Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

De militaire kamer in Arnhem heeft een voormalige militair veroordeeld voor Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 , terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 derde lid van de ze wet.

Uitspraak



Vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector strafrecht

Militaire Kamer

Parketnummer : 05/800741-09

Datum zitting : 21 februari 2011

Datum uitspraak : 7 maart 2011

VERSTEK

In de zaak van

de officier van justitie in het arrondissement Arnhem

tegen:

naam : [verdachte],

geboren op : [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],

adres : [adres],

plaats : [woonplaats].

voormalig Soldaat der 1e klasse, [nummer], laatstelijk ingedeeld bij 42 Brigade Verkenningseskadron te R.V Steveninckkazerne te Oirschot.

1. De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 12 oktober 2008, te IJsselstein, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Utrechtseweg, zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam onder invloed van alcoholhoudende drank, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank op voornoemde weg in een bocht naar links de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde mototrrijtuig (personenauto) niet, als gesteld in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was voormeld motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of niet of niet voortdurend heeft gelet op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg en/of met dat motorrijtuig (personenauto) aan de rechterzijde van voornoemde weg geheel of gedeeltelijk van de weg is geraakt en tegen een boom tot stilstand is gekomen/gebotst, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,

terwijl het een ongeval betrof waardoor een ander lichamelijk letsel werd toegebracht en verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 3 van de Wegenverkeerswet 1994 , aangezien verdachte toen dat motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994 , 1.18 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:

hij op of omstreeks 12 oktober 2008 te IJsselstein als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Utrechtseweg, in een bocht naar links de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde mototrrijtuig (personenauto) niet, als gesteld in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was voormeld motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of niet of niet voortdurend heeft gelet op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg en/of met dat motorrijtuig (personenauto) aan de rechterzijde van voornoemde weg geheel of gedeeltelijk van de weg is geraakt en tegen een boom tot stilstand is gekomen/gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

2. Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 21 februari 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet verschenen.

Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: [slachtoffer]

De officier van justitie, mr. H.G. Velders, heeft geëist dat verdachte ter zake van het feit 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 150 uur, te vervangen door 75 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.

Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaring in de vordering.

3. De beslissing inzake het bewijs

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Vaststaande feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op zondag 12 oktober 2008 omstreeks 03.15 uur is verdachte samen met [slachtoffer] in een auto van IJsselstein richting Nieuwegein gereden. Verdachte was de bestuurder, [slachtoffer] zat naast hem. Verdachte had alcoholhoudende drank genuttigd. Op de Utrechtseweg te IJsselstein is de auto waarin verdachte en [slachtoffer] zaten tegen een boom tot stilstand gekomen. Verdachte en [slachtoffer] werden vervolgens liggend buiten de auto aangetroffen waarbij zij beide letsel hadden en door een ambulance naar het UMC te Utrecht zijn overgebracht. Door het ongeval heeft [slachtoffer] zijn rechter oogkas verbrijzeld, zijn middenvoetsbeentje van zijn rechter voet op 2 plaatsen gebroken, zijn linkerhak gekneusd en zijn tong verwond Daarnaast is zijn rechtervoet op zes plekken gebroken en zijn zijn tenen gebroken.

Het ongeval vond plaats in een bocht naar links van de Utrechtseweg. De boom stond aan de rechterkant van de weg in de berm. Op 12 oktober 2008 om 05.45 is bij verdachte met diens toestemming door een arts bloed afgenomen. Dit bloed is door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht. Daaruit is gebleken dat het alcoholgehalte van het bloed van verdachte ten tijde van het bloedonderzoek 1.18 milligram alcohol per millimeter bloed bedroeg. Aan verdachte is op 2 januari 2007 een rijbewijs voor de categorie AM/B afgegeven. Er waren sinds de datum waarop aan verdachte voor de eerste maal een rijbewijs was verstrekt nog geen vijf jaren verstreken terwijl de eerste afgifte van het rijbewijs op op na 30 maart 2002 had plaatsgevonden. Op 12 oktober 2008 was het ten tijde van het ongeval (03.15 uur) de straatverlichting in werking en was het droog en helder weer. De ter plaatste toegestane maximumsnelheid bedroeg 50 kilometer per uur.

Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem primair ten laste gelegde.

Beoordeling van de standpunten

De militaire kamer is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde en overweegt daartoe het navolgende.

Verdachte heeft verklaard dat hij op zaterdag 11 oktober rond 20.00 uur een glas Whisky- cola had gedronken, waarna hij later die avond nog 2 vaasjes bier en een flesje Smirnoff ice had gedronken voordat hij samen met [slachtoffer] naar IJsselstein is gereden. Rond 03.15 uur zijn verdachte en [slachtoffer] vervolgens vanuit IJsselstein richting Nieuwegein gereden waarbij verdachte als bestuurder optrad. Verdachte was op dat moment nog onder invloed van alcohol en de militaire kamer is van oordeel dat verdachte ook wist dat hij nog onder invloed van alcohol was aangezien hij tegen een verbalisant heeft erkend na het nuttigen van alcoholhoudende drank als bestuurder te zijn opgetreden. Daarbij heeft hij ook erkend dat hij wist dat het gebruik van alcoholhoudende drank de rijvaardigheid kan verminderen. Ondanks deze wetenschap is verdachte toch in de auto gestapt tezamen met een passagier en heeft hij als bestuurder van die auto deelgenomen aan het verkeer.

[slachtoffer], de passagier die naast de bestuurder was gezeten, heeft verklaard dat hij voelde en zag dat verdachte abrupt de auto volop naar links stuurde in de bocht. Deze waarneming komt overeen met de analyse welke door de verkeerspolitie is uitgevoerd waaruit is gebleken dat gezien, het boogspoor en het wringspoor de bestuurder van de personenauto in de bocht naar links de macht over het stuur is kwijtgeraakt. De oorzaak van het kwijtraken van de macht over het stuur hebben de deskundigen van de politie niet kunnen vaststellen. [slachtoffer] heeft echter verklaard dat ze in de auto zaten te praten en dat ze vermoedelijk niet op de weg aan het letten waren . Hij schat de snelheid op het moment van het ongeval 60 kilometer per uur.

De militaire kamer is dan ook van oordeel dat verdachte onvoldoende heeft opgelet en met een dusdanige - te grote - snelheid heeft gereden dat hij niet in staat was de weg in bocht te blijven volgen en de aanrijding met de boom te voorkomen en dat hij zich onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam, onder de invloed van alcohol heeft gedragen en daarbij een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid heeft getoond waarbij het derhalve aan zijn schuld te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.

De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:

1.

hij op 12 oktober 2008, te IJsselstein, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande

weg, Utrechtseweg, aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam onder invloed van alcoholhoudende drank op voornoemde weg in een bocht naar links de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet, als gesteld in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was voormeld motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg kon overzien en waarover deze vrij was en niet of niet voortdurend heeft gelet op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg en met dat motorrijtuig (personenauto) aan de rechterzijde van voornoemde weg geheel of gedeeltelijk van de weg is geraakt en tegen een boom tot stilstand is gekomen en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,

terwijl het een ongeval betrof waardoor een ander lichamelijk letsel werd toegebracht en verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 3 van de Wegenverkeerswet 1994 , aangezien verdachte toen dat motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994 , 1.18 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;

Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 1 primair:

Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 , terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 derde lid van de ze wet.

Het feit is strafbaar.

5. De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.

6. De motivering van de sanctie(s)

Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:

- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;

- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:

• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 8 oktober 2010;

De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het feit 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 150 uur, te vervangen door 75 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.

Beoordeling van de standpunten en conclusie

Verdachte heeft in de nacht van 11 op 12 oktober 2008 een auto bestuurd terwijl hij voordien een aanzienlijke hoeveelheid alcohol gedronken had. Hij heeft een passagier, het latere slachtoffer, meegenomen. Verdachte heeft daarbij als bestuurder door onachtzaam, onvoorzichtig en onoplettend verkeersgedrag in beschonken toestand een eenzijdig verkeersongeval veroorzaakt. Hij is als zogenaamd beginnend bestuurder mede als gevolg van het alcoholgebruik (1,18 milligram alcohol per milliliter bloed) in een bocht naar links de macht over het stuur kwijtgeraakt, waardoor hij tegen een boom in de rechterberm tot stilstand is gekomen. Zijn passagier heeft hierbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Thans, twee jaar na het verkeersongeval, speelt dit letsel het slachtoffer nog steeds parten en het is niet bekend of het slachtoffer ooit volledig zal herstellen. Dit is een ernstig feit dat overeenkomstig de zogeheten LOVS oriëntatiepunten zou kunnen worden bestraft met 2 maanden gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden.

De militaire kamer rekent verdachte het feit zwaar aan, maar neemt in haar beoordeling mee dat inmiddels ruim twee jaren zijn verlopen sinds het feit heeft plaatsgevonden. Gezien het tijdsverloop en het feit dat verdachte op het vlak van verkeersmisdrijven als first offender is aan te merken, acht de militaire kamer een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 9 maanden een passende sanctie.

6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van € 25.295,- , en verzoekt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel op te leggen . De vordering valt uiteen in een bedrag van €5.595 ,- voor vergoeding van de geleden materiële schade en een bedrag van € 20.000,- voor vergoeding van de geleden immateriële schade.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] in zijn geheel niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de behandeling van de vordering onevenredig belastend is voor behandeling in het strafgeding.

Beoordeling van de standpunten

Voldoende vast staat dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel is toegebracht op materieel vlak.

Voor wat betreft de vordering van vergoeding van de materiële schade stelt militaire kamer vast dat aannemelijk is dat verdachte schade heeft geleden aan de kleding die hij op het moment van het ongeval droeg en zij zal daarom de gevorderde bedragen die op vergoeding van die schade zien toewijzen. Het totaal komt op een vergoeding van € 495,- voor materiële schade.

De militaire kamer acht voorts voldoende aannemelijk dat [slachtoffer] door hetgeen hem is overkomen immateriële schade heeft geleden en zij is van oordeel dat hij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek is voldaan. Voor de beoordeling van de hoogte van de immateriële schade is nader onderzoek nodig naar de exacte gevolgen die het ongeval voor [slachtoffer] heeft gehad. Een dergelijk onderzoek waarbij [slachtoffer] in de gelegenheid zou moeten worden gesteld om de hoogte van de door hem gestelde schade nader te onderbouwen en verdachte om daar op te kunnen reageren, zou een onevenredig belasting van het strafgeding betekenen. De militaire kamer is echter van oordeel dat op basis van de in het dossier aanwezige stukken thans wel kan worden vast gesteld dat de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid ten minste kan worden begroot op een bedrag van € 2.000,-.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de militaire kamer de vordering ten dele toewijzen tot een bedrag van € 2.495,-. Voor het meerdere wordt de vordering niet-ontvankelijk verklaard nu de verdere afwikkeling daarvan een onredelijke belasting voor het strafgeding vormt. De militaire kamer zal tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht ter hoogte van het toegewezen bedrag opleggen, zijnde 34 dagen vervangende hechtenis.

7. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 24c, 36f, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 178, 179 van de Wegenverkeerswet 1994 .

8. De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:

Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het feit zoals vermeld onder punt 4.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot

A. het verrichten van een werkstraf gedurende 120 (honderdtwintig uren)

Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.

De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.

Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.

Stelt deze vervangende hechtenis vast op 60 (zestig) dagen.

B. Een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 9 (negen maanden)

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.

- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer] , te betalen € 2.495,- (zegge tweeduizendvierhonderdenvijfennegentig euro),

- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.

- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.

Maatregel van schadevergoeding ad € 2.495,-. subsidiair 35 dagen hechtenis.

- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen € 2.495,- (zegge vierentwintighonderdvijfennegentig euro),

bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.

Aldus gewezen door:

mr. T.P.E.E. van Groeningen, als voorzitter,

mr. A.T.M. Vrijhoeven, rechter,

kapitein ter zee van administratie mr. H.T. Wagenaar, militair lid,

in tegenwoordigheid van M.H. van de Pol, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 maart 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature