Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 24 november 2009, heeft het dagelijks bestuur het uitwerkingsplan "35ste uitwerking bestemming wonen aan het water bestemmingsplan Nesselande" (hierna: het uitwerkingsplan) vastgesteld.

Uitspraak



200910194/1/R1.

Datum uitspraak: 9 maart 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellanten sub 1] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),

2. [appellanten sub 2],

3. [appellant sub 3],

4. [appellant sub 4] en anderen,

5. [appellant sub 5] en anderen,

6. [appellant sub 6] en anderen,

allen wonend te Rotterdam,

appellanten,

en

het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2009, heeft het dagelijks bestuur het uitwerkingsplan "35ste uitwerking bestemming wonen aan het water bestemmingsplan Nesselande" (hierna: het uitwerkingsplan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 januari 2010, [appellanten sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2009, [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 december 2009, [appellant sub 4] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 januari 2010, [appellant sub 5] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 januari 2010, en [appellant sub 6] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 januari 2010, beroep ingesteld.

[appellant sub 3], [appellanten sub 2], [appellant sub 4] en anderen en [appellant sub 5] en anderen hebben een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 januari 2011, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door E.L.M. Houberg, [appellanten sub 2], bijgestaan door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, [appellant sub 3], vertegenwoordigd door W.J.A. de Bruijn, [appellant sub 4] en anderen, bij monde van [gemachtigden], [appellant sub 5] en anderen, bij monde van M.J.H. Koch, [appellant sub 6] en anderen, bij monde van E.L.M. Houberg, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. K.I. Siem, E. Pot en J. Noordhoek, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het uitwerkingsplan vormt een deeluitwerking van het op 14 januari 1999 vastgestelde en op 10 augustus 1999 goedgekeurde bestemmingsplan "Nesselande" (hierna: bestemmingsplan) en heeft betrekking op het gebied dat wordt begrensd door de Jannetje Merbiskade in het noordoosten en de Andries Fyandijk in het zuiden. Het uitwerkingsplan is vastgesteld met toepassing van de in artikel 5 van de voorschriften van het bestemmingsplan opgenomen uitwerkingsverplichting. Het plan maakt de bouw van 9 woningen aan de Jannetje Merbiskade in de Waterwijk te Nesselande mogelijk . Het dagelijks bestuur heeft voor ogen de gronden projectmatig te ontwikkelen en ter plaatse in platformwoningen te voorzien.

2.2. [appellant sub 1], [appellanten sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellant sub 6] en anderen kunnen zich niet verenigen met het plan voor zover dit de bouw van 9 woningen mogelijk maakt.

[appellant sub 1], [appellanten sub 2], [appellant sub 5] en anderen en [appellant sub 6] en anderen zijn allen eigenaar van een perceel aan de Jannetje Merbiskade. Zij hebben hun woning door middel van particuliere bouw gerealiseerd. [appellant sub 4] en anderen zijn woonachtig aan de Gerrit Verrijstkade, welke parallel aan de Jannetje Merbiskade is gelegen. [appellant sub 3] woont aan de Aper Bouwmankade, ten zuiden van het plangebied.

2.3. [appellant sub 1] en [appellant sub 5] en anderen betogen dat zij als belanghebbenden onvoldoende geïnformeerd zijn omtrent het ontwerpplan. [appellant sub 1] voert aan dat dit hem was toegezegd.

2.3.1. Er is voldaan aan de wettelijke vereisten ter zake van de kennisgeving van de terinzagelegging. In de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), noch in enig ander wettelijk voorschrift valt een bepaling aan te wijzen op grond waarvan het dagelijks bestuur in een geval als hier aan de orde verplicht is eventuele belanghebbenden persoonlijk in kennis te stellen van de terinzagelegging van een ontwerp voor een uitwerkingsplan. [appellant sub 1] heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een dergelijke toezegging.

2.4. [appellant sub 1], [appellanten sub 2] en [appellant sub 4] en anderen betogen dat in strijd met artikel 3.9a, eerste lid, in samenhang met artikel 3.8, derde lid, van de Wro is gehandeld, nu het besluit en de hierbij behorende stukken niet op internet beschikbaar zijn gesteld.

2.4.1. Deze beroepsgrond - wat daarvan ook zij - heeft betrekking op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en kan reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit. Het betoog faalt.

2.5. [appellant sub 1], [appellanten sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellant sub 6] en anderen betogen dat het besluit onvoldoende gemotiveerd is, nu het dagelijks bestuur in de "Reactie van het dagelijks bestuur op de zienswijzen geuit tegen het ontwerp van de '35ste Uitwerking bestemming wonen aan het water bestemmingsplan Nesselande" (hierna: de zienswijzennota) slechts te kennen heeft gegeven dat er onvoldoende grond is om de zienswijzen te honoreren en geen verdere toelichting heeft gegeven.

[appellanten sub 2] betogen voorts dat het dagelijks bestuur bij de beantwoording van hun zienswijze onvoldoende is ingegaan op de door hen naar voren gebrachte bezwaren.

2.5.1. Uit de zienswijzennota volgt dat het dagelijks bestuur uitgebreid op de zienswijzen is ingegaan. Het betoog dat het dagelijks bestuur slechts heeft aangegeven dat er onvoldoende grond is om de zienswijzen te honoreren mist derhalve feitelijke grondslag.

Voorts verzet artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zich er niet tegen dat het dagelijks bestuur de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken. Het betoog faalt.

2.6. [appellant sub 1], [appellanten sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellant sub 6] en anderen stellen dat het plan voor zover dit voorziet in de bouw van woningen in strijd is met de ruimtelijke uitgangspunten zoals deze voor particuliere bebouwing gelden. Zij voeren in dit kader aan dat het plan op dit punt in strijd met het gelijkheidsbeginsel is vastgesteld.

Voorts betogen [appellant sub 1], [appellanten sub 2] en [appellant sub 4] en anderen dat vertrouwen is opgewekt dat de bebouwingsregels voor de voorziene bebouwing gelijk zouden zijn aan die voor particuliere bebouwing. In dit kader wijzen [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] op de toezegging van de contactpersoon van het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam.

[appellant sub 1], [appellanten sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellant sub 6] en anderen bestrijden tevens het standpunt van het dagelijks bestuur dat vanaf het begin duidelijk is geweest dat voor de voorziene bebouwing andere regels zouden gelden dan voor particuliere bebouwing. Volgens hen is dit niet terug te vinden in de documentatie rondom de verkoop. [appellant sub 5] en anderen betogen in dit kader dat de bebouwingsregels voor de voorziene bouw (de zogenoemde randvoorwaarden, neergelegd in de Randvoorwaardennota) pas zijn vastgesteld op 28 april 2009, ruim nadat een groot aantal omwonenden hun woning hadden gebouwd.

2.6.1. Ten aanzien van de door [appellant sub 1], [appellanten sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellant sub 6] en anderen gemaakte vergelijking met de particuliere woningen in de omgeving heeft het dagelijks bestuur zich op het standpunt gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat hun particuliere woningen welstandsvrij konden worden gebouwd mits aan de randvoorwaarden uit het Informatieboek Vrije Kavels werd voldaan, beoogd wordt de voorziene woningen projectmatig te ontwikkelen en de bouw van deze woningen wel aan een welstandstoets wordt onderworpen. Ter zitting heeft het dagelijks bestuur voorts verklaard dat met het bestemmingsplan beoogd wordt om een grote differentiatie in de wijk te creëren. Dit doel volgt ook uit de stedenbouwkundige opzet zoals genoemd in de plantoelichting van het uitwerkingsplan, waarin naast de drie ruimtelijke patronen ('mikado's', 'legakkers' en 'dwarsvaarten'), de grotere projectmatig te ontwikkelen woningen worden genoemd als 'bakens' in een zee van kleinschaligere particuliere woningen en zo een vierde structuurlaag vormen.

In hetgeen [appellant sub 1], [appellanten sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellant sub 6] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door hen genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.

2.6.2. Wat betreft de informatieverschaffing ten tijde van de verkoop, wat daarvan ook zij, merkt de Afdeling op dat het in deze geen uitlating betreft van een daartoe bevoegd bestuursorgaan, zodat daaraan in het kader van de onderhavige procedure niet de waarde kan worden gehecht die [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] daaraan wensen toe te kennen.

2.6.3. Over hun betoog dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, overweegt de Afdeling dat [appellant sub 1], [appellanten sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellant sub 6] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat door of namens het dagelijks bestuur verwachtingen zijn gewekt dat de voorziene woningen in het uitwerkingsplan aan dezelfde voorwaarden zouden moeten voldoen als de particuliere woningen in de omgeving. Het dagelijks bestuur heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.

2.7. [appellanten sub 2] betogen dat het volume van de woningen in het plan ten onrechte niet geregeld is. [appellant sub 3] en [appellant sub 5] en anderen stellen voorts dat de voorziene woningen niet in de wijk passen. In dit kader verwijzen zij onder meer naar het volume van de projectmatige woningen, dat groter is dan de in de randvoorwaarden voor projectmatig te ontwikkelen woningen aangegeven 750 m³.

2.7.1. In het bestemmingsplan "Nesselande" is aan het plangebied de nader uit te werken bestemming "Wonen aan het water (WW)" gegeven.

Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan zijn deze gronden onder andere bestemd voor woningen.

In artikel 5, vierde lid, van de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan zijn de regels opgenomen welke bij de uitwerking van de bestemming in acht dienen te worden genomen.

2.7.2. Aan de gronden van het plangebied is in het uitwerkingsplan onder meer de bestemming "Woningen (W)" toegekend.

Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de regels van het uitwerkingsplan, voor zover hier van belang, zijn deze gronden bestemd voor woningen, met inbegrip van praktijkruimte/atelier of kantoorruimte.

Ingevolge artikel 2 dienen op de voor bebouwing bestemde gronden - onverminderd hetgeen daartoe in de desbetreffende planregels is bepaald - de op de verbeelding aangegeven bebouwingsnormen in acht te worden genomen.

Blijkens de verbeelding is de maximaal toegestane hoogte binnen het bouwvlak grotendeels 8 m en in sommige delen 3,5 m.

2.7.3. Op de verbeelding zijn de maximale bouwhoogte alsmede de bestemmingsgrens en de grens bouwhoogten aangegeven. Hieruit valt het maximale volume af te leiden. Gelet hierop was het dagelijks bestuur niet gehouden om in de planregels een inhoudsmaat op te nemen. Het betoog van [appellanten sub 2] faalt derhalve.

In de randvoorwaarden voor de projectmatig te ontwikkelen woningen, waarin het stedenbouwkundig gemeentelijk beleid is opgenomen, is een maximaal bouwvolume van 750 m³ per woning vastgesteld. Indien wenselijk mag het volume per cluster van drie woningen worden samengenomen. Gelet op de aanduidingen op de verbeelding bezien in samenhang met de planregels hebben [appellant sub 3] en [appellant sub 5] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat het totaal van 2250 m³ voor een cluster van drie woningen overschreden wordt. Nu hiermee evenmin aannemelijk is gemaakt dat het gemiddelde volume van een woning meer dan 750 m³ bedraagt, overweegt de Afdeling dat in het bestemmingsplan aan de randvoorwaarden voor projectmatige woningen is voldaan. Ter zitting heeft het dagelijks bestuur te kennen gegeven dat de hoekwoning groter is dan het voorgeschreven bouwvolume van 750 m³. Het feit dat een van de daadwerkelijk gerealiseerde woningen groter is dan het uitwerkingsplan mogelijk maakt, wat daarvan ook zij, ligt hier niet ter toets voor.

Gelet op het eerder genoemde stedenbouwkundige beleid gericht op differentiatie, de bakenfunctie van de projectmatig te ontwikkelen woningen en het feit dat in de nabije omgeving particuliere woningen aanwezig zijn waarbij welstandsvrij gebouwd mocht worden (mits aan bepaalde voorwaarden werd voldaan) met als resultaat dat de omgeving derhalve bestaat uit woningen met een sterk uiteenlopende uitstraling, heeft het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene woningen passen in de wijk. Het betoog faalt.

2.8. [appellant sub 1], [appellant sub 3], [appellanten sub 2] en [appellant sub 4] en anderen betogen dat hun woon- en leefklimaat wordt aangetast door de voorziene woningen, daar zij als gevolg hiervan te maken zullen krijgen met verminderde bezonning, aantasting van hun privacy en uitzicht.

2.8.1. De percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 3] bevinden zich op ongeveer 18 m onderscheidenlijk 80 m van de meest dichtbij voorziene woningen in het plangebied. De percelen van [appellant sub 4] en anderen bevinden zich op ten minste 77,5 m van het plangebied. Gelet op deze afstanden, en in het geval van [appellant sub 4] en anderen tevens gelet op de tussenliggende bebouwing, heeft het dagelijks bestuur niet aannemelijk hoeven achten dat [appellant sub 1], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] en anderen ten gevolge van de voorziene woningen te maken zullen krijgen met een onevenredige aantasting van hun woon- en leefklimaat.

Het perceel van [appellanten sub 2] grenst aan het plangebied. Tussen hun perceel en de naastgelegen voorziene woning bevindt zich een sloot van 4,7 m breed, welke als zodanig bestemd is. Het bouwvlak van de naastgelegen voorziene woning grenst vrijwel aan deze sloot. Het plan staat voor bebouwing ter plaatse een maximale hoogte van 8 m toe. Dergelijke hoogten en afstanden zijn in een bebouwde omgeving niet ongewoon te achten. Zo bedraagt de afstand tussen de woning van [appellanten sub 2] en de woning aan diens andere zijde eveneens ongeveer 5 m. Tussen deze woningen bevindt zich geen sloot. Het dagelijks bestuur heeft zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het woon- en leefklimaat van [appellanten sub 2] niet in onevenredige mate zal worden aangetast door de voorziene woningen. De Afdeling neemt hierbij tevens in aanmerking dat Nesselande een woongebied in ontwikkeling is. Het betoog faalt.

2.9. [appellant sub 3], [appellant sub 1] en [appellant sub 4] en anderen vrezen voor een waardevermindering van hun woning.

2.9.1. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant sub 3], [appellant sub 1] en [appellant sub 4] en anderen betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn. Het betoog faalt.

2.10. [appellant sub 3] twijfelt aan de onpartijdige behandeling van zijn bezwaren door het dagelijks bestuur, nu de deelgemeente zowel verkoper van de particuliere kavels als van de projectkavels in de omgeving is.

2.10.1. [appellant sub 3] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het dagelijks bestuur partijdig heeft gehandeld. De omstandigheid dat de deelgemeente zowel particuliere kavels als projectkavels verkoopt brengt nog niet met zich dat het dagelijks bestuur op oneigenlijke wijze van zijn bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Het betoog faalt.

2.11. Voor zover [appellant sub 3], [appellant sub 4] en anderen en [appellant sub 5] en anderen betogen dat voor de projectmatig te ontwikkelen kavels andere grondprijzen zijn afgesproken dan voor de particuliere kavels, overweegt de Afdeling dat in de onderhavige procedure uitsluitend het uitwerkingsplan ter beoordeling staat. Bezwaren met betrekking tot de grondprijs kunnen derhalve niet in deze procedure aan de orde komen.

2.12. Voor zover [appellant sub 6] en anderen een alternatieve invulling van het plangebied aandragen, te weten het verminderen van het aantal woningen en het verlagen van de woningen waardoor de projectmatig te ontwikkelen woningen meer in overeenstemming met de particuliere woningen zijn, overweegt de Afdeling als volgt.

Het dagelijks bestuur dient bij de keuze van de bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft het dagelijks bestuur beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Niet is gebleken dat dit in het onderhavige geval niet is gebeurd. Vanwege het stedenbouwkundige beleid gericht op differentiatie en de bakenfunctie van de projectmatige woningen heeft het dagelijks bestuur de invulling die door [appellant sub 6] en anderen is aangedragen niet passend geacht. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid het alternatief van [appellant sub 6] en anderen terzijde heeft kunnen stellen. Het betoog faalt.

2.13. In hetgeen [appellant sub 1], [appellanten sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellant sub 6] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het uitwerkingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

De beroepen zijn ongegrond.

2.14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van staat.

w.g. Mondt-Schouten w.g. Nienhuis

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2011

466-667.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature