Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Poging tot diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen en overtreding van de wet wapens en munitie, bewijsverweer mbt aanwezigheid vuurwapen.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16.600964-10 en 02.077034-09 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 december 2010

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [1983] te [geboorteplaats],

gedetineerd voor deze zaak in het Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht,

raadsman mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 november 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte

1. [slachtoffer] heeft bedreigd met een pistool

2. een pistool voorhanden heeft gehad

3. zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal of heling van een fiets van het merk Gazelle.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd met een alarmpistool en baseert zich daarbij op de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat er een alarmpistool is gevonden in een rieten mand op de kamer van verdachte, terwijl vaststaat dat verdachte na het incident met [slachtoffer] thuis is geweest. De officier van justitie voert voorts aan dat de verklaring van getuige [getuige 1] niet betrouwbaar is, omdat deze verklaring pas in een zeer laat stadium is afgelegd en eerst nadat de getuige op het kantoor van de raadsman is geweest. De officier van justitie acht voorts bewezen dat verdachte het alarmpistool voorhanden heeft gehad en dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de Gazellefiets, omdat deze fiets gestolen bleek en is gevonden in de schuur waar verdachte de zeggenschap over had.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het feit dat verdachte [slachtoffer] met een alarmpistool heeft bedreigd. De raadsman heeft aangevoerd dat er niets is dat de verklaring van [slachtoffer] op dit punt ondersteunt. De raadsman weerspreekt dat de getuigenverklaring van [getuige 1] niet betrouwbaar zou zijn en wijst erop dat het de gangbare procedure is om een getuige op kantoor te ontvangen en te vragen wat hij kan vertellen over de feiten voordat hij vraagt om een getuigenverhoor en dat daaruit niet kan worden afgeleid dat de getuige door hem zou zijn beïnvloed. Ten aanzien van feit 2 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot feit 3 stelt de raadsman dat uit niets blijkt dat verdachte de fiets gestolen heeft of dat hij een gestolen fiets heeft gebruikt.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

Uit het dossier komt op basis van de aangifte van [slachtoffer], de verklaring van verdachte en de getuigenverklaring van [getuige 1] duidelijk naar voren dat er op 26 september 2010 te IJsselstein een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen [slachtoffer] en verdachte. Niet kan worden bewezen dat verdachte bij deze confrontatie [slachtoffer] heeft bedreigd met een vuurwapen. [slachtoffer] heeft dit weliswaar verklaard, maar op dit punt wordt zijn verklaring niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Verdachte is in de buurt van het incident aangehouden en tijdens het onderzoek aan zijn kleding werd geen op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen. De getuigen [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] die bij het incident aanwezig waren verklaren dat zij niets hebben gezien. Het enkele aantreffen van een vuurwapen in de woning waar verdachte verblijft, rechtvaardigt niet de conclusie dat verdachte dit vuurwapen eerder die dag heeft gebruikt tijdens zijn confrontatie met [slachtoffer]. [slachtoffer] stelt dat het gaat om een zwart pistool, met een lange dunne loop, met een gaatje in de voorkant van de loop. Verdachte stelt dat er in zijn vuurwapen juist een kruis zichtbaar is in de loop. De in het dossier aanwezige foto’s geven op dit punt geen uitsluitsel. Het vuurwapen is na inbeslagname niet getoond aan aangever. De rechtbank zal verdachte daarom van feit 1 vrijspreken.

Wel kan bewezen worden dat verdachte een vuurwapen voorhanden heeft gehad. De politie heeft op 26 september 2010 bij haar doorzoeking van de woning in IJsselstein waar verdachte verblijft, de woning van zijn oma, in een rieten mandje bovenop de kapstok in de hal van deze woning een zwart pistool aangetroffen. Nader onderzoek door een vuurwapenexpert van de technische recherche heeft uitgewezen dat het hier gaat om een gaspistool van het merk UMAREX, type Browning. Dit gaspistool is een vuurwapen van als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie . Verdachte heeft bekend dat dit vuurwapen van hem is.

Bij genoemde doorzoeking heeft de politie ook gekeken in de berging en in de tuin van de woning waar verdachte verblijft en daarbij, net buiten die tuin, een herenfiets van het merk Gazelle aangetroffen. Deze fiets was voorzien van een axa -slot dat open was, terwijl de sleutel ontbrak. Na navraag bij het informatieknooppunt van de politie blijkt dat deze fiets ongeveer een week eerder is gestolen. De rechtbank overweegt dat op grond hiervan niet bewezen kan worden dat het verdachte is, die de fiets gestolen heeft. Verdachte zelf verklaart dat de betreffende fiets van een vriend van hem is, die hem tegen het hek heeft aangezet. Hij verklaart niet te hebben geweten dat het om een gestolen fiets gaat. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte een gestolen fiets heeft verworven, voorhanden gehad of heeft overgedragen, gelet op het feit dat de fiets buiten de tuin stond van de woning waar verdachte verblijft. Ook van dit feit (primair en subsidiair) zal verdachte daarom worden vrijgesproken.

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op 26 september 2010 te IJsselstein een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen in de vorm van een pistool, merk Umarex, type Browning, voorhanden heeft gehad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

5.1 De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.

Feit 2: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III.

5.2 De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat in het geval de oplegging van een ISD-maatregel aan de orde zou zijn, hiervoor geen plaats is omdat een stevig adviesrapport over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van deze maatregel ontbreekt. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat volstaan kan worden met een vrijheidsstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Tenslotte heeft de raadsman gesteld dat verdachte niet is gewezen op zijn recht om tijdens de verhoren bij de politie te worden bijgestaan door een raadsman en dat dit een onherstelbaar vormverzuim oplevert op grond waarvan strafvermindering dient te volgen.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft een alarmpistool voorhanden gehad. Hoewel dit niet een vuurwapen van het gevaarlijkste soort betreft, is het voorhanden hebben van een dergelijk wapen in Nederland verboden. Verdachte wist dit ook. Uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 12 oktober 2010 betreffende de verdachte blijkt dat verdachte al eerder, in 2006, voor het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III is veroordeeld. De rechtbank zal verdachte daarom een zwaardere straf opleggen.

De rechtbank is van oordeel dat de aan door de raadsman aangehaalde jurisprudentie geen recht kan worden ontleend op rechtsbijstand van verdachte tijdens de politieverhoren. Dit betekent dat geen sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim. Strafvermindering op grond daarvan is dan ook niet aan de orde.

De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van drie feiten. Nu de rechtbank slechts één feit (feit 2) bewezen acht, valt de straf die zij verdachte oplegt lager uit dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voor dit feit noodzakelijk en passend.

7 De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van twee weken gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis d.d. 20 juli 2010 van de politierechter te Breda ten uitvoer zal worden gelegd.

De raadsman heeft zich verzet tegen de tenuitvoerlegging van deze vordering. Hij heeft gesteld dat uit het uittreksel justitiële documentatie van 4 augustus 2010 blijkt dat deze straf reeds ten uitvoer is gelegd.

De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Het is de rechtbank niet gebleken dat verdachte genoemde straf al heeft uitgezeten. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

8 De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 851,50 voor feit 1.

De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen, na matiging van deze vordering tot een bedrag van € 666,50 aan materiele en immateriële schadevergoeding.

De raadsman heeft de niet-ontvankelijkverklaring van de vordering bepleit.

Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.

De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

9 Het beslag

9.1 De onttrekking aan het verkeer

Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen wapen is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.

Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot dit voorwerp.

Verder blijkt dat dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan

in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

9.2 De bewaring ten behoeve van de rechthebbende

De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen fiets, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.

10 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14g, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van de onder 1. en 3. primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde onder 2. bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twee weken;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

Vordering tenuitvoerlegging

- gelast dat de voorwaardelijke straf van de politierechter te Breda, die bij vonnis d.d. 20 juli 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02.077034-09, geheel ten uitvoer zal worden gelegd, te weten twee weken gevangenisstraf;

Beslag

- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: een wapen, kleur zwart, BROWNING GPDA 9 inclusief houder;

- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een fiets, BATAVUS weekend;

Benadeelde partij

- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering;

- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. J. Ebbens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Scheffer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 december 2010.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature