Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Weigering terug te komen van WAO-besluit, ten aanzien van de hoogte van het dagloon in verband met een tweede dienstverband. Geen nieuwe feiten of omstandigeheden omdat de naar voren gebrachte gegevens voor appellant niet nieuw waren. Immers de WAO-aanvraag ten aanzien van dat tweede dienstverband is in het verleden niet in behandeling genomen, omdat appellalnt niet de gevraagde gegevens aan het GAK heeft geleverd.

Uitspraak



10/1372 WAO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 15 januari 2010, 09/337

(hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 4 maart 2011

I. PROCESVERLOOP

Mr. J.A.H. van Marwijk, advocaat te Utrecht, heeft namens appellant hoger beroep ingesteld en het Uwv heeft verweer uitgebracht.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Marwijk. Voor het Uwv is verschenen mr. F.A. Put.

II. OVERWEGINGEN

1. Appellant is op 6 november 2000 uitgevallen voor zijn werk in loondienst bij [naam schoonmaakbedrijf] gedurende 10 uren per week en zijn werk gedurende 40 uur per week bij [naam loonspuitbedrijf] (volgens appellant in loondienst via een uitzendbureau, volgens [naam loonspuitbedrijf] als zogenoemde zzp-er). In verband daarmee heeft appellant in september 2001 bij de toenmalige uitvoeringsinstelling CADANS wat zijn werk bij [naam schoonmaakbedrijf] betreft en bij de toenmalige uitvoeringsinstelling GAK wat zijn werk bij [naam loonspuitbedrijf] betreft een WAO-uitkering aangevraagd.

2. Bij GAK-besluit van 13 november 2001 is aan appellant meegedeeld dat zijn

WAO-aanvraag niet (verder) wordt behandeld om reden dat hij niet alle daarvoor benodigde, bij GAK-brief van 3 september 2001 aan hem gevraagde gegevens heeft geleverd. Tegen dit besluit heeft appellant geen bezwaar gemaakt.

3. Bij CADANS-besluit van 15 november 2002 is aan appellant per 5 november 2001 een WAO-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer à € 41,13 bruto per uitkeringsdag.Bij Uwv-besluit van 11 maart 2003 is de WAO-uitkering per 5 mei 2003 qua mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd voortgezet à € 42,06 bruto per uitkeringsdag.

Tegen geen van deze beide besluiten heeft appellant bezwaar gemaakt.

4.1. Bij Uwv-besluit van 6 september 2006 is de WAO-uitkering qua mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd voortgezet à nader € 45,06 bruto per uitkeringsdag. Tegen dat besluit heeft appellant op 18 oktober 2006 bezwaar gemaakt, opdat aan hem alsnog met terugwerkende kracht tot en met 5 november 2001 een WAO-uitkering wordt toegekend wat zijn werk bij [naam loonspuitbedrijf] betreft. Dit bezwaarschrift is door het Uwv tevens opgevat als een verzoek om terug te komen van het CADANS-besluit van

15 november 2002.

4.2. Bij Uwv-besluit van 11 december 2006 is appellants bezwaar tegen het besluit van 6 september 2006 ongegrond verklaard om reden dat de grondslag van de bij de eerdere besluiten toegekende respectievelijk voortgezette WAO-uitkering is gelegen in het dienstverband bij [naam schoonmaakbedrijf] voor 10 uren per week en appellant tegen die eerdere besluiten geen rechtsmiddel heeft aangewend, zodat die besluiten rechtens onaantastbaar zijn geworden. Tegen dit besluit op bezwaar heeft appellant geen beroep ingesteld.

4.3. Bij Uwv-besluit van 19 juni 2008 is geweigerd om in verband met appellants werk en inkomsten bij [naam loonspuitbedrijf] het dagloon te wijzigen. Bij Uwv-besluit van 18 december 2008 is appellants bezwaar tegen het besluit van 19 juni 2008 gegrond verklaard, is - rekening houdend met zijn werk en inkomsten bij [naam loonspuitbedrijf] - het dagloon per 18 oktober 2006 herzien door de bruto-uitkering per dag - na maximering en indexering - te stellen op in totaal € 80,01, maar is geweigerd om het dagloon met terugwerkende kracht tot en met 5 november 2001 herzien. Daartoe is overwogen dat ingeval van een verzoek om terug te komen van een eerder besluit de bewijslast bij de verzoeker ligt, appellant in het verleden in de gelegenheid is gesteld gegevens te overleggen ten bewijze van het bestaan van een dienstverband met [naam loonspuitbedrijf], appellant toen evenwel niet in staat is geweest die gegevens te overleggen en de WAO-aanvraag (wat dat werk betreft) bij besluit van 13 november 2001 is afgewezen (lees: buiten - verdere - behandeling is gesteld.

5.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank appellants beroep tegen het besluit op bezwaar van 18 december 2008 ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank

- samengevat - het volgende overwogen.

5.2. Ingevolge artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is degene die na een geheel of gedeeltelijk afwijzend besluit een nieuw verzoek indient, gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Een bestuursorgaan is in het algemeen bevoegd een verzoek om terug te komen van een eerder besluit inhoudelijk te behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen. Dat artikel staat daaraan niet in de weg. Echter, indien het bestuursorgaan dusdoende het eerdere besluit handhaaft, kan dat niet de weg openen naar een toetsing als betrof het een oorspronkelijk besluit. Is - zoals hier - sprake van een duuraanspraak, dan is het aangewezen bij de toetsing onderscheid te maken tussen verleden en toekomst. Wat het verleden (tot aan het verzoek) betreft dient de bestuursrechter zich in beginsel te beperken tot het beantwoorden van de vraag of sprake is van een of meer nieuwe feiten dan wel veranderde omstandigheden en, bij bevestigende beantwoording, of het bestuursorgaan daarin aanleiding had behoren te vinden het oorspronkelijke besluit te herzien. In dit geval is in de door appellant in de bezwaarfase ingebrachte financiële gegevens geen feit of omstandigheid als hiervoor bedoeld gelegen. Immers, het betreft documenten die reeds ten tijde van de besluiten waarvan herziening is gevraagd bij appellant bekend of voorhanden waren, terwijl niet is gebleken dat appellant die documenten niet in bezwaar tegen die besluiten had kunnen inbrengen. Niet kan dan ook worden staande gehouden dat het Uwv niet in redelijkheid tot het besluit op bezwaar van 18 december 2008 (zoals gewijzigd bij latere besluiten waartegen geen grieven zijn aangevoerd) heeft kunnen komen dan wel anderszins heeft gehandeld in strijd met een geschreven of ongeschreven rechtsregel dan wel met een algemeen rechtsbeginsel. 6. In hoger beroep heeft appellant in essentie zijn in beroep bij de rechtbank ingenomen standpunt herhaald. Daaraan heeft appellant ter zitting van de Raad subsidiair toegevoegd dat de WAO-uitkering op grond van artikel 35, tweede lid, van de WAO per 18 oktober 2005 (met een jaar terugwerkende kracht) had dienen te worden toegekend, indien de aanvraag om hernieuwde toekenning wordt geacht eerst bij het bezwaarschrift van 18 oktober 2006 te zijn ingediend, en voorts dat er sinds de erkenning door het Uwv dat het werk bij [naam loonspuitbedrijf] is geschied in loondienst sprake is van een bijzonder geval waarin meer dan één jaar terugwerkende kracht kan worden toegekend.

7.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

7.2. Met de toekenning bij CADANS-besluit van 15 november 2002 van een WAO-uitkering wat het werk bij [naam schoonmaakbedrijf] betreft is uitgewerkt het GAK-besluit van 13 november 2001 waarbij de WAO-aanvraag wat het werk bij [naam loonspuitbedrijf] betreft buiten (verdere) behandeling is gesteld, aangezien geen (althans niet tegelijkertijd) sprake kan zijn van meer dan één (toegekende) WAO-uitkering. De door appellant in de aanloop tot het besluit op bezwaar van 18 december 2008 ingebrachte gegevens op basis waarvan het Uwv (bij dat besluit) heeft aangenomen dat er sprake was van een dienstverband met [naam loonspuitbedrijf] kunnen in het kader van artikel 4:6 van de Awb niet worden beschouwd als nieuw gebleken feiten (of veranderde omstandigheden) om reden dat die gegevens voor appellant niet nieuw waren. Immers, die gegevens waren bij appellant bekend of voorhanden zo niet reeds bij zijn uitval op 6 november 2000 dan toch ten tijde van de mededeling bij GAK-besluit van 13 november 2001 (genomen met toepassing van onder meer artikel 4:5 van de Awb) dat zijn WAO-aanvraag wat het werk bij [naam loonspuitbedrijf] betreft bij gebrek aan de aan hem gevraagde gegevens niet (verder) wordt behandeld.Van het aanmerken van het bij het bezwaarschrift van 18 oktober 2006 tevens ingediende verzoek om herziening als een eerste WAO-aanvraag wat het werk bij [naam loonspuitbedrijf] betreft, zoals appellant in hoger beroep subsidiair heeft gesteld, kan de sinds het GAK-besluit van 13 november 2001 niet (verder) behandelde WAO-aanvraag wat het werk bij [naam loonspuitbedrijf] betreft, geen sprake zijn.De Raad kan zich dan ook vinden in de aangevallen uitspraak.

8. Gelet op het vorenstaande slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient bijgevolg te worden bevestigd.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van T. Dolderman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2011.

(get.) G. van der Wiel.

(get.) T. Dolderman.

IvR


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature