Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank van Arnhem heeft de eigenaar van een onderneming veroordeeld voor dood door schuld doordat hij zijn medewerkers heeft laten rijden met een bedrijfsauto die een ernstig mankement vertoonde. Mede als gevolg van dit mankement heeft op 11 juni 2008 een ongeval plaatsgevonden met deze bedrijfsauto op de A15. Daarbij is een passagier overleden. De rechtbank overweegt dat verdachte op de hoogte was van het mankement aan de bedrijfsauto en diverse malen in aanwezigheid van verschillende medewerkers een “resetprocedure” heeft voorgedaan, zelfs terwijl de auto in rijdende toestand was. Verdachte heeft voorts ten tijde van een onderhoudsbeurt van de auto – in april 2008 – niet expliciet melding gemaakt van het mankement of zich ervan vergewist dat het verholpen was. De rechtbank is van oordeel dat op verdachte als werkgever de voortdurende verantwoordelijkheid rust voor het in goede staat verkeren van het materiaal dat door zijn werknemers wordt gebruikt. Deze verantwoordelijkheid gaat verder dan het toezien op regelmatig onderhoud van de bedrijfsauto, zeker als het gaat om een potentieel gevaarlijk mankement waar verdachte wetenschap van had. De rechtbank oordeelt dat het dodelijke ongeval op 11 juni 2008 redelijkerwijs (mede) toe te rekenen valt aan verdachte.

Uitspraak



Vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector strafrecht

Meervoudige kamer

Promis II

Parketnummer : 05/701196-10

Data zittingen : 13 augustus 2010 en 10 december 2010

Data uitspraak : 27 augustus 2010 (tussenvonnis) en 24 december 2010

Tegenspraak

In de zaak van

de officier van justitie in het arrondissement Arnhem

tegen:

naam : [verdachte],

geboren op : [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],

adres : [adres],

plaats : [woonplaats].

Raadsman : mr. B.J.P van Gils, advocaat te Tilburg.

1. De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:

1.

hij op of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 11 juni 2008, te Meteren in de gemeente Geldermalsen, en/of Roosendaal, en/of te Sint Willebrord, gemeente Rucphen, althans in Nederland, (telkens) roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig, een hem, verdachte, in eigendom toebehorend motorrijtuig (bedrijfsauto/bestelauto, merk Volkswagen , type Transporter bestel TDI, kenteken [nummer])) ter beschikking heeft gesteld aan (zijn werknemer(s)) [betrokkene 1] (als chauffeur) en/of [betrokkene 2] (bijrijder) en/of [betrokkene 3] (bijrijder), teneinde die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] en/of die [betrokkene 3] in de gelegenheid te stellen naar en/of van de plaats te rijden, waar zij in opdracht van hem, verdachte, werkzaamheden uit dienden te voeren, en/of (daarbij) als eigenaar of houder van dat motorrijtuig die [betrokkene 1] daarmee heeft laten rijden,

terwijl ingevolge artikel 5.1.1 lid 1 onder a van het voertuigreglement het de bestuurder verboden was daarmee te rijden en /of de eigenaar of houder verboden was daarmee te laten rijden, aangezien dat motorrijtuig niet deugdelijk van bouw en/of inrichting was, dan wel rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud verkeerde, immers had dat motorrijtuig een ernstig mankement aan (een deel van) de motor, dan wel de turbo, waardoor tijdens het rijden verlies van (motor)vermogen optrad en/of de snelheid en/of het acceleratievermogen van dat motorvoertuig (sterk) afnam(en),

althans terwijl hij, verdachte, wist dan wel redelijkerwijs moest weten of vermoeden, dat voormeld motorrijtuig leed aan een (ernstig) mankement aan (een deel van) de motor, dan wel de turbo, waardoor tijdens het rijden verlies van (motor)vermogen optrad en/of de snelheid en/of het acceleratievermogen van dat motorvoertuig (sterk) afnam(en)

en/of terwijl verdachte die [betrokkene 1] en/of een of meer andere (van de bovengenoemde) werknemers diverse keren, althans eenmaal had opgedragen en/of geïnstrueerd, althans had getoond en/of (door)verteld en/of voorgedaan op welke wijze dat mankement, althans dat verlies aan (motor)vermogen kon worden verholpen, althans tijdelijk kon worden verholpen, zonder dat motorrijtuig tot stilstand te brengen, (namelijk door tijdens het rijden, door middel van het linksom draaien van de contactsleutel tot aan de zogeheten aanslag, de motor van dat motorrijtuig uit te schakelen en vervolgens tijdens het rijden de motor van dat motorrijtuig opnieuw te starten door middel van het rechtsom draaien van de contactsleutel, hierna te noemen het resetten van de motor),

en/of terwijl [betrokkene 1] en/of een of meer andere (van de bovengenoemde) werknemers diverse keren in bijzijn van verdachte de motor op bovengenoemde hebben aan- en uitgezet dan wel gereset, waarbij/terwijl hij, verdachte heeft nagelaten

-dat motorrijtuig ter reparatie van dat (ernstige) mankement aan te bieden bij een reparateur of dealer en/of dit te blijven doen, totdat dat (ernstige) mankement was verholpen en/of

-te controleren of dat mankement na een of meerdere onderhoudsbeurt(en) en/of controle(s) en/of reparatie(s) (daadwerkelijk) was verholpen dan wel de gevolgen van dat mankement niet meer optraden voordat hij dat motorrijtuig weer aan zijn personeel ter beschikking stelde en/of meegaf en/of

-dat motorrijtuig uit het verkeer te nemen, althans niet (meer) te gebruiken totdat dat (ernstige) mankement was verholpen en/of

-zijn personeel, althans de bestuurder(s) van dat motorrijtuig te verbieden het (ernstige) mankement op de door hem, verdachte opgedragen en/of geïnstrueerde en/of getoonde en/of (door)vertelde manier (tijdelijk) te verhelpen,

waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest, dat

-tijdens het rijden door [betrokkene 1] op 11 juni 2010 met dat motorrijtuig op de A15 te Meteren, in de gemeente Geldermalsen, (op de terugweg van door verdachte opgedragen werkzaamheden) genoemd (ernstige) mankement aan (een deel van) de motor, dan wel de turbo, zich (wederom) heeft geopenbaard waardoor tijdens het rijden verlies van (motor)vermogen optrad en/of de snelheid en/of het acceleratievermogen van dat motorvoertuig (sterk) afnam(en), althans het verlies van motorvermogen zich heeft voorgedaan en/of

-die [betrokkene 1] bij een snelheid van ongeveer 120 kilometer per uur, in elk geval bij een aanzienlijke snelheid dat mankement, althans dat verlies aan (motor)vermogen en/of snelheid en/of acceleratievermogen (tijdelijk) heeft verholpen, althans heeft getracht (tijdelijk) te verhelpen zonder dat motorrijtuig tot stilstand te brengen, namelijk door het hiervoor omschreven resetten van de motor (namelijk door tijdens het rijden, door middel van het linksom draaien van de contactsleutel tot aan de zogeheten aanslag, de motor van dat motorrijtuig uit te schakelen en (vervolgens) de motor van dat motorrijtuig opnieuw te starten)

(en/of waarbij die [betrokkene 1] mogelijk de contactsleutel uit het contactslot van dat motorrijtuig heeft verwijderd, in elk geval waarbij de contactsleutel uit het contactslot van dat motorrijtuig is verwijderd),

ten gevolge waarvan de stuurbekrachtiging en/of de rembekrachtiging van dat motorrijtuig werd(en) uitgeschakeld en/of het stuurslot van dat motorrijtuig in werking is getreden) en/of waarbij die [betrokkene 1] de motor heeft laten afslaan en/of die motor - na het hiervoor bedoelde resetten - niet meer heeft aangekregen, tengevolge waarvan het voertuig onbestuurbaar dan wel (aanzienlijk) minder bestuurbaar werd en/of waarbij die [betrokkene 1] geen of onvoldoende controle over het voertuig heeft gehad en/of heeft behouden en/of

-die [betrokkene 1] met dezelfde, althans nagenoeg ongewijzigde snelheid op de rechter rijstrook (rijstrook 2) van die weg terecht is gekomen en (met aanmerkelijk snelheidsverschil) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met (de achterzijde van) een voor hem op die rechter rijstrook van die weg rijdend andere motorrijtuig (trekker met oplegger), en/of (vervolgens) via de rechterrijstrook (rijstrook 2) en/of de vluchtstrook van die weg de rechts naast die weg gelegen groenstrook/berm is ingereden en aldaar tot stilstand is gekomen, in elk geval een botsing of aanrijding is ontstaan tussen dat hem, verdachte, in eigendom toebehorende motorrijtuig en een op diezelfde weg rijdend ander motorrijtuig (trekker met oplegger) en/of

-die [betrokkene 3] bij die botsing of aanrijding (zeer ernstig) letsel heeft opgelopen, tengevolge waarvan die [betrokkene 3] is komen te overlijden

welke schuld al dan niet bestond uit roekeloosheid

en/of

terwijl dit misdrijf werd gepleegd tijdens de uitoefening van het beroep, namelijk als werkgever en/of opdrachtgever van die [betrokkene 1] en/of één van de bovengenoemde andere werknemers en/of als feitelijk leidinggevende van een bedrijf dat en/of onderneming die is gespecialiseerd in en/of werkzaamheden verricht met betrekking tot de aanleg, onderhoud en/of infrastructuur van

glasvezelbekabeling;

2.

hij op of omstreeks de periode van 02 januari 2008 tot en met 11 juni 2008 te Meteren, gemeente Geldermalsen, en/of te Roosendaal, en/of te Sint Willebrord, gemeente Rucphen, in elk geval in Nederland, als eigenaar of houder van een voertuig (bedrijfsauto/bestelauto) daarmee (telkens) heeft laten rijden over een of meer voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), (onder andere de A15 te Meteren in de gemeente Geldermalsen), terwijl dat voertuig niet deugdelijk van bouw of inrichting was dan wel rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud verkeerde, immers was er een (ernstig) mankement aan de motor van dat voertuig, althans aan een onderdeel van de motor van dat voertuig, althans aan de turbo van dat voertuig, waardoor tijdens het rijden (aanzienlijk) verlies van (motor)vermogen optrad en/of de snelheid en/of het acceleratievermogen van dat voertuig (sterk) afnam(en);

2. Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 13 augustus 2010 ter terechtzitting onderzocht en bij tussenvonnis van 27 augustus 2010 heropend. Ter terechtzitting van 10 december 2010 is de zaak nader onderzocht. Verdachte is telkens verschenen. Verdachte is daarbij bijgestaan door mr. B.J.P van Gils, advocaat te Tilburg.

De officier van justitie, mr. T. Feuth, heeft gevorderd dat verdachte voor hetgeen onder 1 en 2 is tenlastegelegd zal worden veroordeeld.

Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3. De beslissing inzake het bewijs

Feit 1

Vaststaande feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op 11 juni 2008 heeft op snelweg A15, ter hoogte van Geldermalsen een aanrijding plaatsgevonden tussen twee voertuigen, waaronder een Volkswagen Transporter, toebehorende aan verdachte [verdachte]. Deze bestelauto werd bestuurd door [betrokkene 1], een medewerker van het bedrijf W.B.R. Glasvezeltechniek te Sint Willebrord, waarvan verdachte eigenaar is. De aanrijding is veroorzaakt doordat [betrokkene 1] op enig moment tijdens het rijden, zonder het voertuig tot stilstand te brengen, door middel van het omdraaien van de contactsleutel de motor van het voertuig heeft uitgeschakeld en opnieuw heeft willen starten. Daardoor heeft [betrokkene 1] onvoldoende controle over het voertuig gehouden en is tegen de achterzijde van een trekker met oplegger gereden. Aan de gevolgen van de aanrijding is een inzittende van de Volkswagen Transporter overleden.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor het ongeval en de gevolgen daarvan. De handelingen van [betrokkene 1] waren het gevolg van een mankement aan de auto. Verdachte was weliswaar aanvankelijk met dit mankement bekend (en ook met de wijze waarop dit kon worden verholpen) maar wist niet, en hoefde ook niet te vermoeden, dat na de onderhoudsbeurt van het voertuig op 1 april 2008 dit mankement zich weer had voorgedaan.Verdachte mocht er op vertrouwen dat na deze onderhoudsbeurt bij de garage de auto naar behoren functioneerde. Hij heeft geen berichten of signalen ontvangen dat na deze beurt nog problemen waren opgetreden. Uit niets blijkt dat hij niet mocht vertrouwen op het vakmanschap van de medewerkers van de garage. Ook was in het geheugen van de computer van de auto geen storing opgeslagen. Verdachte heeft niet aanmerkelijk onachtzaam dan wel nalatig gehandeld en de bedrijfsbus is altijd op tijd onderhouden door de bevoegde VW -dealer. Voorts heeft verdachte het ongeval niet kunnen voorzien.

Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte enig verwijt gemaakt kan worden, dan is er nog altijd geen sprake van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Bestuurder [betrokkene 1] had een eigen verantwoordelijkheid om bij hernieuwde constatering van het probleem de bedrijfsbus veilig tot stilstand te brengen en vanuit stilstand de motor op de bekende wijze te “resetten”. Het onvoorzichtige handelen van slachtoffer [betrokkene 3], door zich liggend op de achterbank in te snoeren in de veiligheidsgordels, en van bestuurder [betrokkene 1] kan niet aan verdachte worden toegerekend aangezien hij niet heeft kunnen voorzien dat [betrokkene 1], zoals deze heeft verklaard, in paniek zou raken en de auto in het stuurslot zou schieten.. Noodzaak om de motor tijdens het rijden uit te zetten was er immers niet omdat de auto, ondanks verminderde snelheid, gewoon bleef rijden. De schuld van verdachte komt door de schuld van anderen onder druk te staan. Verdachte heeft geen opdracht gegeven te handelen zoals [betrokkene 1] heeft gedaan en hij was in de veronderstelling dat het mankement was verholpen.

De rol van verdachte in de causale keten is te gering om van enige redelijke toerekening te kunnen spreken. Het eventuele verwijt tegen verdachte is te gering om tot een bewezenverklaring van aanmerkelijke onvoorzichtigheid, onachtzaamheid of nalatigheid te komen zoals bedoeld in artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht, zodat verdachte van feit 1 dient te worden vrijgesproken.

Beoordeling van de standpunten

Verdachte is eigenaar van de eenmanszaak WBR Glasvezeltechniek in Sint Willebrord en heeft een bedrijfswagen, te weten een VW Transporter met kenteken [nummer], op zijn naam staan. Op 11 juni 2008 heeft een ongeval plaatsgevonden met deze bedrijfsauto op de A15. Daarbij is een passagier aan de gevolgen van deze aanrijding overleden. Binnen het bedrijf van verdachte was het bekend dat de auto al reeds enkele maanden een mankement vertoonde, waarvan men dacht dat het de turbo (een onderdeel van de motor) betrof. Tijdens het rijden verloor de motor plotseling aan vermogen, waardoor de snelheid terugliep. Door verdachte is, door middel van het terugdraaien van de contactsleutel en vervolgens weer starten van de motor, aan verschillende van zijn medewerkers getoond hoe het mankement verholpen kon worden. Deze procedure werd “resetten” genoemd. Dit is gezien door diverse werknemers van verdachte. Werknemer [getuige 1] heeft gezien dat verdachte deze “resetprocedure” rijdend uitvoerde terwijl hij ongeveer 100 km/u reed. Medewerker [betrokkene 1] heeft verdachte de “resetprocedure” meerdere keren zien uitvoeren. Deze procedure is nadien, zo blijkt uit deze verklaringen, door enkele medewerkers verschillende malen op identieke wijze (al rijdend) uitgevoerd.

Op 31 maart 2008 is de auto voor een grote beurt naar de dealer gegaan. Uit de stukken die door getuige-deskundige [getuige 2] ter terechtzitting d.d. 10 december 2010 zijn overgelegd - en door de rechtbank aan het dossier zijn toegevoegd - blijkt niet dat door of namens verdachte uitdrukkelijk melding is gemaakt van het mankement. Getuige-deskundige [getuige 2] heeft verklaard dat bij het maken van de telefonische afspraak vooraf al wordt gevraagd naar aandachtpunten. Deze worden aangetekend op de werkkaart. Bij het afleveren van de auto wordt deze vraag wederom gesteld. Op 3 april 2008 is de auto door verdachte zelf bij de dealer opgehaald. Door verdachte is verklaard dat hij niet uitdrukkelijk gevraagd heeft of het mankement verholpen was. Verdachte zegt, gelet op de hoogte van de rekening, hiervan te zijn uitgegaan. Door werknemer [betrokkene 1] is verklaard dat na de onderhoudsbeurt het mankement in mindere mate aanwezig was, maar niet was verholpen. Dit wordt bevestigd door werknemer [betrokkene 2]. Voorts heeft [betrokkene 1] verklaard dat hij, de eerste keer dat het mankement na de onderhoudsbeurt weer optrad, hiervan melding heeft gemaakt.

Conclusie

De rechtbank overweegt dat verdachte op de hoogte was van het mankement aan de bedrijfsauto en diverse malen in aanwezigheid van verschillende medewerkers de “resetprocedure” heeft uitgevoerd, waarbij hij dit zelfs rijdend heeft voorgedaan. Niet is gebleken dat verdachte aan zijn werknemers uitdrukkelijk de opdracht heeft gegeven bij het optreden van het mankement deze procedure uit te voeren, maar de wijze van demonstreren is door de werknemers als een instructie gezien. Uit het onderzoek ter terechtzitting en de door getuige-deskundige [getuige 2] overgelegde stukken met betrekking tot het onderhoud van de betrokken wagen, blijkt niet dat verdachte op enig moment, ook niet ten tijde van de onderhoudsbeurt van de auto op 1 april 2008, bij de garage expliciet melding heeft gemaakt van het mankement. Tevens heeft hij zich bij het weer ophalen van de auto er niet uitdrukkelijk van vergewist dat het mankement was verholpen na de onderhoudsbeurt. Vanuit verdachte zijn voorts geen instructies naar zijn personeel uitgegaan hoe op een veilige manier te handelen indien het mankement zich voor zou doen.

Dat, zoals door de verdediging is aangevoerd, het onverantwoordelijke handelen van zowel [betrokkene 1] als [betrokkene 3] niet aan verdachte is toe te rekenen, wordt, gelet op het voorgaande, door de rechtbank niet gevolgd. De rechtbank is van oordeel dat op verdachte als werkgever de voortdurende verantwoordelijkheid rust voor het in goede staat verkeren van het materiaal dat door zijn werknemers wordt gebruikt. Deze verantwoordelijkheid gaat, in het geval van de bedrijfsauto, verder dan het toezien op regelmatig onderhoud, zeker als het gaat om een potentieel gevaarlijk mankement waar verdachte nota bene wetenschap van had. Daarnaast had verdachte de “resetprocedure” niet aan zijn werknemers moeten voordoen. Indien verdachte hen op de juiste wijze zou hebben geïnstrueerd, had het ongeval op 11 juni 2008 niet, althans niet op deze wijze, plaatsgevonden. Dat verdachte wist van het voortduren van het mankement na de onderhoudsbeurt blijkt uit de ter terechtzitting d.d. 10 december 2010 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]. Deze heeft verklaard te hebben gemeld dat het mankement na de onderhoudsbeurt nog steeds bestond. De rechtbank oordeelt op grond van het voorgaande dat het dodelijke ongeval op 11 juni 2008 redelijkerwijs mede toe te rekenen valt aan verdachte.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:

hij omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 11 juni 2008, te Meteren in de gemeente Geldermalsen, en Roosendaal, en te Sint Willebrord, gemeente Rucphen, althans in Nederland telkens aanmerkelijk nalatig, een hem, verdachte, in eigendom toebehorend motorrijtuig (bedrijfsauto/bestelauto, merk Volkswagen, type Transporter bestel TDI,

kenteken [nummer])) ter beschikking heeft gesteld aan zijn werknemer [betrokkene 1] als chauffeur en [betrokkene 2] bijrijder en [betrokkene 3] bijrijder teneinde die [betrokkene 1] en die [betrokkene 2] en die [betrokkene 3] in de gelegenheid te stellen naar en van de plaats te rijden, waar zij in opdracht van hem, verdachte, werkzaamheden uit dienden te voeren,

en daarbij als eigenaar of houder van dat motorrijtuig die [betrokkene 1] daarmee heeft laten rijden,

terwijl hij, verdachte, wist dat voormeld motorrijtuig leed aan een ernstig mankement aan een

deel van de motor, waardoor tijdens het rijden verlies van motorvermogen optrad en de snelheid en het acceleratievermogen van dat motorvoertuig sterk afnamen

en terwijl verdachte die [betrokkene 1] en andere werknemers diverse keren, had getoond en voorgedaan op welke wijze dat mankement, althans dat verlies aan (motor)vermogen kon worden verholpen, althans tijdelijk kon worden verholpen, zonder dat motorrijtuig tot stilstand te brengen, namelijk door tijdens het rijden, door middel van het linksom draaien van de

contactsleutel tot aan de zogeheten aanslag, de motor van dat motorrijtuig uit te schakelen en vervolgens tijdens het rijden de motor van dat motorrijtuig opnieuw te starten door middel van het rechtsom draaien van de contactsleutel, hierna te noemen het resetten van de motor,

terwijl hij, verdachte heeft nagelaten

-dat motorrijtuig ter reparatie van dat ernstige mankement aan te bieden bij een reparateur of dealer en dit te blijven doen, totdat dat ernstige mankement was verholpen en

-te controleren of dat mankement na een onderhoudsbeurt daadwerkelijk was verholpen dan wel de gevolgen van dat mankement niet meer optraden voordat hij dat motorrijtuig weer aan zijn personeel ter beschikking stelde en meegaf en

-dat motorrijtuig uit het verkeer te nemen, althans niet meer te gebruiken totdat dat ernstige mankement was verholpen en

-zijn personeel, althans de bestuurders van dat motorrijtuig te verbieden het ernstige mankement op de door hem, verdachte getoonde manier tijdelijk te verhelpen,

waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest, dat

-tijdens het rijden door [betrokkene 1] op 11 juni 2008 met dat motorrijtuig op de A15 te Meteren, in de gemeente Geldermalsen op de terugweg van door verdachte opgedragen werkzaamheden genoemd ernstige mankement aan een deel van de motor, zich wederom heeft geopenbaard waardoor tijdens het rijden verlies van motorvermogen optrad en de snelheid en het acceleratievermogen van dat motorvoertuig afnamen, althans het verlies van motorvermogen zich heeft voorgedaan en

-die [betrokkene 1] bij een snelheid van ongeveer 120 kilometer per uur, in elk geval bij een aanzienlijke snelheid dat mankement, althans dat verlies aan motorvermogen en snelheid en acceleratievermogen heeft getracht tijdelijk te verhelpen zonder dat motorrijtuig tot stilstand te brengen, namelijk door het hiervoor omschreven resetten van de motor namelijk door tijdens het rijden, door middel van het linksom draaien van de contactsleutel tot aan de zogeheten aanslag, de motor van dat motorrijtuig uit te schakelen en vervolgens de motor van dat motorrijtuig opnieuw te starten

ten gevolge waarvan de stuurbekrachtiging en/of de rembekrachtiging van dat motorrijtuig werden uitgeschakeld en waarbij die [betrokkene 1] de motor heeft laten afslaan en - na het

hiervoor bedoelde resetten - niet meer heeft aangekregen, tengevolge waarvan het voertuig onbestuurbaar dan wel aanzienlijk minder bestuurbaar werd en waarbij die [betrokkene 1] geen of onvoldoende controle over het voertuig heeft behouden en

-die [betrokkene 1] met dezelfde, althans nagenoeg ongewijzigde snelheid op de rechter rijstrook (rijstrook 2) van die weg terecht is gekomen en is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met de achterzijde van een voor hem op die rechter rijstrook van die weg rijdend andere motorrijtuig trekker met oplegger, en vervolgens via de rechterrijstrook (rijstrook 2) en de vluchtstrook van die weg de rechts naast die weg gelegen groenstrook/berm is ingereden en aldaar tot stilstand is gekomen, in elk geval een botsing of aanrijding is ontstaan tussen dat hem, verdachte, in eigendom toebehorende motorrijtuig en een op diezelfde weg rijdend ander motorrijtuig trekker met oplegger

en

-die [betrokkene 3] bij die botsing of aanrijding (zeer ernstig) letsel heeft opgelopen, tengevolge waarvan die [betrokkene 3] is komen te overlijden

en

terwijl dit misdrijf werd gepleegd tijdens de uitoefening van het beroep, namelijk als werkgever van die [betrokkene 1] en de bovengenoemde andere werknemers en als feitelijk leidinggevende van een bedrijf dat werkzaamheden verricht met betrekking tot de aanleg, onderhoud en infrastructuur van glasvezelbekabeling.

Feit 2

Vaststaande feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

In de periode vanaf januari 2008 tot 11 juni 2008 heeft verdachte zijn medewerkers door Nederland laten rijden in een op zijn naam gestelde bedrijfsauto. Van deze bedrijfsauto was bekend was dat er een mankement aan de motor was.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat in de stukken, in het bijzonder het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse weliswaar gesproken wordt van onvoldoende staat van onderhoud van de auto doordat de noodloopsituatie vaker optrad, maar dat wordt niet onderbouwd door nadere technische gegevens met betrekking tot eerdere “resethandelingen”. Voorts blijkt uit de bij de dealer aanwezige documentatie over het onderhoud van de auto niet dat sprake was van een aantoonbaar mankement. Op dit punt ontbreekt een rapport van een onafhankelijke autodeskundige, zodat onvoldoende wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake was van “onvoldoende staat van onderhoud” zoals bedoeld in het destijds geldende Voertuigreglement en dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.

Beoordeling van de standpunten

Op 11 juni 2008 is met de bedrijfsbus van verdachte een aanrijding geweest doordat tijdens het rijden door de bestuurder, [betrokkene 1], met de contactsleutel de motor is uitgezet. Deze handelwijze was, als tijdelijke oplossing voor een bij verdachte en zijn medewerkers bekend mankement aan de bedrijfsauto, algemeen bekend binnen het bedrijf van verdachte. Verdachte heeft de bedrijfsbus op 31 maart 2008 bij de dealer afgeleverd of laten afleveren en niet is gebleken dat bij het maken van de afspraak voor de onderhoudsbeurt of tijdens het brengen van de bus is gesproken over het mankement aan de auto. Getuige [getuige 2] heeft duidelijk uiteengezet wat hierbij de werkwijze is en de rechtbank ziet geen aanleiding te veronderstellen dat het anders is geweest nu dit niet door de verdediging is weersproken.

Getuige [betrokkene 1] heeft op 12 juni 2008 verklaard dat hij en zijn collega’s al zes maanden rijden met een auto die defect is.

Op 3 april 2008 is de factuur van de onderhoudsbeurt opgemaakt en is de bedrijfsbus door verdachte opgehaald. Niet gebleken is dat door verdachte vervolgens navraag is gedaan naar het mankement dat voorheen speelde. Door verdachte is ter terechtzitting verklaard dat hij er op vertrouwde dat het mankement verholpen was toen hij de bedrijfsbus ophaalde. Getuige [betrokkene 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat in de periode tussen 3 april 2008 en het ongeval op 11 juni 2008 ongeveer vijf keer het mankement weer is opgetreden en dat hij dit na de eerste keer dat het weer voorkwam, heeft gemeld. Ook getuige [betrokkene 2], die ten tijde van de aanrijding op 11 juni 2008 pas anderhalve week bij het bedrijf van verdachte werkte, heeft verklaard dat hij heeft waargenomen dat de bus een aantal keren vertraagde.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat in de periode vanaf januari 2008 de bedrijfsbus van verdachte duidelijk een mankement vertoonde en dat verdachte (en enkele van zijn werknemers) hiervan wetenschap hadden. Uit niets is gebleken dat verdachte, toen de bedrijfsbus voor onderhoud werd weggebracht, erop heeft toegezien dat specifiek op het mankement gericht onderzoek zou worden verricht. Voorts heeft hij zich er ook niet van vergewist dat het probleem zich nadien niet meer voordeed. Verdachte heeft geen instructies aan zijn werknemers gegeven hoe te handelen indien het weer voor zou komen. Getuige [betrokkene 1] heeft gemeld dat het mankement, ook na de onderhoudsbeurt, nog bestond en verdachte heeft vervolgens niets ondernomen.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:

hij omstreeks de periode van 02 januari 2008 tot en met 11 juni 2008 te Meteren, gemeente Geldermalsen, en te Roosendaal, en te Sint Willebrord, gemeente Rucphen, in elk geval in Nederland, als eigenaar of houder van een voertuig bedrijfsauto/bestelauto daarmee telkens heeft laten rijden over een of meer voor het openbaar verkeer openstaande wegen, onder andere de A15 te Meteren in de gemeente Geldermalsen terwijl dat voertuig niet deugdelijk van bouw of inrichting was dan wel rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud verkeerde, immers was er een ernstig mankement aan de motor van dat voertuig, althans aan een onderdeel van de motor van dat voertuig, waardoor tijdens het rijden verlies van motorvermogen optrad en de

snelheid en het acceleratievermogen van dat voertuig sterk afnamen

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 1:

Aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn, terwijl het misdrijf wordt gepleegd in de uitoefening van enig beroep

Ten aanzien van feit 2:

Overtreding van het bepaalde bij artikel 5, eerste lid aanhef en onder a van het Voertuigreglement

De feiten zijn strafbaar.

5. De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.

6. De motivering van de sanctie(s)

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van feit 1 wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een geldboete van € 2.500,00 subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 9 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie houdt bij zjin eis rekening met de ouderdom van de feiten en, ten aanzien van feit 1, het eigen aandeel van de inzittenden van de auto.

Standpunt van de verdediging

Naar het oordeel van de verdediging dient verdachte te worden vrijgesproken en kan er geen sprake van strafoplegging zijn.

Beoordeling van de standpunten

Verdachte heeft als werkgever een zorgplicht ten aanzien van zijn werknemers. Hij heeft hen laten rijden met een bedrijfsauto die een ernstig mankement vertoonde. Dat vraagt om extra alertheid van zijn zijde als eigenaar en tevens werkgever. Indien verdachte bovendien niet had voorgedaan hoe de storing (provisorisch) verholpen kon worden, had het ongeluk wat daarop volgde voorkomen kunnen worden. De rechtbank acht het voordoen van een handeling als deze, vooral in een rijdende auto, en het nalaten zorg te dragen dat de bedrijfsbus gerepareerd zou worden, zeer laakbaar. Voorts stelt de rechtbank vast dat ter terechtzitting d.d. 10 december 2010 door getuige-deskundige [getuige 2] en verdachte is verklaard dat bij reparatie en onderhoud vervangend vervoer voorhanden was, zodat voor verdachte geen noodzaak bestond om zijn werknemer(s) met deze auto door te laten rijden.

Bij de beslissing ten aanzien van de straf, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 9 november 2010. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ouderdom van de zaak en het eigen aandeel dat bestuurder [betrokkene 1] in de oorzaak van het ongeval heeft gehad, en waarvoor hij ook is veroordeeld. Ook de omstandigheden waaronder het slachtoffer [betrokkene 3] bij het ongeval is komen te overlijden heeft de rechtbank uitdrukkelijk bij haar oordeel betrokken.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank oplegging van een geldboete ten aanzien van feit 1 niet passend. Voorts ziet de rechtbank, nu verdachte niet zelf als bestuurder is opgetreden, geen aanleiding een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen op te leggen.

7. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 23, 24, 24c, 62, 91 en 307 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 10 van het Voertuigreglement .

8. De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:

Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

o Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde ten aanzien van feit 1 tot het verrichten van een werkstraf gedurende 120 (honderdtwintig) uren.

Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.

De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.

Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.

Stelt deze vervangende hechtenis vast op 60 (zestig) dagen.

o Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde ten aanzien van feit 2 tot betaling van een geldboete van € 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 10 dagen hechtenis.

Aldus gewezen door:

mr. H.T. Wagenaar, als voorzitter,

mr. P.C. Quak, rechter,

mr. H.T.L.M. Moerings, rechter,

in tegenwoordigheid van E. Terlouw-Boeijink, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 december 2010.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature