Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Herziening WAO-uitkering. De rechtbank heeft het bestreden besluit ten onrechte vernietigd. De medische beoordeling is voldoende zorgvuldig voorbereid en voldoende draagkrachtig gemotiveerd. Niet gebleken dat de (bezwaar)verzekeringsartsen bij hun beoordeling een onjuiste toepassing hebben gegeven aan het wettelijk arbeidsongeschiktheidscriterium. Geen terugwijzing. Betrokkene moet medisch gezien in staat worden geacht tot het verrichten van de aan de geduide functies verbonden werkzaamheden. Vernietiging de aangevallen uitspraak en ongegrondverklaring beroep.

Uitspraak



10/4066 WAO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 17 juni 2010, 08/3625 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)

en

appellant.

Datum uitspraak: 4 maart 2011

I. PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Namens betrokkene heeft mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te Den Haag, een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2011. Voor appellant is verschenen E.M.C. Beijen. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. R.C. Luttikhuizen, kantoorgenoot van mr. Duijsens.

II. OVERWEGINGEN

1. Voor een uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.

2. Bij besluit op bezwaar van 3 november 2008 heeft appellant gehandhaafd zijn besluit de WAO-uitkering van betrokkene per 1 april 2008 te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.

3.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door betrokkene tegen het besluit van 3 november 2008 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht , bepaald dat appellant een nieuw besluit op bezwaar neemt en beslissingen genomen omtrent de vergoeding van proceskosten en griffierecht.

3.2. De rechtbank is van oordeel dat het besluit van 3 november 2008 onzorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank heeft hiertoe - kort samengevat - overwogen dat de beoordeling door de bezwaarverzekeringsarts niet voldoet aan de in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten opgenomen Richtlijn medisch arbeidsongeschiktheidscriterium (MAOC-richtlijn). Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar het eventueel aannemen van een arbeidsduurbeperking en het achterwege laten daarvan onvoldoende is gemotiveerd.

4. Appellant heeft in hoger beroep betwist dat het besluit van 3 november 2008 onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en een voldoende draagkrachtige motivering ontbeert. Aangevoerd wordt dat de MAOC-richtlijn bij de medische beoordeling wel degelijk is gevolgd. Er is in voldoende mate rekening gehouden met de klachten van betrokkene. De MAOC-richtlijn betekent niet dat alle geclaimde beperkingen moeten worden overgenomen. Door de reumatoloog zijn geen objectiveerbare afwijkingen gevonden. Gezien het ontbreken van externe consistentie is dan ook in voldoende mate rekening gehouden met de beperkingen van betrokkene samenhangend met de door de reumatoloog vastgestelde diagnose fibromyalgie. Verder is naar voren gebracht dat aanvullend onderzoek naar beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren niet geïndiceerd is nu betrokkene op het spreekuur bij de verzekeringsarts duidelijk heeft aangegeven dat zij geen psychische klachten meer heeft, de verzekeringsarts geen aanwijzingen vond voor een psychisch beeld, zij reeds lang niet meer onder behandeling is voor psychische klachten en zij geen medicatie gebruikt voor psychische klachten. Ten slotte is nader ingegaan op het standpunt van de (bezwaar)verzekeringsarts dat een urenbeperking medisch niet geïndiceerd is.

5. De Raad overweegt als volgt.

5.1. De Raad is in tegenstelling tot de rechtbank van oordeel dat de medische beoordeling die ten grondslag ligt aan het besluit van 3 november 2008 voldoende zorgvuldig is voorbereid en voldoende draagkrachtig is gemotiveerd. De Raad is niet gebleken dat de (bezwaar)verzekeringsartsen bij hun beoordeling een onjuiste toepassing hebben gegeven aan het wettelijk arbeidsongeschiktheidscriterium. De bezwaarverzekeringsarts heeft, gelet op de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts en na kennisneming van informatie vanuit de behandelend sector, geconcludeerd dat objectiveerbare afwijkingen ontbreken ter verklaring van de klachten van betrokkene. Bij gebreke van een andere oorzaak schrijft de reumatoloog de klachten van betrokkene toe aan fibromyalgie. Niettemin hebben de artsen van het Uwv oog gehad voor de door betrokkene geuite klachten van het bewegingsapparaat en zijn ondanks de moeilijk objectiveerbare klachten van betrokkene duidelijke beperkingen in de belastbaarheid gesteld. Deze beperkingen zijn in de bezwaarprocedure gevolgd door de bezwaarverzekeringsarts, onder toevoeging van een beperking op het aspect frequent reiken. De Raad is voorts met het Uwv, en onder verwijzing naar de door het Uwv daartoe in hoger beroep naar voren gebrachte argumenten, van oordeel dat er geen aanleiding bestaat voor een nader onderzoek naar beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren noch voor het aannemen van (meer) beperkingen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren.

5.2. De Raad is verder van oordeel dat het Uwv de afwezigheid van de noodzaak tot het stellen van een urenbeperking op medische gronden afdoende heeft onderzocht en gemotiveerd. De Raad verwijst hiervoor naar de rapportages van de bezwaarverzekeringsartsen O.C. van Oostrum en J. Coehoorn van respectievelijk 3 oktober 2008 en 13 juli 2010 en voegt hieraan toe dat de artsen van het Uwv reeds bij medische onderzoeken in 2005/2006 zich gemotiveerd op het standpunt hebben gesteld dat een urenbeperking voor betrokkene niet langer medisch geïndiceerd is.

5.3. Uit hetgeen is overwogen in 5.1 en 5.2 volgt dat de Raad anders dan de rechtbank van oordeel is dat de medische grondslag van het besluit van 3 november 2008 niet onjuist is. Dit brengt met zich dat het hoger beroep doel treft en de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.

6.1. Doende hetgeen de rechtbank ingeval van terugwijzing zou behoren te doen, zal de Raad in zijn streven naar finale geschilbeslechting het beroep tegen het besluit van

3 november 2008 - ook voor het overige - beoordelen.

6.2. De Raad is van oordeel dat het Uwv met de rapportage van de arbeidsdeskundige van 7 november 2007 inzichtelijk en toereikend heeft gemotiveerd dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies de grenzen van de voor betrokkene vastgestelde, en hiervoor niet onjuist bevonden, belastbaarheid, niet te buiten gaan. De Raad voegt hieraan toe dat de door de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid op het aspect frequent reiken niet wordt overschreden in de geduide functies. Betrokkene moet dan ook medisch gezien in staat worden geacht tot het verrichten van de aan die functies verbonden werkzaamheden. Het feit dat betrokkene medisch gezien niet (volledig) geschikt wordt geacht voor de maatmanfunctie van calculator/werkvoorbereider betekent niet dat zij daarmee ook medisch ongeschikt is te achten voor alle andere functies in de bouwsector.

6.3. De Raad overweegt verder dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functie onder sbc-code 521050 berekend is op de bekwaamheden van betrokkene. Een commerciële opleiding is voor deze functie niet vereist.

6.4. Uit het voorgaande volgt dat hetgeen door betrokkene is aangevoerd niet kan leiden tot vernietiging van het besluit van 3 november 2008. Het beroep tegen dat besluit moet dan ook ongegrond worden verklaard.

7. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak;

Verklaart het beroep tegen het besluit van 3 november 2008 ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en J.P.M. Zeijen en N.J.E.G. Cremers als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2011.

(get.) J.W. Schuttel.

(get.) M.A. van Amerongen.

JL


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature