zal als navolgend beslissen

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Van de Poll en Van Montfoort, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature